Besluit ex artikel 32 Wet buitengewoon pensioen 1940-1945

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Besluit van 23 januari 1948, tot uitvoering van artikel 32 der Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Staatsblad 1947, No. H 313)

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken van 9 December 1947, afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers, no. 6411;

Gelet op de artikelen 3 en 32, vierde lid, van de "Wet buitengewoon pensioen 1940-1945" (Staatsblad 1947, no. H 313);

Gezien de adviezen van de Buitengewone Pensioenraad en de Stichting 1940-1945;

De Raad van State gehoord (advies van 6 Januari 1948, no. 25);

Gezien het nader rapport van voornoemde Ministers van 9 Januari 1948, no. 64505, afdeling Maatschappelijke Zorg II Bureau 4;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

de gepensioneerde: degene, aan wie pensioen is verleend krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1986, 575);

pensioen: het buitengewoon pensioen, verleend ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945.

Artikel 2

  • 1 In de eerste helft van elke maand zendt de Sociale verzekeringsbank aan de Stichting 1940 -1945 een opgave van de over die maand uit te betalen pensioensbedragen.

  • 2 De Stichting 1940 -1945 draagt er zorg voor, dat deze pensioensbedragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór het einde van de betrokken maand aan of ten behoeve van de rechthebbenden worden betaalbaar gesteld.

Artikel 3

De Stichting 1940-1945 zendt uiterlijk binnen twee maanden na de maand, waarop de in de eerste zin van het vorig artikel bedoelde opgave betrekking heeft, aan de Sociale verzekeringsbank de stukken, waaruit, ten genoegen van de Sociale verzekeringsbank dient te blijken, dat de rechthebbenden het pensioen hebben ontvangen en daarvoor kwijting hebben gegeven.

Artikel 4

De voor de betaling van pensioenen benodigde gelden worden op verzoek van de Sociale verzekeringsbank aan een door deze aan te wijzen comptabele bij voorschot uit 's Rijks schatkist verstrekt.

De Sociale verzekeringsbank draagt door het verlenen van voorschotten zorg, dat de Stichting 1940-1945 tijdig beschikt over voor de betaling toereikende gelden.

Volgens door Onze Minister na overleg met Onze Minister van Financiën, vast te stellen voorschriften worden de verstrekte voorschotten verrekend.

Artikel 5

  • 1 Indien de gepensioneerde hiertoe schriftelijk aan de Sociale verzekeringsbank de wens te kennen geeft, kan het pensioen in afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, gehoord de Stichting 1940-1945, door de Sociale verzekeringsbank betaalbaar worden gesteld.

  • 2 Voorts wordt het pensioen door de Sociale verzekeringsbank betaalbaar gesteld, indien de gepensioneerde buiten het Rijk in Europa woonachtig is, tenzij de gepensioneerde schriftelijk aan de Sociale verzekeringsbank de wens te kennen geeft het pensioen door bemiddeling van de Stichting 1940-1945 te ontvangen. In laatstgenoemd geval is het bepaalde in de voorafgaande artikelen van toepassing.

Artikel 6

De controle op het in leven zijn van de gepensioneerde en op de verdere omstandigheden, die het betaalbaar stellen van de pensioenen kunnen beïnvloeden, geschiedt op een wijze door de Sociale verzekeringsbank te bepalen.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na die der dagtekening van het Staatsblad, waarin het geplaatst is.

Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën en van Sociale Zaken zijn, ieder voor zoveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State, aan de Algemene Rekenkamer en aan de Buitengewone Pensioenraad.

Amsterdam, 23 Januari 1948

WILHELMINA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

WITTEMAN.

De Minister van Financiën,

P. LIEFTINCK.

De Minister van Sociale Zaken,

W. DREES.

Uitgegeven de zeventiende Februari 1948.

De Minister van Justitie,

J. H. VAN MAARSEVEEN.