Wet van 25 januari 1951, houdende een regeling met betrekking tot de toekenning van
vergoedingen aan publiekrechtelijke en met een publiekrechtelijk lichaam gelijkgestelde
lichamen ter zake van schaden tengevolge van de oorlog en de bezetting
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om een wettelijke regeling
te treffen met betrekking tot de toekenning van vergoedingen aan publiekrechtelijke
en met een publiekrechtelijk lichaam gelijkgestelde lichamen ter zake van schaden
tengevolge van de oorlog en de bezetting;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: