Artikel 1
[Regeling vervallen per 31-10-2007]
De voorzitters, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, de plaatsvervangende leden,
de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de grondkamers alsmede
de griffier en de plaatsvervangende griffiers van de Centrale Grondkamer zullen, elk
naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid alvorens in bediening te treden, de
eed (belofte) afleggen:
"Dat zij getrouw zullen zijn aan de Koning, en de Grondwet zullen onderhouden en nakomen.
Dat zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel, tot het verkrijgen
hunner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets hebben gegeven of beloofd noch
zullen geven of beloven.
Dat zij nimmer enige giften of geschenken zullen aannemen of ontvangen van enig persoon,
welke zij weten of vermoeden enige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke hun
ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen.
Dat zij zich noch directelijk of indirectelijk over enige door hen behandelde aangelegenheid,
of die zij weten of vermoeden, dat door hen behandeld zal worden, in enig bijzonder
onderhoud of gesprek zullen inlaten met partijen of derzelver advocaten, procureurs
of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen
zullen aannemen.
Dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien
van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening van hun bediening gedragen
zoals brave en eerlijke ambtenaren betaamt".
Artikel 6
[Regeling vervallen per 31-10-2007]
De voorzitter en de leden van de grondkamer en hun plaatsvervangers alsmede de leden
en de plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer ontvangen van de secretaris
onderscheidenlijk de griffier de nodige kennisgeving van de zittingen en andere bijeenkomsten,
waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 31-10-2007]
Betreffende zaken aan de behandeling waarvan zij deelnemen, kunnen de voorzitter en
de leden van de grondkamer en hun plaatsvervangers alsmede de leden en plaatsvervangende
leden van de Centrale Grondkamer de processtukken ter secretarie onderscheidenlijk
ter griffie berustende, te hunnen huize ontvangen tegen ontvangstbewijs.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 31-10-2007]
Ieder lid of plaatsvervangend lid van een grondkamer of van de Centrale Grondkamer,
die weet, dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is gehouden deze aan het
college, waarin hij zitting heeft, op te geven.
Artikel 21
[Regeling vervallen per 31-10-2007]
De voorzitter, de leden en de secretaris van de grondkamer alsmede de voorzitter,
de leden en de griffier van de Centrale Grondkamer zullen zich ter zitting onthouden
van uitingen, waarin zij van hun persoonlijke gevoelen ten opzichte van de aanhangige
zaak of van het standpunt van één der partijen doen blijken.