Wet van 2 augustus 1962, houdende de inwerkingtreding van de Algemene wet inzake de
douane en de accijnzen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene wet inzake
de douane en de accijnzen in werking te doen treden en enige in de accijnswetgeving
en andere wetten voorkomende bepalingen aan te passen aan die wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: