Besluit berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen

[Regeling vervallen per 09-03-2007.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2003 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-07-1967 t/m 08-03-2007

Besluit van 27 juni 1967, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 19 en artikel 26 van de Liquidatiewet ongevallenwetten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 13 juni 1967, nr. 57777, Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Sociale Verzekering, Afdeling Algemene Zaken;

Gelet op artikel 19 en artikel 26 van de Liquidatiewet ongevallenwetten;

De Raad van State gehoord (advies van 21 juni 1967, nr. 60);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 26 juni 1967, nr. 58107, Directoraat-Generaal voor Sociale Voorzieningen, Directie Sociale Verzekering, Afdeling Algemene Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepaling

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

§ 2. Aanspraken krachtens artikel 17 van de Liquidatiewet ongevallenwetten

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Voor de berekening der contante waarde, betrekking hebbend op gevallen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten, worden deze gevallen onderscheiden in:

  • a. gevallen, waarin de uitkering op de dag, voorafgaande aan de liquidatiedatum, anders dan voorlopig is vastgesteld;

  • b. gevallen, waarin de uitkering op de dag, voorafgaande aan de liquidatiedatum, voorlopig is vastgesteld en op dit tijdstip ten minste 2 jaar is verstreken sedert het ongeval plaatsvond;

  • c. gevallen, waarin de uitkering op de dag, voorafgaande aan de liquidatiedatum, voorlopig is vastgesteld en waarin op dat tijdstip minder dan 2 jaar is verstreken sedert het ongeval plaatsvond, doch die een zodanig blijvend karakter hebben, dat de mate van ongeschiktheid tot werken als definitief kan worden beschouwd;

  • d. de overige gevallen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Voor de berekening der contante waarde, betrekking hebbend op gevallen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten, worden deze gevallen onderscheiden in:

  • a. gevallen, die op de dag, waarop een jaar na het ongeval is verstreken, een zodanig blijvend karakter hebben, dat de mate van ongeschiktheid tot werken als definitief kan worden beschouwd;

  • b. de overige gevallen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in artikel 2, wordt vastgesteld per de liquidatiedatum.

  • 2 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in artikel 3, wordt vastgesteld per de dag, waarop een jaar na het ongeval is verstreken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in artikel 2, onder a, b en c, onderscheidenlijk artikel 3, onder a, omvat de per de datum, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderscheidenlijk de dag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken, met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op eerderbedoelde datum, onderscheidenlijk dag, aanspraak zou hebben gehad.

  • 2 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in artikel 2, onder d, onderscheidenlijk artikel 3, onder b, omvat de per de datum liggende een jaar na de datum, onderscheidenlijk de dag, bedoeld in artikel 4, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken - met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op de datum, onderscheidenlijk de dag, bedoeld in artikel 4, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, aanspraak zou hebben gehad -, vermeerderd met de uitkeringen, welke aan de betrokkene krachtens artikel 7, eerste lid, tot aan eerstbedoelde datum zijn verstrekt.

  • 3 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in artikel 4, derde lid, omvat de per 1 juli 1969 op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken - met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op de in artikel 4, derde lid, bedoelde datum aanspraak zou hebben gehad - vermeerderd met de uitkeringen, welke aan de betrokkene krachtens artikel 7, eerste lid, tot aan eerstgenoemde datum zijn verstrekt.

  • 4 De contante waarde, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt voor zover het ongeval, waarop de aanspraak betrekking heeft, plaatsvond vóór 1 januari 1958, verhoogd met het percentage, waarmede de uitkering werd verhoogd krachtens de Wet compensatie premie Algemene Ouderdomswet ongevallenrentetrekkers (Stb. 1957, 223).

  • 5 Indien de betrokkene vóór het in het tweede of derde lid bedoelde tijdstip per hetwelk de toekomstige uitkering op contante basis wordt berekend, herstelt of overlijdt, omvat de contante waarde de uitkeringen, welke aan de betrokkene krachtens artikel 7, eerste lid, zijn verstrekt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De rekenrente voor de berekening van de contante waarde, bedoeld in het voorgaande artikel, wordt bepaald op 5%.

  • 2 De duur der in het voorgaande artikel bedoelde toekomstige uitkering wordt, onverminderd het bepaalde in het volgende lid, geacht overeen te stemmen met een levensduur, welke wordt afgeleid van de gemiddelde sterftekansen volgens de tabel, die krachtens het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 26 juni 1962, nr. 3294, werd gebruikt bij de opstelling van de wetenschappelijke balans van het Ongevallenfonds voor anders dan voorlopig vastgestelde renten ingevolge artikel 16 van de Ongevallenwet 1921.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt voor gevallen, bedoeld in artikel 2, onder b en d, artikel 3, onder b, en artikel 4, derde lid, waarin met redelijke waarschijnlijkheid is te voorzien, dat de uitkering wegens herstel binnen afzienbare tijd zou zijn beëindigd, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken, de in het tweede lid bedoelde duur beperkt tot aan de verwachte datum van herstel.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Gedurende de periode, die verstrijkt tussen het tijdstip per hetwelk volgens artikel 4 de contante waarde wordt vastgesteld en het tijdstip, per hetwelk volgens artikel 5, tweede of derde lid, in de in die leden bedoelde gevallen de uitkering op contante basis wordt berekend, worden - indien en voor zolang de betrokkene aanspraak op uitkering zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken - door het in artikel 23, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten bedoelde uitvoeringsorgaan aan hem maandelijkse uitkeringen verstrekt, welke overeenstemmen met de uitkering, waarop hij alsdan aanspraak zou hebben gehad, met dien verstande, dat de maandelijkse uitkeringen niet hoger zijn dan de uitkering, waarop hij op eerstbedoeld tijdstip aanspraak zou hebben gehad.

  • 2 Gedurende de periode, die verstrijkt tussen het tijdstip, per hetwelk volgens artikel 5 de uitkering op contante basis wordt berekend, en het tijdstip van uitbetaling van de afkoopsom, bedoeld in § 4, worden door het in artikel 23, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten bedoelde uitvoeringsorgaan aan de betrokkene voorschotten verstrekt overeenstemmende met de in het eerste lid bedoelde maandelijkse uitkeringen.

§ 3. Aanspraken krachtens artikel 18 van de Liquidatiewet ongevallenwetten

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Voor de berekening der contante waarde, betrekking hebbend op gevallen als bedoeld in artikel 18 van de Liquidatiewet ongevallenwetten, worden deze gevallen onderscheiden in:

  • a. gevallen, waarin tussen de datum, waarop het ongeval plaatsvond en de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene 65 jaar wordt, ten minste 2 jaar is verstreken;

  • b. gevallen, waarin tussen de datum, waarop het ongeval plaatsvond en de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene 65 jaar wordt, minder dan 2 jaar is verstreken, doch die een zodanig blijvend karakter hebben, dat de mate van ongeschiktheid tot werken als definitief kan worden beschouwd;

  • c. de overige gevallen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De contante waarde in de gevallen, bedoeld in het voorgaande artikel, wordt vastgesteld per de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene 65 jaar wordt.

  • 2 De contante waarde in de gevallen, bedoeld onder a en b van het voorgaande artikel, omvat de op het in het eerste lid bedoelde tijdstip op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gemaakt, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken, met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen, voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op eerderbedoeld tijdstip aanspraak zou hebben gehad.

  • 3 De contante waarde in de gevallen, bedoeld onder c van het voorgaande artikel, omvat de per een datum liggende 2 jaar na de datum van het ongeval op contante basis berekende toekomstige uitkering, waarop de betrokkene aanspraak zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet waren ingetrokken - met dien verstande, dat die uitkering niet in aanmerking wordt genomen voor zover zij hoger zou zijn geweest dan de uitkering, waarop de betrokkene op de in het eerste lid bedoelde dag aanspraak zou hebben gehad - vermeerderd met de uitkeringen, welke tot aan eerstbedoelde datum op grond van artikel 11, eerste lid, aan de betrokkene zou zijn verstrekt.

  • 4 Indien de betrokkene vóór de in het voorgaande lid eerstbedoelde datum, per welke de toekomstige uitkering op contante basis wordt berekend, herstelt of overlijdt, omvat de contante waarde de uitkeringen, welke op grond van artikel 11, eerste lid, aan de betrokkene zijn verstrekt.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De rekenrente voor de berekening van de contante waarde, bedoeld in het voorgaande artikel, wordt bepaald op 5%.

  • 2 Indien de ontwikkeling van de rentestand daartoe aanleiding geeft, kan Onze Minister wijziging brengen in het in het voorgaande lid genoemde percentage.

  • 3 De duur der in het voorgaande artikel bedoelde toekomstige uitkering wordt, onverminderd het bepaalde in het volgende lid, geacht overeen te stemmen met een levensduur, welke wordt afgeleid van de gemiddelde sterftekansen volgens de tabel, die krachtens het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 26 juni 1962, nr. 3294, werd gebruikt bij de opstelling van de wetenschappelijke balans van het Ongevallenfonds voor anders dan voorlopig vastgestelde renten ingevolge artikel 16 van de Ongevallenwet 1921.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt, voor gevallen, bedoeld in artikel 8, onder c, waarin met redelijke waarschijnlijkheid is te voorzien, dat de uitkering wegens herstel binnen afzienbare tijd zou zijn beëindigd, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken, de in het derde lid bedoelde duur beperkt tot aan de verwachte datum van herstel.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Gedurende de periode, die verstrijkt tussen het tijdstip, per hetwelk volgens artikel 9, eerste lid, de contante waarde wordt vastgesteld, en het tijdstip, per hetwelk volgens artikel 9, derde lid, in de in dat lid bedoelde gevallen de uitkering op contante basis wordt berekend, worden - indien en voor zolang de betrokkene aanspraak op uitkering zou hebben gehad, indien de ongevallenwetten niet zouden zijn ingetrokken - door het in artikel 23, tweede lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten bedoelde uitvoeringsorgaan aan hem maandelijkse uitkeringen verstrekt, welke overeenstemmen met de uitkering, waarop hij alsdan aanspraak zou hebben gehad, met dien verstande, dat de maandelijkse uitkeringen niet hoger zijn dan de uitkering, waarop hij op eerstbedoeld tijdstip aanspraak zou hebben gehad.

§ 4. De afkoopsom

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 De afkoopsom wordt gelijkgesteld aan de op grond van de voorgaande paragrafen berekende contante waarde.

  • 2 De betaling van de afkoopsom vindt plaats op of zo spoedig mogelijk na het tijdstip, per hetwelk volgens de artikelen 5 en 9, tweede en derde lid, de uitkering op contante basis wordt berekend.

  • 3 Op het uit te betalen bedrag worden in mindering gebracht:

    • a. de ingevolge artikel 7, eerste lid, of artikel 11, eerste lid, verstrekte maandelijkse uitkeringen;

    • b. de ingevolge artikel 7, tweede lid, of artikel 11, tweede lid, verstrekte voorschotten.

  • 4 Indien tussen het tijdstip, bedoeld in het tweede lid en het tijdstip van uitbetaling van de afkoopsom meer dan een maand verloopt, wordt over het bedrag van de afkoopsom, na vermindering met de uitkeringen, bedoeld in het derde lid, onder a, en met verstrekte voorschotten, bedoeld in het derde lid, onder b, een rente vergoed van 5% 's jaars van het eerstgenoemde tijdstip af. Ten aanzien van het in de vorige volzin genoemde percentage is het bepaalde bij of krachtens artikel 10, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die, waarop het in het Staatsblad is geplaatst, en werkt terug tot 1 juli 1967.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 27 juni 1967

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

B. ROOLVINK.

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1967.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.