Besluit van 20 juni 1974, houdende nadere regelen met betrekking tot de bezoldiging,
het overwerk en de vakantie van leraren belast met het theoretisch onderwijs aan de
Rijksluchtvaartschool
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 maart 1974, nr.
P 21325, Directie Personeelszaken en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van
18 april 1974, nr. AB74/446, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie
Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;
Overwegende, dat het wenselijk is gebleken de bezoldiging van leraren bij de directie
Rijksluchtvaartschool van de Rijksluchtvaartdienst, belast met het theoretisch onderwijs
aan die school, alsmede hun aanspraken met betrekking tot vergoeding van overuren
en tot vakantie nader te regelen;
Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929, op artikel 3, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement alsmede op artikel 3, eerste lid van het Arbeidsovereenkomstenbesluit;
De Raad van State gehoord (advies van 8 mei 1974, nr. 14);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1974,
P 74/P 23067, Directie Personeelszaken en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken
van 13 juni 1974, nr. AB 74/919, Directoraat-Generaal Overheidspersoneelsbeleid, Directie
Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;
Hebben goedgevonden en verstaan: