Wet van 8 januari 1975, tot uitvoering van het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland
van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat er aanleiding is om voorzieningen te treffen
tot uitvoering van het op 15 november 1965 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag
inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke
stukken in burgerlijke en in handelszaken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: