Besluit van 7 maart 1985, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur
als bedoeld in artikel 31a, vijfde lid, van de Wet op de ondernemingsraden 1985
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 november
1984, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden, Directie Bijzondere
Vraagstukken van Arbeidsverhoudingen, nr. BVA/84/4963/M&O;, gedaan mede namens Onze
Minister van Justitie;
Gelet op artikel 31a, vijfde lid, van de Wet op de ondernemingsraden, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 7 december 1983 (Stb. 1983, 663);
De Raad van State gehoord (advies van 12 februari 1985, No. W12.84.0727/12.5.06);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
van Justitie van 25 februari 1985, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden,
Nr. ABA/BVA/85/785/M&O;
Hebben goedgevonden en verstaan: