Inkomensbesluit IOAW

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2002 en zichtdatum 01-03-2004.
Geldend van 01-07-2002 t/m 02-07-2002

Besluit van 24 december 1986, houdende regels met betrekking tot het inkomen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 november 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/SV/VV/SVV/86/09223;

Gelet op artikel 7, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Stb. 1986, 565);

De Raad van State gehoord (advies van 15 december 1986, no. W12.86.0590);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 december 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/SV/VV/SVV/86/10863;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 2. Inkomensbestanddelen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

§ 2.1. Inkomen uit arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de toepassing van de wet wordt onder inkomen uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven verstaan:

  • a. opbrengst van arbeid;

  • b. winst uit bedrijf en zelfstandig uitgeoefend beroep.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt niet als opbrengst van arbeid beschouwd:

    • a. een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, voor zover deze niet wordt gedekt door stortingen van de werknemer;

    • b. een uitkering op grond van de verplichte verzekering van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566), de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Stb. 1986, 562);

    • c. een aanvulling op de in onderdeel b genoemde uitkeringen;

    • d. een bedrag tot € 135,42 per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal € 246,12 per maand, beide voorzover de belanghebbende uitkering ontvangt en behoort tot een categorie van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de wet niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35, vijfde lid, of 36, tweede lid, van de wet;

    • e. een bedrag tot € 135,42 per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal € 246,12 per maand, beide voorzover de belanghebbende uitkering ontvangt en behoort tot een categorie van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2002, 125, datum inwerkingtreding 06-07-2002, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2002.

1 Onder opbrengst van arbeid als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt, voor zover bedoelde arbeid in dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64) wordt verricht, verstaan het loon in de zin van die wet.

2 In afwijking van het eerste lid wordt niet als opbrengst van arbeid beschouwd:

  • a. een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, voor zover deze niet wordt gedekt door stortingen van de werknemer;

  • b. een uitkering op grond van de verplichte verzekering van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566), de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492) en een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet (Stb. 1986, 562);

  • c. een aanvulling op de in onderdeel b genoemde uitkeringen;

  • d. een bedrag tot € 136,46 per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal € 249,08 per maand, beide voorzover de belanghebbende uitkering ontvangt en behoort tot een categorie van personen voor wie een of meer van de verplichtingen bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de wet niet gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 35, vijfde lid, of 36, tweede lid, van de wet;

  • e. een bedrag tot € 136,46 per maand, alsmede de helft van het meerdere tot een maximum van in totaal € 249,08 per maand, beide voorzover de belanghebbende uitkering ontvangt en behoort tot een categorie van personen die overeenkomstig een verordening van het gemeentebestuur om redenen van medische of sociale aard is aangewezen op het verrichten van arbeid in deeltijd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Onder opbrengst van arbeid als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, worden, voor zover bedoelde arbeid wordt verricht in dienstbetrekking doch niet in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verstaan de gelden en alle andere voordelen welke als beloning voor die arbeid worden genoten.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt niet als opbrengst van arbeid beschouwd een uitkering wegens derving van looninkomen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Onder opbrengst van arbeid wordt tevens verstaan een financiële tegemoetkoming op grond van de Wet financiering loopbaanonderbreking.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 2 Indien de berekening van de in het eerste lid bedoelde winst leidt tot een negatief bedrag, wordt die winst op nihil gesteld.

§ 2.2. Inkomen in verband met arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Voor de toepassing van de wet wordt onder inkomen in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven verstaan:

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder pensioenregeling verstaan:

    • a. een regeling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit en ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en van hun minderjarige kinderen en pleegkinderen door middel van pensioen;

    • b. een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingevolge het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering aangewezen regeling.

§ 3. Bepaling van het inkomen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Het inkomen uit of in verband met arbeid wordt in de maand waarover aanspraak op uitkering wordt gemaakt vastgesteld op het bedrag dat de werkloze werknemer en de echtgenoot over die maand verwerven of redelijkerwijs geacht kunnen worden te verwerven.

  • 2 Indien op grond van artikel 21, tweede lid, van de wet de uitkering over een kortere periode dan een maand wordt uitbetaald worden het inkomen en de uitkering eerst per maand vastgesteld, waarna de uitkering over een kortere periode naar evenredigheid wordt vastgesteld.

  • 3 Indien aannemelijk is dat een inkomensbestanddeel geen juiste maatstaf biedt voor de bepaling van het in het eerste lid bedoelde inkomen, wordt dat bestanddeel per maand vastgesteld op 1/3 onderscheidenlijk 1/12 van het bedrag, dat over drie maanden onderscheidenlijk een jaar is verworven.

  • 4 Indien winst als bedoeld in artikel 6, eerste lid wordt genoten, wordt het daaruit voortvloeiende inkomensbestanddeel per maand vastgesteld op 1/12 van de winst, genoten over het kalenderjaar of het niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar, voorafgaand aan de maand waarover aanspraak op uitkering wordt gemaakt.

  • 5 Indien de toepassing van de leden 1 tot en met 4, gelet op het tijdstip van verwerving van een inkomensbestanddeel, tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, bepalen burgemeester en wethouders op welke periode dat inkomensbestanddeel geacht moet worden betrekking te hebben en hoe dit geacht moet worden over deze periode te zijn verdeeld.

§ 4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In afwijking van artikel 3, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, wordt de eenmalige uitkering op grond van artikel XV van de Wet premieheffing over uitkeringen (Stb. 1986, 639) niet als opbrengst van arbeid onderscheidenlijk als inkomen in verband met arbeid beschouwd.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1987.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit kan worden aangehaald als Inkomensbesluit IOAW.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 24 december 1986

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. de Koning

Uitgegeven de dertigste december 1986

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes