Wet van 24 december 1987, houdende het achterwege laten van de herziening van het
wettelijk minimumloon, van de uitkeringen krachtens een aantal sociale zekerheidswetten
en van een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige andere wetten per 1 januari
1988 en per 1 juli 1988
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, in verband met de terugdringing
van de werkloosheid alsook de beperking van de collectieve uitgaven en van het financieringstekort,
om de herziening van het wettelijk minimumloon, van de uitkeringen krachtens een aantal
sociale zekerheidswetten en van een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige
andere wetten per 1 januari 1988 en per 1 juli 1988 achterwege te laten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: