Besluit van 24 februari 1988, houdende de wijze van vaststelling van de wiskundige
reserve bedoeld in artikel N 6 en van de tijd bedoeld in artikel N 9 van de Spoorwegpensioenwet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 22 september 1987, nr.
AW87/U791, Directoraat-Generaal Management en Personeelsbeleid, Directie Arbeidsvoorwaarden,
Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Gelet op de artikelen N 7 en N 10 van de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1986, 541);
Gehoord de Raad van toezicht bedoeld in artikel L 2 en de wiskundig adviseur bedoeld
in artikel L 14 van de Spoorwegpensioenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1987, nr. WO4.87.0506);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 4 februari 1988,
nr. AW87/1052, Directoraat-Generaal Management en Personeelsbeleid, Directie Arbeidsvoorwaarden,
Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
Hebben goedgevonden en verstaan: