Stcrt. 2015, 47716, datum inwerkingtreding 01-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-09-2015.
Werkt terug tot en met 15:15 uur.
1 De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel
van betaling van de door hem verschuldigde inkomstenbelasting in gevallen als bedoeld
in artikel 25, achtste lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is
gesteld. Het schriftelijk verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege:
-
a. in geval van emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese
Unie;
-
b. in geval van geconserveerd inkomen als bedoeld in artikel 2.8, vierde, vijfde, zesde
of zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarbij de verkrijger van de aandelen
of winstbewijzen een natuurlijk persoon is die woont in een andere lidstaat van de
Europese Unie;
-
c. ingeval de belastingschuldige woont in een andere lidstaat van de Europese Unie en
de inkomstenbelasting is verschuldigd door de toepassing van artikel 7.5, vierde,
vijfde, onderscheidenlijk zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarbij
de verwervende of verkrijgende vennootschap in een andere lidstaat van de Europese
Unie is gevestigd, onderscheidenlijk de verplaatsing van de werkelijke leiding geschiedt
naar een andere lidstaat van de Europese Unie.
3 De ontvanger kan voorwaarden stellen aan het verlenen van uitstel van betaling of
aan het voortzetten daarvan in situaties als bedoeld in het zevende tot en met tiende
lid, waaronder begrepen voorwaarden die betrekking hebben op het door de belastingschuldige:
-
a. gedurende de looptijd van het uitstel jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden
aannemelijk maken dat hij recht heeft op gehele of gedeeltelijke voortzetting van
het uitstel;
-
b. jaarlijks aan de ontvanger verstrekken van informatie over zijn actuele adres en werkelijke
verblijfplaats.
4 Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige stemt de ontvanger in met aanpassing
van de gestelde zekerheid voor zover het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting
waarvoor uitstel van betaling is verleend, is verminderd. Indien de belastingschuldige
zijn woonplaats verplaatst van een staat buiten de Europese Unie naar een lidstaat
van de Europese Unie, stemt de ontvanger in met intrekking van de gestelde zekerheid.
5 Het uitstel wordt verleend voor onbepaalde tijd.
6 De ontvanger beëindigt het uitstel:
-
a. ingeval aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen worden
vervreemd in de zin van de artikelen 4.12 of 4.16, eerste lid, onderdelen a tot en
met g, i of j, tweede lid, derde lid of vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001: voor zover het uitstel aan deze aandelen of winstbewijzen kan worden toegerekend;
-
b. ingeval de vennootschap waarin de belastingschuldige de aandelen of winstbewijzen
houdt, reserves aan de belastingschuldige heeft uitgedeeld: voor het bedrag, bedoeld
in artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de wet;
-
c. in geval van een teruggaaf van wat op aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid
in een fonds voor gemene rekening is gestort dan wel van wat door houders van winstbewijzen
is gestort of ingelegd: voor zover het uitstel aan deze teruggaaf kan worden toegerekend.
7 Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kan in geval van een vervreemding
in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel 3.55 van de Wet inkomstenbelasting
2001, een splitsing als bedoeld in artikel 3.56 van die wet of een fusie als bedoeld
in artikel 3.57 van die wet, het uitstel worden voortgezet, in welk geval de aandelen
in of de winstbewijzen van de verkrijgende vennootschap voortaan worden geacht aan
het verleende uitstel ten grondslag te liggen.
8 Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende kan in geval van een vervreemding in
de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdelen e of f, van de Wet inkomstenbelasting
2001 of wegens een verdeling van een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap binnen
twee jaren na het overlijden van de erflater onderscheidenlijk na de ontbinding van
de huwelijksgemeenschap het uitstel worden voortgezet. Ingeval de belastingaanslag
inkomstenbelasting betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van
artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het
uitstel van betaling echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel kan worden
toegerekend aan het vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting
2001 in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger
in Nederland zouden hebben gewoond ten tijde van de overgang.
9 Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kan in geval van een vervreemding
in de zin van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inkomstenbelasting
2001 het uitstel worden voortgezet voor het gedeelte dat betrekking heeft op de nog
tot het vermogen van de belastingschuldige behorende aandelen of winstbewijzen.
10 Ingeval aandelen of winstbewijzen die aan het uitstel ten grondslag liggen worden
geschonken kan op gezamenlijk schriftelijk verzoek van de belastingschuldige en de
verkrijger van die aandelen of winstbewijzen, het uitstel van betaling worden voortgezet
voor het gedeelte dat betrekking heeft op die aandelen of winstbewijzen, mits de verkrijger
reeds gedurende de 36 maanden die onmiddellijk voorafgaan aan het tijdstip van de
schenking in dienstbetrekking is van de vennootschap waarop de aandelen of winstbewijzen
direct of indirect betrekking hebben. Ingeval de belastingaanslag inkomstenbelasting
betreft ter zake van geconserveerd inkomen door de toepassing van artikel 4.16, eerste
lid, onderdeel h, van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan het uitstel van betaling
echter niet worden voortgezet voor zover het uitstel kan worden toegerekend aan het
vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17c van de Wet inkomstenbelasting 2001
in aanmerking zou zijn genomen wanneer zowel de belastingschuldige als de verkrijger
in Nederland zou hebben gewoond ten tijde van de schenking.
11 Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, achtste lid, onderdelen
a, b of c, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld
schriftelijk in kennis.
12 Indien de belastingschuldige niet voldoet aan de voorwaarden die de ontvanger aan
het verlenen of voortzetten van het uitstel van betaling heeft gesteld, of aan de
overige verplichtingen van dit artikel, kan de ontvanger het uitstel van betaling
intrekken.
13 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een lidstaat van de Europese Unie mede
verstaan: Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.