Instelling Commissie Onderzoek Financieringsstelsel Waterbeheer

[Regeling vervallen per 01-05-2004.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2003 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-10-1990 t/m 30-04-2004

Instelling Commissie Onderzoek Financieringsstelsel Waterbeheer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Overwegende, dat in de derde Nota waterhuishouding (Kamerstukken 1988–1989, 21 250 nrs. 1–2) als einddoel voor het pakket Financieringsstructuur is vermeld: ‘de financieringsstructuur is afgestemd op de integrale aanpak van het waterbeheer door middel van de watersysteembenadering’ (hoofdstuk 5.5.4., pakket 14);

  • dat uit de ingekomen commentaren op de derde Nota waterhuishouding instemming met dit einddoel blijkt;

  • dat met betrekking tot de financiering van het (integrale) waterbeheer knelpunten worden gesignaleerd (De financiering van het waterbeheer – een inventarisatie van knelpunten, DBW/Riza en Advies en ondersteuning milieubeheer Amsterdam, november 1988);

  • dat deze knelpunten voor een deel samenhangen met de (taak)afbakeningsproblemen binnen het waterbeheer en tussen het waterbeheer en andere beleidsterreinen (natuurbeheer, landinrichting, milieubeheer, ruimtelijke ordening);

  • dat de knelpunten op het terrein van het waterkwaliteitsbeheer voor een deel ook zijn terug te voeren op het financieringsstelsel als zodanig (heffingsgrondslagen, belastbare feiten, verschillende bronnen, opzet rijksheffing etc.);

  • dat één van de grootste knelpunten is, dat in de komende jaren steeds meer uitgaven in de sfeer van het waterkwaliteitsbeheer moeten worden gedaan, waarvoor niet rechtstreeks veroorzakers tot betaling kunnen worden geroepen; dat dit de taakafbakeningsproblemen vergroot;

  • dat in dit verband ondermeer in de derde Nota waterhuishouding de gedachte is geopperd van een gedeeltelijke financiering van het waterkwaliteitsbeheer op basis van het belang bij een goede waterkwaliteit (de zogenoemde waterkwaliteitsomslag);

  • dat hierbij is aangegeven; dat alvorens tot besluitvorming kan worden overgegaan een nadere analyse noodzakelijk is;

  • dat andere knelpunten zijn gelegen in de financiering van typisch integrale waterbeheersmaatregelen als herstelmaatregelen, functiegericht beheer van taluds, oevers en buitendijkse gebieden, het tegengaan van verdrogingen en – mede in verband met dit laatste – in het beperkte bestedingsdoel van de grondwaterheffing ingevolge de Grondwaterwet;

  • dat tenslotte het huidige heffingenstelsel van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO) gericht is op een deel van de verontreiniging van de oppervlaktewateren met afvalstoffen, verontreinigende en schadelijke stoffen en bijvoorbeeld diffuse bronnen buiten de heffing blijven;

  • dat in de concept-nota ‘De verontreinigingsheffing rijkswateren in de toekomst’ (26 maart 1990) mede in dit verband de behoefte is geuit aan onderzoek naar een eenvoudiger WVO-heffingenstelsel (bijv. koppeling van de stoffen en bijvoorbeeld diffuse bronnen buiten de heffing blijven;

  • dat in de concept-nota ‘De verontreinigingsheffing rijkswateren in de toekomst’ (26 maart 1990) mede in dit verband de behoefte is geuit aan onderzoek naar een eenvoudiger WVO-heffingenstelsel (bijvoorbeeld koppeling van de heffing aan de vergunning) en naar eventuele invoering van leges voor vergunningverlening in het waterbeheer door het Rijk;

  • dat mede uit het oogpunt van integraal waterbeheer voorop moet staan, dat bij de financiering van de diverse componenten van het waterbeheer zoveel mogelijk een samenhangende systematiek wordt gevolgd;

  • dat bij de financiering van het waterbeheer naast het Rijk in het bijzonder de provincies en de waterschappen direct betrokken zijn;

  • dat het gewenst is, dat door een commissie, gevormd uit de direct en meest betrokken overheden, onderzoek wordt gedaan naar mogelijkheden voor een financieringsstelsel passend bij integraal waterbeheer;

Besluit:

[Regeling vervallen per 01-05-2004]

  • I In te stellen de Commissie Onderzoek Financieringsstelsel Waterbeheer.

  • II Deze commissie op te dragen:

    • a. onderzoek te doen naar mogelijkheden voor de ontwikkeling van een samenhangend financieringsstelsel passend bij integraal waterbeheer, zoals aangegeven in de derde Nota waterhuishouding en rekening houdend met de ontwerp-Waterschapswet;

    • b. terzake aanbevelingen te doen en voor 1 juli 1991 aan de Minister van Verkeer en Waterstaat te rapporteren.

  • III De commissie als volgt samen te stellen:

    • -

      voorzitter drs. P. Zevenbergen (burgemeester van Bergen op Zoom);

    leden

    • -

      ir. J.H. Jansen (plv. hoofd hoofdafdeling Water van de Hoofddirectie van de Waterstaat);

    • -

      drs. V.W.J. van den Bergen (hoofd afdeling Wateremissies, directie Drinkwater, Water, Bodem van het Directoraat-Generaal voor Milieubeheer);

    • -

      mr. H.R. van Woerden (hoofd afdeling Juridische Zaken van de Hoofddirectie van de Waterstaat);

    • -

      mr. F.M.J. Steijvers (gedeputeerde van Friesland);

    • -

      ir. P. Hellinga (hoofd Afdeling Waterstaatszaken provincie Zuid-Holland);

    • -

      ir. K. Slijkhuis (hoofd afdeling Waterhuishouding en Landinrichting provincie Limburg);

    • -

      mevr. ir. J.M. Leemhuis-Stout (dijkgraaf Hoogheemraadschap van Schieland);

    • -

      mr. H. van Brink (secretaris zuiveringsschap Oostelijk Gelderland);

    • -

      mr. C. Th. Smit (algemeen directeur Unie van Waterschappen);

      projectsecretariaat

    • -

      ir. G. Verwolf – secretaris (hoofd afdeling Waterbeleid van de Hoofddirectie van de Waterstaat);

    • -

      mr. H.J.M. Havekes – secretaris (bureau Unie van Waterschappen);

    • -

      ing. R. Goud – adj. secretaris (Dienst Binnenwateren/RIZA Rijkswaterstaat).

  • IV Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt in werking met ingang van 1 oktober 1990.

's-Gravenhage, 4 oktober 1990

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J.R.H. Maij-Weggen