Wet van 28 oktober 1991, houdende tijdelijke voorziening met betrekking tot de wettelijke
minimumloonaanspraken van werknemers die gelijktijdig arbeid verrichten en onderricht
ontvangen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van de werkloosheidsbestrijding
wenselijk is een tijdelijke voorziening te treffen met betrekking tot de aanspraken
op het wettelijk minimumloon van werknemers die gelijktijdig arbeid verrichten en
onderricht ontvangen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: