Invoeringswet Wet op de accijns

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2004.
Geldend van 01-01-1992 t/m heden

Wet van 19 december 1991, houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de Wet op de accijns

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inwerkingtreding van de Wet op de accijns te regelen, de wetten inzake de heffing van de accijnzen in te trekken en voorts de wetten waarin naar laatstbedoelde wetten wordt verwezen alsmede de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen en de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan te passen aan de bepalingen van de Wet op de accijns;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XII

De navolgende wetten worden ingetrokken:

Artikel XIII

  • 1 De bepalingen van de bij artikel XII ingetrokken wetten blijven van toepassing met betrekking tot feiten die leiden tot de verschuldigdheid van accijns of de verplichting tot voldoening van accijns die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 1992 en met betrekking tot strafbare feiten die hebben plaatsgevonden vóór die datum.

  • 2 De artikelen 108, 109 en 110 van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen blijven van toepassing met betrekking tot bezwaren inzake accijnzen als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van die wet voor zover de dag waarop de toepassing van het tarief van de accijnzen bekend is geworden of de dagtekening van de uitnodiging, de mededeling of de beschikking is gelegen vóór 1 januari 1992.

  • 3 Hoofdstuk VIII van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen blijft van toepassing met betrekking tot beroepschriften inzake administratieve boete voor zover de dag waarop degene die de boete heeft belopen schriftelijk daarvan in kennis is gesteld, is gelegen vóór 1 januari 1992.

  • 4 Hoofdstuk IX van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen alsmede artikel LIX van de Invoeringswet Invorderingswet 1990 blijven van toepassing met betrekking tot de invordering van betalingen die verschuldigd zijn geworden vóór 1 januari 1992.

Artikel XIV

  • 1 Op grond van de in artikel XII bedoelde wetten verleende vergunningen of goedkeuringen voor het vervaardigen van accijnsgoederen, voor het opslaan van accijnsgoederen onder krediet voor de accijns of voor het opslaan van accijnsgoederen zonder verschuldigdheid van de accijns, alsmede op grond van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen verleende vergunningen voor een accijnsentrepot, worden tot wederopzegging aangemerkt als krachtens de Wet op de accijns verleende vergunningen voor een accijnsgoederenplaats.

  • 2 Op grond van de in artikel XII bedoelde wetten en op grond van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen gestelde zekerheden inzake de vervaardiging of de opslag van accijnsgoederen, worden aangemerkt als op grond van de Wet op de accijns gestelde zekerheden.

  • 3 De inspecteur onderzoekt vóór 1 januari 1993 of de plaatsen waarvan de in het eerste lid bedoelde vergunning of goedkeuring ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voldoen aan de bij of krachtens de Wet op de accijns gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats.

Artikel XV

  • 1 Op grond van de in artikel XII bedoelde wetten verleende vergunningen voor het betrekken of afleveren van goederen met vrijstelling van accijns, worden tot wederopzegging aangemerkt als bij of krachtens hoofdstuk V van de Wet op de accijns verleende vergunningen.

  • 2 De inspecteur onderzoekt vóór 1 januari 1993 of degenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een bij of krachtens hoofdstuk V van de Wet op de accijns verleende vergunning, voldoen aan de bij of krachtens de Wet op de accijns gestelde voorwaarden voor de afgifte van de laatstbedoelde vergunning.

Artikel XVI

In afwijking in zoverre van artikel 1, artikel 7 en de artikelen 52 tot en met 55 van de Wet op de accijns, wordt de accijns van bier met ingang van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1992 geheven met toepassing van de artikelen XVII tot en met XXI.

Artikel XVII

De accijns van bier wordt geheven ter zake van het hier te lande vervaardigen en van de invoer van bier.

Artikel XVIII

  • 1 De accijns waaraan het hier te lande vervaardigde bier is onderworpen, wordt berekend naar het aantal hectolitergraden wort van het brouwsel en bedraagt per hectolitergraad wort:

    • a. voor de eerste 800 000 hectolitergraden f 9,19;

    • b. voor de hectolitergraden boven 800 000 f 10,28.

  • 2 Indien aan het eind van het kalenderjaar blijkt dat het aantal hectolitergraden wort in dat jaar een hoeveelheid van 90 000 niet heeft overschreden, bedraagt de accijns in afwijking van het eerste lid, per hectolitergraad wort f 8,69 en vindt herrekening plaats. De inspecteur stelt het aan de brouwer terug te geven bedrag bij beschikking vast.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, worden bepaald dat het in het tweede lid vermelde tarief reeds bij de aanvang van het kalenderjaar toepassing vindt.

  • 4 Het aantal hectolitergraden wort is het produkt van de hoeveelheid wort bij een temperatuur van 17,5 °C en het verschil tussen de dichtheid van het wort en de dichtheid van zuiver water, beide bij die temperatuur. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in hectoliters, met verwaarlozing van gedeelten van een hectoliter. Het verschil in dichtheid wordt uitgedrukt in graden in tienden nauwkeurig, met verwaarlozing van gedeelten van een tiende graad. Iedere graad vertegenwoordigt een honderdste gedeelte van de dichtheid van zuiver water bij een temperatuur van 17,5 °C.

  • 5 Het aantal hectolitergraden wort wordt uitgedrukt in een geheel getal, met verwaarlozing van gedeelten van een hectolitergraad.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt in aanmerking genomen het aantal hectolitergraden wort van de brouwsels die in dezelfde brouwerij in een kalenderjaar zijn vervaardigd.

  • 7 Indien de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor bier de brouwerij slechts gedurende een gedeelte van een kalenderjaar in werking heeft gehad, wordt het in het eerste en tweede lid vermelde aantal hectolitergraden wort voor dat jaar naar evenredigheid verminderd.

Artikel XIX

  • 1 De accijns waaraan het bier dat wordt ingevoerd is onderworpen, wordt berekend naar het aantal hectolitergraden bier.

  • 2 De accijns voor bier dat wordt ingevoerd op fles bedraagt per hectolitergraad bier f 10,50.

  • 3 In afwijking van het tweede lid bedraagt de accijns voor bier op fles, dat afkomstig is van een brouwerij waarvan in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 950 000 hectolitergraden bier is ingevoerd anders dan met vrijstelling, f 10,21 per hectolitergraad bier.

  • 4 De accijns voor bier dat wordt ingevoerd anders dan op fles bedraagt per hectolitergraad bier f 9,90.

  • 5 In afwijking van het vierde lid bedraagt de accijns voor bier anders dan op fles, dat afkomstig is van een brouwerij waarvan in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 950 000 hectolitergraden bier is ingevoerd anders dan met vrijstelling, f 9,67 per hectolitergraad bier.

  • 6 In afwijking van het tweede tot en met het vijfde lid bedraagt de accijns voor bier dat afkomstig is van een brouwerij die in het voorafgaande kalenderjaar een totale jaarproduktie had van niet meer dan 90 000 hectolitergraden wort:

    • a. voor bier op fles f 9,65 per hectolitergraad bier;

    • b. voor bier anders dan op fles f 9,14 per hectolitergraad bier.

  • 7 Het aantal hectolitergraden bier is het produkt van de hoeveelheid ingevoerd bier en het verschil tussen de dichtheid van het wort waaruit dat bier is vervaardigd en de dichtheid van zuiver water, beide bij een temperatuur van 17,5 °C. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in hectoliters in honderdsten nauwkeurig, met verwaarlozing van gedeelten van een honderdste hectoliter. Het verschil in dichtheid wordt uitgedrukt in graden in tienden nauwkeurig, met verwaarlozing van gedeelten van een tiende graad. Iedere graad vertegenwoordigt een honderdste gedeelte van de dichtheid van zuiver water bij een temperatuur van 17,5 °C.

  • 8 Het aantal hectolitergraden bier wordt uitgedrukt in een geheel getal, met verwaarlozing van gedeelten van een hectolitergraad.

  • 10 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de uitvoering.

Artikel XX

  • 1 De accijns van bier dat hier te lande wordt vervaardigd, wordt verschuldigd op het tijdstip gelegen direct na het koken van het wort.

  • 2 De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats voor bier doet, in afwijking van artikel 19 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor het einde van de maand aangifte van het in de voorafgaande maand vervaardigde aantal hectolitergraden wort en van het aantal hectolitergraden wort dat is gebezigd voor de bereiding van het bier dat in die maand is afgeleverd met vrijstelling van accijns, is uitgevoerd en is teloorgegaan.

  • 3 Op de over een maand verschuldigde accijns wordt in mindering gebracht de accijns over het bier dat in dezelfde maand met vrijstelling van accijns is afgeleverd, is uitgevoerd en is teloorgegaan.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de berekening van het aantal hectolitergraden wort dat is gebezigd voor de bereiding van het bier dat is afgeleverd met vrijstelling van accijns, is uitgevoerd en is teloorgegaan.

Artikel XXI

Tot 1 januari 1993 wordt een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor bier uitsluitend verleend ten behoeve van de vervaardiging van bier.

Artikel XXII

  • 1 De artikelen XVI tot en met XX blijven na 31 december 1992 van toepassing met betrekking tot feiten die leiden tot de verschuldigdheid van accijns of de verplichting tot voldoening van accijns voor zover die hebben plaatsgevonden in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1992 en met betrekking tot strafbare feiten die hebben plaatsgevonden in die periode.

  • 2 De houder van een accijnsgoederenplaats voor bier doet uiterlijk 7 januari 1993 aangifte van de bij de aanvang van 1 januari 1993 in zijn accijnsgoederenplaats aanwezige hoeveelheid al dan niet bewerkte wort en van de hoeveelheid wort die is gebezigd voor de bereiding van de op dat tijdstip aanwezige hoeveelheid bier, uitgedrukt in hectolitergraden wort. Artikel XX, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Op de na 31 december 1992 ter zake van de uitslag van bier te betalen accijns wordt in mindering gebracht de accijns die over de in het tweede lid bedoelde hoeveelheid verschuldigd is of reeds voldaan is.

Artikel XXIII

  • 1 De hoeveelheid wijn die bij de aanvang van 1 januari 1992 aanwezig is in een kredietbergplaats voor wijn als bedoeld in artikel 59 van het Besluit accijns van alcoholhoudende stoffen (Stb. 1963, 252) wordt aangemerkt als te zijn uitgeslagen uit de kredietbergplaats en te zijn ingeslagen in de accijnsgoederenplaats van de handelaar.

  • 2 De rekening van de handelaar als bedoeld in artikel 69 van dat besluit wordt voor de in het eerste lid bedoelde hoeveelheid gezuiverd.

Artikel XXIV

  • 1 Houders van accijnsgoederenplaatsen voor wijn doen uiterlijk 7 januari 1992 aangifte van de bij de aanvang van 1 januari 1992 in hun accijnsgoederenplaats aanwezige hoeveelheden wijn onderscheiden naar wijn met een alcoholgehalte van niet meer dan 12%vol, meer dan 12 doch niet meer dan 15%vol, en meer dan 15%vol.

  • 2 Ter zake van de uitslag van wijn vanaf 1 januari 1992 blijft tot de ingevolge het eerste lid aangegeven hoeveelheden de heffing van accijns per 0,1%vol als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Wet op de accijns achterwege.

Artikel XXV

  • 1 Branders, distillateurs van de eerste klasse en houders van kredietbergplaatsen als bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 2, van de Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen doen uiterlijk 7 januari 1992 aangifte van de bij de aanvang van 1 januari 1992 in hun kredietpanden aanwezige hoeveelheid alcoholhoudende stoffen.

  • 2 De aangifte wordt gedaan in liters absolute alcohol bij een temperatuur van 20°C.

  • 3 De inspecteur sluit de rekening die hij houdt met de brander, distillateur van de eerste klasse of houder van de kredietbergplaats af overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk I, afdeling 5, van de Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen. De in het eerste lid bedoelde aangifte wordt aangemerkt als een peilbewijs in de zin van de vorenbedoelde afdeling 5.

  • 5 De aan het eind van 31 december 1991 volgens de afsluiting van de rekening aanwezige hoeveelheid alcoholhoudende stoffen, met inbegrip van de eventueel bevonden overmaat, wordt aangemerkt als te zijn uitgeslagen uit het kredietpand van de brander, distillateur van de eerste klasse, of houder van een kredietbergplaats en te zijn ingeslagen in zijn accijnsgoederenplaats. Ter zake van deze uitslag wordt de rekening gezuiverd.

Artikel XXVI

  • 1 Op grond van hoofdstuk I, afdeling 2, onderafdeling 2, en hoofdstuk IV van de Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen verleende bewijzen van goedkeuring tot het voorhanden hebben van een distilleertoestel in een distilleerderij van de tweede klasse onderscheidenlijk verleende vergunningen tot het voorhanden hebben en vervaardigen van een distilleertoestel, worden tot wederopzegging aangemerkt als op grond van artikel 90 van de Wet op de accijns verleende vergunningen.

  • 2 De inspecteur onderzoekt vóór 1 januari 1993 of degenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunning of goedkeuring ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een op grond van artikel 90 van de Wet op de accijns verleende vergunning, voldoen aan de krachtens artikel 90 van de Wet op de accijns voor de afgifte van de laatstbedoelde vergunning gestelde voorwaarden.

Artikel XXVII

  • 1 Fabrikanten van parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten aan wie een vergunning is verleend als bedoeld in de Beschikking aflopend krediet voor de accijns van alcoholhoudende stoffen (Stcrt. 1967, 213) doen uiterlijk 7 januari 1992 aangifte van de bij de aanvang van 1 januari 1992 in hun fabriek aanwezige hoeveelheid alcoholhoudende stoffen.

  • 2 In de aangifte wordt een onderscheid gemaakt naar:

    • a. de hoeveelheid waarvoor de accijns op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt reeds is voldaan;

    • b. de hoeveelheid waarvoor op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt nog aflopend krediet wordt genoten.

  • 3 De inspecteur verleent teruggaaf van de accijns over de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde hoeveelheid.

  • 4 De inspecteur verleent afschrijving van accijns over de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde hoeveelheid.

  • 5 De inspecteur stelt het bedrag van de teruggaaf en het bedrag van de afschrijving vast bij beschikking.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels voor de uitvoering van de teruggaaf worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat de teruggaaf naar forfaitaire maatstaven geschiedt.

Artikel XXVIII

  • 1 Voor alcoholhoudende parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten die bij de aanvang van 1 januari 1992 aanwezig zijn in of in vervoer zijn naar een opslagplaats wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend ten bedrage van f 10,40 per hectoliter per volumepercent alcohol bij een temperatuur van 20 °C.

  • 2 De teruggaaf wordt niet verleend voor parfumerieën, toiletartikelen en kosmetische produkten:

    • a. die aanwezig zijn in een douane-entrepot of accijnsgoederenplaats, dan wel in vervoer zijn daarnaar toe;

    • b. waarvoor volledige vrijstelling van accijns geldt.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels voor de uitvoering van de teruggaaf worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat de teruggaaf naar forfaitaire maatstaven geschiedt.

  • 4 Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein. Opslagplaatsen in gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één opslagplaats beschouwd.

  • 5 De inspecteur stelt het bedrag van de teruggaaf vast bij beschikking.

  • 6 Teruggaaf wordt niet verleend indien het terug te geven bedrag niet meer bedraagt dan f 200.

Artikel XXIX

  • 1 Fabrikanten van suikerhoudende produkten aan wie een vergunning is verleend tot het onder krediet voor de accijns betrekken van suiker voor de vervaardiging van suikerhoudende goederen, als bedoeld in hoofdstuk I van het Besluit accijns van suiker (Stb. 1964, 515) doen uiterlijk 7 januari 1992 aangifte van de bij de aanvang van 1 januari 1992 aanwezige hoeveelheden suiker en suikerhoudende produkten.

  • 2 In de aangifte wordt een onderscheid gemaakt naar de hoeveelheden suiker en suikerhoudende produkten waarvoor:

    • a. de accijns reeds is voldaan;

    • b. het krediet nog geldt.

  • 3 De inspecteur verleent teruggaaf van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde accijns, met dien verstande dat het terug te geven bedrag wordt verrekend met de te betalen accijns over de uitslagen na 31 december 1991.

  • 4 De inspecteur verleent afschrijving voor de accijns over de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde hoeveelheid.

  • 5 De inspecteur stelt het bedrag van de teruggaaf en het bedrag van de afschrijving vast bij beschikking.

Artikel XXXI

  • 2 De inspecteur onderzoekt vóór 1 januari 1993 of degenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een op grond van artikel 82 van de Wet op de accijns verleende vergunning, voldoen aan de krachtens artikel 82 van de Wet op de accijns voor de afgifte van de laatstbedoelde vergunning gestelde voorwaarden.

Artikel XXXII

De Wet op de accijns en deze wet treden in werking met ingang van 1 januari 1992 met uitzondering van artikel XXXIV dat in werking treedt met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Artikel XXXIII

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de uitvoering van de overgang van de heffing van de accijns naar de Wet op de accijns.

Artikel XXXIV

Waar in deze wet de Wet op de accijns is aangehaald als Wet op de accijns met vermelding van het Staatsblad waarin die wet is geplaatst, wordt bij plaatsing van deze wet in het Staatsblad na "Stb. 1991," ingevoegd het nummer van het Staatsblad waarin de Wet op de accijns is geplaatst.

Artikel XXXV

[Red: Wijzigt de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw B.W. (negende gedeelte)] (Stb. 1989, 491).

Artikel XL

Deze wet kan worden aangehaald als Invoeringswet Wet op de accijns.

De tekst van de Algemene wet inzake de douane en accijnzen wordt door Onze Minister van Justitie in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 19 december 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de eenendertigste december 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin