Wijzigingsbesluit Besluit douane en accijnzen (2) (tijdelijke opslag, entrepots en de invoering van de Wet op de accijns)

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005.
Geldend van 01-01-1992 t/m heden

Besluit van 23 december 1991, houdende wijziging van het Besluit douane en accijnzen en andere algemene maatregelen van bestuur (tijdelijke opslag, entrepots en de invoering van de Wet op de accijns)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 1991, nr. WD91/656, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane;

Gelet op de artikelen 3, 14, 32, 45, 97, 166, 185 en 220a van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen (Stb. 1961, 31), artikel 1 van de Statistiekwet 1950 (Stb. 1962, 367), de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, en 12, derde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329) en artikel 66b, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 ( Stb. 1990, 103);

De Raad van State gehoord (advies van 18 december 1991, nr. W06.91.0637);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 1991, nr. WD91/768, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Douane;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel VII

  • 1 Op grond van artikel 1 van het Besluit administratieve controle fictief douane-entrepot 1967 (Stb. 550) verleende vergunningen voor een fictief douane-entrepot waaruit uitslag van accijnsgoederen mag geschieden zonder dat vooraf de ingevolge het Besluit douane en accijnzen vereiste goederenaangiften zijn gedaan, worden tot wederopzegging aangemerkt als krachtens Hoofdstuk III van de Wet op de accijns verleende vergunningen voor een accijnsgoederenplaats, alsmede als vergunningen voor een entrepot van het type E als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EEG) nr. 2561/90 van 30 juli 1990 (PbEG L 246) waarop artikel 39 van het Uitvoeringsbesluit accijns (Stb. 1991, 754) van toepassing is.

  • 2 Op grond van artikel 90 van het Besluit douane en accijnzen, zoals dat luidt op 31 december 1991, en artikel 15 van het Besluit administratieve controle fictief douane-entrepot gestelde zekerheden inzake de vervaardiging en de opslag van accijnsgoederen worden voor de heffing van de accijns aangemerkt als op grond van de Wet op de accijns gestelde zekerheden.

Artikel VIII

  • 1 Op grond van artikel 1 van het Besluit administratieve controle minerale oliën (Stb. 1967, 551) verleende vergunningen ingevolge welke:

    • a. fabrikanten van minerale oliën minerale oliën in hun fabriek mogen inslaan en uit die fabriek mogen uitslaan zonder voorafgaande opslag in fictief accijnsentrepot; en

    • b. handelaren in minerale oliën een fictief accijnsentrepot voor minerale oliën kunnen vestigen of overnemen, waaruit uitslag van goederen mag geschieden zonder dat vooraf de ingevolge het Besluit douane en accijnzen vereiste goederenaangiften zijn gedaan,

    worden tot wederopzegging aangemerkt als krachtens Hoofdstuk III van de Wet op de accijns verleende vergunningen voor een accijnsgoederenplaats, alsmede als vergunningen voor een entrepot van het type E als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EEG) nr. 2561/90 van 30 juli 1990 (PbEG L 246) waarop artikel 39 van het Uitvoeringsbesluit accijns van toepassing is.

  • 2 Op grond van artikel 90 van het Besluit douane en accijnzen, zoals dat luidt op 31 december 1991, en artikel 15 van het Besluit administratieve controle minerale oliën gestelde zekerheden inzake de vervaardiging en de opslag van minerale oliën worden aangemerkt als op grond van de Wet op de accijns gestelde zekerheden.

  • 3 De inspecteur onderzoekt vóór 1 januari 1993 of diegenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunningen ingevolge dat lid worden aangemerkt als een vergunning voor een accijnsgoederenplaats en als een vergunning voor een entrepot van het type E als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Verordening (EEG) nr. 2561/90 van 30 juli 1990 (PbEG L 246) waarop artikel 39 van het Uitvoeringsbesluit accijns van toepassing is, voldoen aan de bij of krachtens de Wet op de accijns en de Verordening (EEG) nr. 2561/90 van 30 juli 1990 (PbEG L 246) gestelde voorwaarden voor de afgifte van laatstbedoelde vergunningen.

Artikel X

De navolgende besluiten worden ingetrokken:

  • 1°. het Besluit accijns van alcoholhoudende stoffen (Stb. 1963, 252);

  • 2°. het Besluit accijns van tabaksfabrikaten (Stb. 1964, 209);

  • 3°. het Besluit accijns van suiker (Stb. 1964, 515);

  • 4°. het Besluit accijns van minerale oliën (Stb. 1965, 349);

  • 5°. het Besluit administratieve controle fictief douane-entrepot 1967 (Stb. 550);

  • 6°. het Besluit administratieve controle propyl-en iso-propylalcohol (Stb. 1968, 542);

  • 7°. het Besluit administratieve controle suikerfabrieken (Stb. 1971, 31);

  • 8°. het Besluit administratieve controle minerale oliën (Stb. 1967, 551).

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 23 december 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de eenendertigste december 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin