In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. chloroform:
-
de chemische verbinding CHCl3 (Cas nr. 67-66-3);
- b. verwerken van chloroform:
-
elk industrieel proces waarbij chloroform of chloroform bevattende stoffen worden
geproduceerd, omgezet of gebruikt, of waarbij chloroform of chloroform bevattende
stoffen vrijkomen;
- c. lozen:
-
brengen van:
-
1°. stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;
-
2°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel, een openbaar
ontwateringstelsel, een openbaar vuilwaterriool of een andere voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, of
-
3°. stoffen op een zuiveringtechnisch werk met behulp van een werk niet zijnde een voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater;
- d. bestaand bedrijf:
-
bedrijf dat chloroform verwerkt, dat op 24 juni 1989 in werking is en waarvan de capaciteit
voor het verwerken van chloroform na 24 juni 1989 niet aanzienlijk is uitgebreid;
- e. nieuw bedrijf:
-
bedrijf dat chloroform verwerkt en geen bestaand bedrijf is;
- f. bijlage I:
-
bij deze regeling behorende bijlage I;
- g. bijlage II:
-
bij deze regeling behorende bijlage II.
Voor een nieuw bedrijf gelden, als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie
chloroform voorkomend in afvalwater dat wordt geloosd, de grenswaarden die overeenkomen
met de waarden die het resultaat zijn van toepassing van de beste bestaande technieken,
met dien verstande dat voor een nieuw bedrijf behorende tot een van de in bijlage
I genoemde bedrijfstakken, die gewichtshoeveelheid en concentratie in ieder geval
niet hoger is dan de in die bijlage opgenomen grenswaarde die op de betrokken bedrijfstak
van toepassing is.
Voor een bestaand bedrijf gelden als de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en
concentratie chloroform voorkomend in afvalwater dat wordt geloosd:
-
a. indien dat bedrijf behoort tot een van de in bijlage I genoemde bedrijfstakken: de
in die bijlage voor die bedrijfstak opgenomen grenswaarde;
-
b. indien dat bedrijf niet behoort tot een in bijlage I genoemde bedrijfstak: de grenswaarden
die op 31 december 1989 overeenkomen met de waarden die het resultaat zijn van de
toepassing van de beste bestaande technieken.
De wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie chloroform, bedoeld
in de artikelen 2 en 3, dient ten minste te voldoen aan de in bijlage II daaraan gestelde
eisen.
De Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 12 december 1988, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor chloroform
(Stb. 589) wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling grenswaarden voor chloroform in
afvalwater.
bedrijfstak
|
grenswaarden gewicht (g per ton)*
|
concentratie (mg/l)**
|
1. Produktie van chloormethanen uit methanol of uit een combinatie van methanol en
methaan (d.w.z. door hydrochloring van methanol, gevolgd door chlorering van methylchloride)
|
10
|
1
|
2. Produktie van chloormethanen dor chlorering van methaan
|
7,5
|
1
|
*1
a. Voor de onder 1 en 2 genoemde bedrijfstakken worden de grenswaarden voor lozing
van chloroform gegeven per ton totale produktiecapaciteit van chloormethanen;
*en **
b. De grenswaarden gelden op het punt waar het chloroform bevattende afvalwater het
bedrijfsterrein verlaat. In het geval dat gebruik wordt gemaakt van een procédé met
open beluchting van afvalwater dat chloroform bevat, dient ook bovenstrooms van de
betrokken installaties aan de grenswaarden te worden voldaan. Alle afvalstromen die
verontreinigd kunnen zijn met chloroform dienen bij de beoordeling of aan de grenswaarden
wordt voldaan, betrokken te zijn.
c. De grenswaarden geven de hoogst toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie
chloroform aan, die gemiddeld per maand mag worden geloosd. Daarbij geldt dat de hoogst
toelaatbare gewichtshoeveelheid en concentratie op één dag ten hoogste twee maal de
in de tabel aangegeven waarden mag bedragen.
Vereisten waaraan de wijze van meting van de gewichtshoeveelheid en concentratie chloroform,
bedoeld in de artikelen 2 en 3, ten minste dient te voldoen.
1. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet geschiedt op het punt
waar het chloroform bevattende afvalwater het terrein van het betrokken bedrijf verlaat.
Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet mag geschieden op een punt
dat ligt vóór het punt waar de grenswaarden gelden, indien al het van het bedrijf
afkomstige water dat met de betrokken stof verontreinigd kan zijn bij die metingen
in aanmerking wordt genomen en indien uit regelmatige controlemetingen blijkt dat
de metingen een goed beeld geven van de hoeveelheden die worden geloosd op het punt
waar de grenswaarden gelden of altijd een hogere uitkomst geven.
2. Voor de meting van de geloosde hoeveelheid afvalwater (in m3/dag) wordt een methode
gehanteerd, waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting kleiner is dan 10%. Dit
kan door ijking worden vastgesteld.
3. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een monster wordt
verkregen dat representatief is voor de geloosde totale hoeveelheid afvalwater gedurende
24 uur.
4. De frequentie van meting en bemonstering is zodanig dat een representatief beeld
wordt verkregen van de concentratie en van de totale hoeveelheid chloroform die gedurende
een maand wordt geloosd.
5. Het monster wordt in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende
bestanddelen zijn verwijderd. De referentiemethode voor het meten van chloroform is
gaschromatografie, toegepast na een passende monstemame en voorbehandeling van het
monster. Voor concentraties lager dan 0,5 mg/l wordt daarbij uitgegaan van detectie
door elektronenvangst. In dat geval ligt de bepalingsdrempel op 0,1 µg/l. Voor een
concentratie hoger dan 0,5 mg/l is een bepalingsdrempel van 0,1 mg/l voldoende. Hierbij
wordt onder de bepalingsdrempel verstaan de kleinste met een gegeven werkwijze in
een monster kwantitatief bepaalbare hoeveelheid die nog van nul kan worden onderscheiden.
De analyse moet zodanig worden uitgevoerd dat wordt voldaan aan de volgende eisen
ten aanzien van de precisie en de systematische afwijking:
a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten
is kleiner dan, of gelijk aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel.
b. de systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde
van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk
aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel.
Voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking van de toegepaste
meetmethode wordt gebruik gemaakt van een oplossing waarin chloroform voorkomt in
nauwkeurig bekende concentraties die ten hoogste 10% mogen afwijken van tweemaal de
bepalingsdrempel. Deze oplossing dient qua matrix zoveel mogelijk overeen te komen
met het te onderzoeken monster. De serie meetuitkomsten, bedoeld onder a en b, bestaat uit ten minste 10 enkelvoudige meetuitkomsten.
Deze meetuitkomsten worden verkregen uit metingen, verricht nadat steeds de gehele
analytische opwerking is doorlopen (volgens een gelijke procedure, door dezelfde waarnemer,
met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen) en onder zoveel mogelijk gelijke omstandigheden
als bij de behandeling van het monster.