Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren defensie

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-07-2002.
Geldend van 01-03-2002 t/m 22-05-2003

Besluit van 25 juni 1993, houdende regeling betreffende verlening aan burgerlijke ambtenaren in dienst van het Ministerie van Defensie van een aanvulling op arbeidsongeschiktheidsuitkering bij onvrijwillige werkloosheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 1 februari 1993, nr. PAV 2210/93002671;

Gelet op artikelen 125, eerste lid en 134, eerste lid van de Ambtenarenwet 1929 en op artikel A4 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 29 maart 1993, nr. WO7.93.0073);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Defensie van 16 juni 1993, nr. PAV2210/93008948;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. wachtgeld: elke uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkering: elke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid;

  • d. invaliditeitspensioen: invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • e. betrokkene;

    • 1°. de gewezen ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, met uitzondering van hem op wie hoofdstuk VI van dat reglement niet van toepassing was, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn betrekking ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    • 2°. de gewezen ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, die op grond van artikel 62 van dat reglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen.

    • 3°. de gewezen werknemer in burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit wiens arbeidsovereenkomst met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen is beëindigd door opzegging wegens ongeschiktheid uit hoofde van ziekten of gebreken voor het vervullen van zijn betrekking, tenzij hij ter zake van het vervullen van die betrekking werknemer was in de zin van de Werkloosheidswet;

    • 4°. de gewezen werknemer in burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, die op grond van artikel 32c van dat besluit aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan de beëindiging der arbeidsovereenkomst geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen;

een en ander met uitzondering van degene die ingevolge artikel A1, tweede lid onder a, b, of d, van de Algemene militaire pensioenwet wordt begrepen onder militair, beroepsmilitair of reservist.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 209, datum inwerkingtreding 23-05-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-06-2001.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. wachtgeld: elke uitkering ter zake van onvrijwillige werkloosheid;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkering: elke uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid;

  • d. invaliditeitspensioen: invaliditeitspensioen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • e. betrokkene;

    • 1°. de gewezen ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, met uitzondering van hem op wie hoofdstuk VI van dat reglement niet van toepassing was, aan wie wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van zijn betrekking ontslag is verleend met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen;

    • 2°. de gewezen ambtenaar in de zin van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, die op grond van artikel 62 van dat reglement aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan het hem verleende ontslag geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen.

    • 3°. de gewezen werknemer in burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit wiens arbeidsovereenkomst met dadelijk ingaand recht op invaliditeitspensioen is beëindigd door opzegging wegens ongeschiktheid uit hoofde van ziekten of gebreken voor het vervullen van zijn betrekking, tenzij hij ter zake van het vervullen van die betrekking werknemer was in de zin van de Werkloosheidswet;

    • 4°. de gewezen werknemer in burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, die op grond van artikel 32c van dat besluit aanspraak heeft op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en aan de beëindiging der arbeidsovereenkomst geen aanspraak op wachtgeld kon ontlenen;

een en ander met uitzondering van degene die ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen wordt begrepen onder militair, beroepsmilitair of reservist.

Artikel 2

  • 1 Een betrokkene heeft, indien hij onvrijwillig werkloos is, met ingang van de dag waarop het recht op invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk het recht op uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ingaat, recht op een uitkering.

  • 2 Voor de toepassing van het besluit wordt geen onvrijwillige werkloosheid aangenomen, indien betrokkene werkzaam blijft in een gelijktijdig vervulde volledige of als volledig aan te merken betrekking.

Artikel 4

  • 1 De uitvoering van dit besluit wordt opgeschort:

    • a. gedurende de tijd, waarin de betrokkene aanspraak heeft op zijn laatstelijk genoten bezoldiging of loon;

    • b. zolang de betrokkene aanspraak heeft op een invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een algemene invaliditeit van 80% of hoger;

    • c. met ingang van de dag, waarop de onvrijwillige werkloosheid eindigt.

  • 2 De uitvoering van dit besluit wordt in het geval, bedoeld in het vorige lid, onder c, onverminderd het overigens in dit besluit bepaalde, hervat bij opnieuw intredende onvrijwillige werkloosheid binnen 12 maanden na het tijdstip van ingang van het recht op uitkering krachtens dit besluit.

Artikel 5

Het recht op uitkering vervalt:

  • a. met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt;

  • b. met ingang van de dag waarop de betrokkene door eigen schuld of toedoen niet als onvrijwillig werkloos kan worden aangemerkt;

  • c. met ingang van de dag, waarop vaststaat dat de betrokkene, wegens het aanvaard hebben van een nieuwe betrekking bij arbeidsongeschiktheid aanspraak zal kunnen maken op arbeidsongeschiktheidsuitkering;

  • d. met ingang van de dag, waarop vaststaat dat de betrokkene, wegens het aanvaard hebben van een nieuwe betrekking bij onvrijwillige werkloosheid aanspraak zal kunnen maken op wachtgeld.

Artikel 6

  • 1 De uitkering bedraagt het verschil tussen het bedrag dat aan invaliditeitspensioen, onderscheidenlijk aan uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt ontvangen dan wel kan worden ontvangen, en het bedrag dat bij een algemene invaliditeit van 80% of hoger aan invaliditeitspensioen, inbegrepen een daarop te verlenen aanvulling, onderscheidenlijk uitkering zou zijn ontvangen.

  • 2 Onder het bedrag dat aan invaliditeitspensioen wordt ontvangen worden mede begrepen het bedrag, dat ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet als aanvulling op dat pensioen wordt ontvangen en het bedrag aan uitkering op grond dan wel op de voet van artikel 65 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie dan wel artikel 33b van het Arbeidsovereenkomstenbesluit.

Artikel 7

Een uitkering op de voet van dit besluit wordt niet aangemerkt als wachtgeld in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet.

Artikel 8

  • 1 Bij overlijden van een betrokkene die op het tijdstip van overlijden een uitkering krachtens dit besluit genoot wordt een op basis van het bedrag van de uitkering op dat tijdstip berekende smartengelduitkering verleend:

    • a. ter grootte van tweemaal de maandelijkse uitkering aan de weduwe of weduwnaar van betrokkene van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, indien de overledene een invaliditeitspensioen had.

    • b. op de voet van het bepaalde omtrent smartengelduitkeringen in het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie bij overlijden van een rechthebbende op een uitkering overeenkomstig de normen van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, indien de overledene een zodanige uitkering genoot.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner dan wel de achtergebleven partner die is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde gelijkstelling is niet van toepassing indien die aanmerking als partner anders dan door overlijden van die betrokkene is geëindigd.

  • 4 Onze Minister kan van de betrokken nagelaten betrekkingen de voor die gelijkstelling nodige bewijsstukken verlangen.

  • 5 Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen, over wie de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van een kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of het genieten van een vergoeding daarvoor.

  • 6 Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de hier bedoelde uitkering aan degene die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de inkomsten van de overledene.

Artikel 9

De bepalingen van dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regelen zijn voor zoveel mogelijk van toepassing ten aanzien van:

  • a. de gewezen ambtenaar en de gewezen werknemer in de zin van dit besluit die ter zake van zijn ontslag recht heeft op wachtgeld krachtens het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie of het Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie en wiens recht op wachtgeld eindigt wegens het ontstaan van recht op invaliditeitspensioen wegens blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de betrekking, waaruit hij met recht op wachtgeld is ontslagen;

  • b. de gewezen ambtenaar en de gewezen arbeidscontractant in de zin van dit besluit, die als herplaatsbaar verklaarde ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet ter zake van zijn ontslag recht heeft op herplaatsingswachtgeld en wiens invaliditeitspensioen ingaat binnen 6 maanden na het hem verleende ontslag;

met dien verstande, dat de duur van de uitkering van de in dit artikel bedoelde betrokkenen wordt verminderd met de duur van het tijdvak, waarin recht bestond op wachtgeld.

Artikel 10

  • 1 Uitkeringen krachtens dit besluit worden door Onze Minister toegekend op daartoe door of namens de betrokkene ingediende aanvraag.

  • 2 De rechthebbende op een uitkering is verplicht alle gegevens te verschaffen die voor de uitvoering van dit besluit door Onze Minister noodzakelijk worden geacht en is voorts verplicht zich te gedragen naar door Onze Minister gegeven regels.

Artikel 11

Onze Minister kan regels stellen ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkeringen krachtens dit besluit, alsmede van uitkering krachtens dit besluit met andere uitkeringen.

Artikel 11a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 kan mandaat worden verleend aan de directeur-generaal personeel van het Ministerie van Defensie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 208, datum inwerkingtreding 23-05-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2002.

Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 kan mandaat worden verleend aan de directeur-generaal personeel en materieel van het Ministerie van Defensie.

Artikel 12

  • 1 Een betrokkene als bedoeld in artikel 1, onder e, onderdelen 3 en 4, die bezwaar heeft tegen een beslissing welke te zijnen aanzien ter uitvoering van dit besluit is genomen, kan tegen die beslissing bezwaar maken.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Een uitkering op grond van het Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend terzake van een ontslag uit de burgerlijke openbare dienst bij het Ministerie van Defensie, wordt gelijkgesteld met een uitkering, toegekend op grond van dit besluit.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1993.

Artikel 15

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren defensie".

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 juni 1993

Beatrix

De Minister van Defensie,

A. L. ter Beek

Uitgegeven de dertiende juli 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin