Besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de artikelen
106, eerste en tweede lid, en 118, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers, alsmede intrekking van het koninklijk besluit van 22 december 1969 (Stb.
1969, 595)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 2 februari 1993, nr.
AW93/U40, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden,
afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid;
Gelet op artikel 106, eerste en tweede lid, en op artikel 118, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers;
De Raad van State gehoord (advies van 24 maart 1993, nr. W04.93.0092);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 juni 1993,
nr. AW93/315, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden,
afdeling Pensioenen en Sociale Zekerheid;
Hebben goedgevonden en verstaan: