Regeling examen klein vaarbewijs

[Regeling vervallen per 01-07-2009.]
Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2001.
Geldend van 01-01-2007 t/m 30-06-2009

Regeling examen klein vaarbewijs

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 11, eerste lid, 20 en 28 van het Besluit vaarbewijzen binnenvaart;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. vaarbewijs I: vaarbewijs voor de vaart op rivieren, kanalen en meren;

  • b. vaarbewijs II: vaarbewijs voor de vaart op alle binnenwateren;

  • c. kandidaat: degene die zich voor een examen heeft aangemeld;

  • d. examenprogramma: examenprogramma, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs I omvat de onderdelen A, B, C en D van het examenprogramma.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs II omvat de onderdelen A, B, C, D, E en F van het examenprogramma.

  • 2 De kandidaat die het in het eerste lid bedoelde getuigschrift wenst te verkrijgen kan een beperkt examen afleggen dat slechts de onderdelen E en F omvat, indien hij in het bezit is van:

    • a. een vaarbewijs I dat zijn geldigheid niet door ongeldigverklaring wegens onbekwaamheid heeft verloren; of

    • b. een getuigschrift ter verkrijging van het vaarbewijs I.

  • 3 De kandidaat kan desgewenst afzonderlijk een beperkt examen afleggen dat slechts de onderdelen E en F omvat. Artikel 18, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het beperkt examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs II omvat de onderdelen A.1., A.2. en A.3. van het examenprogramma voor:

    • a. de houder van een van de volgende diploma’s, bedoeld in de Wet op de zeevaartdiploma’s, de Wet op de Zeevischvaartdiploma’s 1935 of de Zeevaartbemanningswet:

      eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      tweede stuurman voor de grote handelsvaart;

      derde stuurman voor de grote handelsvaart;

      stuurman voor de kleine handelsvaart;

      stuurman voor de beperkte kleine handelsvaart;

      stuurman voor de grote sleepvaart;

      stuurman voor de kustsleepvaart;

      stuurman voor de zeevisvaart;

      zeevisvaart SW VI;

      zeevisvaart SW V;

      zeevisvaart S IV (v);

      zeevisvaart W IV (v).

    • b. de houder van een verklaring, afgegeven door de Commissie voor de stuurliedenexamens voor de zeevaart of zeevisvaart na een met goed gevolg afgelegd examen ter verkrijging van een van de hiervoor onder a genoemde diploma's;

    • c. de houder van een van de volgende diploma's of getuigschriften van een school, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, verkregen na met goed gevolg het eindexamen te hebben afgelegd bestemd voor een diploma bedoeld in de Wet op de zeevaartdiploma’s, de Wet op de Zeevischvaartdiploma’s 1935 of de Zeevaartbemanningswet:

      schooldiploma of -getuigschrift BS;

      schooldiploma HTS, afdeling navigatie;

      schooldiploma S IV voor de kleine handelsvaart;

      schooldiploma SW VI voor de zeevisvaart;

      schooldiploma SW V voor de zeevisvaart;

      schooldiploma S IV voor de zeevisvaart;

      schooldiploma W IV voor de zeevisvaart;

      kennisbewijs stuurman grote en kleine zeilvaart;

      kennisbewijs Hoger/Middelbaar Maritiem Officier;

      kennisbewijs stuurman/werktuigkundige kleine schepen;

      kennisbewijs wachtstuurman;

      kennisbewijs baggeraar/stuurman;

      kennisbewijs wachtstuurman tot 3000 GT;

      kennisbewijs schipper/machinist beperkt werkgebied.

    • d. degene die bij de Koninklijke marine met goed gevolg heeft afgesloten:

      de opleiding tot onderofficier van de operationele dienst nautische dienst;

      de opleiding tot luitenant ter zee (zeedienst) of de basisopleiding van de adspirant-reserve-officieren voor speciale diensten (zeedienst); of

    • e. de houder van een van de volgende diploma's of getuigschriften voor de vaart ter zee anders dan hiervoor in deze regeling bedoeld, afgegeven vóór 11 december 1982:

      certificaat Theoretische Kust Navigatie, afgegeven door het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond;

      certificaat Navigator Zeezeilen, afgegeven door het Instituut Klop;

      certificaat theoretische kustnavigatie en certificaat navigatie voor gevorderden, afgegeven door de Stichting zeezeilschool ‘Noorderhaaks’ te Den Helder; diploma B (kustvaart), afgegeven door de Koninklijke Nederlandsche Motorboot Club;

    • f. de houder van het certificaat Theoretische Kust Navigatie, afgegeven door het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond na 31 maart 2004.

  • 2 De houders van de diploma's, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met f, behoeven geen beperkt examen als bedoeld in het eerste lid af te leggen, indien zij in het bezit zijn van het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs I dan wel het klein vaarbewijs I.

  • 3 De houders van het diploma eerste en tweede stuurman voor de grote handelsvaart, genoemd in het eerste lid, onder a, of het kennisbewijs Hoger/Middelbaar Maritiem Officier, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, behoeven geen beperkt examen als bedoeld in het eerste lid af te leggen, indien zij met goed gevolg de centrale opleiding van adspirant-loodsen (COAL) hebben afgesloten. In plaats van het getuigschrift ter verkrijging van een klein vaarbewijs II treedt een diploma voor de eerste en tweede stuurman voor de grote handelsvaart als bedoeld in het eerste lid, onder a, of het kennisbewijs Hoger/Middelbaar Maritiem Officier, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, samen met de COAL-verklaring.

  • 4 De houders van een der diploma’s of kennisbewijzen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, behoeven geen beperkt examen als bedoeld in de aanhef van het eerste lid af te leggen, indien zij met goed gevolg de opleiding NAUTOP 3 van de opleiding nautisch personeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben afgesloten. Het desbetreffende diploma of kennisbewijs en het NAUTOP 3 diploma samen treden in de plaats van het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs II.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het beperkt examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs I omvat de onderdelen A.1., A.2. en A.3. en ter verkrijging van het klein vaarbewijs II de onderdelen A.1., A.2., A.3. en E van het examenprogramma voor de kandidaten, zijnde houder van een van de volgende diploma's of getuigschriften:

    • schooldiploma of getuigschrift binnenvaart onderwijs (LBO of MBO);

    • schooldiploma of getuigschrift baggeronderwijs (LBO of MBO);

    • matrozendiploma (Leerlingstelsel Rijnen binnenvaart);

    • diploma bakschipper/dekknecht (Leerlingstelsel baggerbedrijf);

    • diploma of getuigschrift molenbaas voor het baggerbedrijf;

    • diploma of getuigschrift zuigerbaas voor het baggerbedrijf;

    • diploma matroos (WEB);

    • diploma Bootsman (WEB);

    • diploma bakschipper/dekknecht (WEB).

  • 2 Het beperkt examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs II omvat het onderdeel E van het examenprogramma voor de houder van een in het eerste lid genoemd diploma of getuigschrift, die tevens in het bezit is van:

    • a. een vaarbewijs I dat zijn geldigheid niet door ongeldigverklaring wegens onbekwaamheid heeft verloren;.

    • b. een getuigschrift ter verkrijging van het vaarbewijs I dat niet langer dan een jaar voor de aanmelding voor het examen is afgegeven.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De examens worden schriftelijk afgenomen.

  • 2 In bijzondere gevallen kan door of namens de examinator een mondeling examen of een examen op een andere aangepaste wijze worden toegestaan.

  • 3 Ten aanzien van het bepaalde in het tweede lid kan de Minister van Verkeer en Waterstaat nadere voorschriften stellen.

  • 4 Een elektronisch afgelegd examen wordt aangemerkt als een schriftelijk examen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De Minister van Verkeer en Waterstaat stelt de opgaven voor de examens vast.

  • 2 Het vaststellen van de opgaven geschiedt met inachtneming van het examenprogramma.

  • 3 Voor elk van de onderdelen A, B, C, D, E en F, genoemd in het examenprogramma, worden zoveel opgaven vastgesteld als nodig zijn ter verkrijging van een redelijk oordeel omtrent de kennis en bekwaamheid van de kandidaat.

  • 4 Het aantal opgaven, als in het derde lid bedoeld, en de verdeling van de opgaven over de examenstof worden vastgesteld na overleg met een of meer examinatoren.

  • 5 De opgaven van de in het derde lid genoemde onderdelen zijn tezamen zodanig samengesteld dat voor de beantwoording daarvan in totaal een tijd van ten hoogste drie uren redelijkerwijze voldoende is. De beschikbare tijd wordt bij de opgaven vermeld.

  • 6 De waarderingsgraad van elke opgave wordt aangeduid door middel van één, twee of drie punten voor de meerkeuzevragen, waarbij de waarderingsgraad van vragen met betrekking tot onderdeel F ook vier of vijf punten kan bedragen.

  • 7 De opgaven kunnen worden opgesteld volgens het systeem van de meerkeuze.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De examinator zorgt dat de opgaven in overeenstemming met de vereiste geheimhouding bewaard worden tot de aanvang van het examen en dat de opgaven tijdig voor de aanvang van het examen te bestemder plaatse zijn.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De aanmelding voor een examen geschiedt bij de examinator onder vermelding voor welk van de in de artikelen 2, 3, 4 en 5 genoemde examens de aanmelding is bedoeld.

  • 2 Indien een kandidaat het in artikel 3, tweede lid, 4 of 5 bedoelde beperkte examen wenst af te leggen, zendt hij de examinator het origineel of een afschrift van het reeds in zijn bezit zijnde vaarbewijs, getuigschrift, diploma of bewijs, dan wel van de reeds in zijn bezit zijnde verklaring.

  • 3 Aanmelding voor een examen geschiedt uiterlijk een maand voor de examendatum. Bij de aanmelding wordt het voor het examen verschuldigde bedrag aan de examinator voldaan.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Aan de kandidaten wordt ten minste 14 dagen voor de aanvang van het examen een oproep toegezonden met vermelding van plaats en tijd van het examen.

  • 2 In de oproep wordt tevens vermeld welke bescheiden en benodigdheden de kandidaat voor het examen dient mee te brengen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 In overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat stelt de examinator ten aanzien van een te houden examen plaats en tijd vast.

  • 2 De examinator verzoekt de Minister van Verkeer en Waterstaat ten minste 20 dagen voor een te houden examen om toezending van de opgaven met vermelding van het aantal kandidaten.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De examinator is belast met de zorg voor een goede gang van zaken bij het examen. De kandidaten volgen de door of namens de examinator gegeven aanwijzingen op.

  • 2 Het examen kan worden bijgewoond door gecommitteerden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De kandidaten legitimeren zich voor een examen en tonen hun oproep voor het examen. Deze legitimatie vindt zo mogelijk voor de aanvang van het examen plaats, doch uiterlijk vóór inlevering van de gemaakte opgaven.

  • 2 De kandidaten worden voor de aanvang van het examen uitdrukkelijk opmerkzaam gemaakt op de voorschriften, bedoeld in de artikelen 15 en 16.

  • 3 De examenopgaven worden onmiddellijk na de aanvang van het examen aan de kandidaten uitgereikt. Over de inhoud van de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen verstrekt.

  • 4 Gedurende het examen mogen de opgaven niet buiten het examenlokaal worden gebracht.

  • 5 De gemaakte opgaven worden ingeleverd onmiddellijk na het verstrijken van de voor het maken van de opgaven vastgestelde tijd. Het is de kandidaten toegestaan binnen die tijd hun opgaven in te leveren en de examenlokatie te verlaten.

  • 6 Een kandidaat die te laat komt wordt slechts toegelaten indien nog geen der kandidaten het examenlokaal heeft verlaten. Hij levert zijn opdrachten in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De beantwoording van de opgaven geschiedt uitsluitend op het door of namens de examinator verstrekte bij het desbetreffende examen behorende antwoordformulier.

  • 2 De kandidaat controleert op het antwoordformulier het vermelde examennummer en de vermelde persoonsgegevens en corrigeert deze, indien nodig. Na invulling wordt het antwoordformulier ondertekend.

  • 3 Het meenemen en gebruiken van boeken, tabellen en andere, eventueel elektronische, hulp- en communicatiemiddelen door de kandidaat is verboden, tenzij dit door de examinator is toegestaan.

  • 4 Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of namens de examinator.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien een kandidaat ten aanzien van het examen enig bedrog pleegt of een poging daartoe doet en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, wordt hem door of namens de examinator de deelneming of de verdere deelneming aan het examen ontzegd.

  • 2 Indien een kandidaat zich in enig ander opzicht onordelijk gedraagt, kan hem door of namens de examinator de deelneming of de verdere deelneming aan het examen worden ontzegd.

  • 3 Indien de ontdekking van het bedrog of van een poging daartoe na afloop van het examen plaatsvindt, wordt aan de kandidaat geen getuigschrift afgegeven.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De kandidaat die een examen aflegt ter verkrijging van het klein vaarbewijs I of II, moet ten minste 70% van het totaal der punten hebben verworven die als waarderingsgraad zijn aangegeven bij de opgaven voor respectievelijk de onderdelen A, B, C en D, danwel de onderdelen A, B, C, D, E en F tezamen.

  • 2 De kandidaat, die het examen heeft afgelegd voor het klein vaarbewijs II en slechts van het totaal der punten die als waarderingsgraad zijn aangegeven bij de opgaven voor de onderdelen A, B, C en D tezamen ten minste 70% heeft verworven, slaagt voor het klein vaarbewijs I.

  • 3 De kandidaat, die het examen heeft afgelegd voor het klein vaarbewijs II en slechts van het totaal der punten die als waarderingsgraad zijn opgegeven bij de opgaven voor de onderdelen E en F tezamen ten minste 70% heeft verworven, ontvangt een deelcertificaat dat de onderdelen E en F met goed gevolg zijn afgelegd.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op kandidaten, die het in de artikelen 3, tweede lid, 4, eerste lid, en 5 bedoelde beperkt examen hebben afgelegd, met dien verstande dat bij de puntentelling slechts rekening wordt gehouden met de onderdelen waarin geëxamineerd is.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij de beoordeling van de gemaakte opgaven wordt, indien een opgave volgens het systeem van de meerkeuze moet worden beantwoord, slechts voor het juiste antwoord het daarbij behorende aantal punten van de waarderingsgraad toegekend.

  • 2 Indien een opgave niet moet worden beantwoord volgens het meerkeuzesysteem, geeft de examinator de toleranties aan waarbinnen de punten van de waarderingsgraad voor het antwoord kunnen worden toegekend.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Zo spoedig mogelijk na het examen worden de kandidaten op de hoogte gesteld van het resultaat van hun examen. Zij die daarvoor in aanmerking komen krijgen tevens het getuigschrift uitgereikt of toegezonden.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De Minister van Verkeer en Waterstaat kan aanwijzingen geven ter uitvoering van de in deze regeling geregelde onderwerpen.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het Examenbesluit klein vaarbewijs, de Regeling beperkt examen klein vaarbewijs en de regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 maart 1994, nr. DGSM/J 30.278/94, houdende vaststelling tarieven examenkosten klein vaarbewijs (Stcrt. 59), worden ingetrokken.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 1994.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling examen klein vaarbewijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 15 april 1994

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Bijlage Examenprogramma, behorende bij de Regeling examen klein vaarbewijs

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

I.

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs voor de vaart op de rivieren, kanalen en meren (klein vaarbewijs I) omvat de volgende onderdelen:

A. De wettelijke bepalingen voor zover deze van belang zijn voor de veiligheid van de vaart op die wateren

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. Het Binnenvaartpolitiereglement Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Lichten, dagtekens, geluidsseinen en vaarregels.

  • 2. Het Rijnvaartpolitiereglement 1995 Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Lichten, dagtekens, geluidsseinen en vaarregels, in het bijzonder voor zover afwijkend van het Binnenvaartpolitiereglement.

  • 3. Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen Toepassingsgebied. Betekenis van enige uitdrukkingen. Verplichtingen van de schipper, de bemanning en andere personen die zich aan boord bevinden. Lichten, dagtekens, geluidsseinen en vaarregels.

  • 4. De Binnenschepenwet Doel van de wet en wijze waarop het doel wordt nagestreefd. Toepassingsgebied van de wet. Categorieën schepen waarvoor het klein vaarbewijs wordt vereist. Wijze van verkrijgen en ongeldigverklaring van het certificaat van onderzoek en het vaarbewijs. Met het onderzoek en toezicht belaste diensten. Beroep. Strafbepalingen.

  • 5. Het Wetboek van Koophandel en Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek Verplichting tot hulpverlening in gevaarsituaties en bij aanvaring en tot verstrekken van gegevens bij aanvaring.

  • 6. De Scheepvaartverkeerswet Doel en positie andere wetten ten opzichte van deze wet en belangrijkste overtredingen.

B. De behandeling van de voortstuwingswerktuigen; de veiligheidsmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. De behandeling van de voortstuwingswerktuigen Zorg te besteden aan de voortstuwingswerktuigen vóór, tijdens en ná het varen.

  • 2. De veiligheidsmaatregelen Bekend zijn met de blusmethoden en te gebruiken blusstof bij brand in vaste stoffen, brandbare vloeistoffen, flessengas en in onder elektrische spanning staande apparaten. Plaatsing en gebruik van brandblusmiddelen. Maatregelen in acht te nemen ter voorkoming van brand of explosie. Plaatsing en gebruik van reddingsmiddelen. Plaatsing van radarreflectoren.

C. De waterwegen, de omstandigheden van het vaarwater; elementaire meteorologie

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. De waterwegen, de omstandigheden van het vaarwater De op kanalen, rivieren en meren voorkomende bebakening, betonning en verlichting, alsmede de voornaamste tekens langs de vaarwateren. Het N.A.P. en andere vergelijkingsvlakken. Peilschalen en hoogteschalen. Brughoogten, Met inbegrip lezen en gebruiken van waterkaarten, hydrografische kaarten voor kust- en binnenwateren (1800 serie officiële zeekaart voor kust- en binnenwateren) en nautische boekwerken, zoals de Almanakken voor Watertoerisme.

  • 2. Elementaire meteorologie Het ontvangen van weerberichten via de diverse beschikbare communicatiekanalen en het interpreteren van de verkregen informatie; de schaal van Beaufort en de daarin gebruikte begrippen.

D. Het varen en manoeuvreren, de onder bijzondere omstandigheden te nemen maatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. Theoretische kennis van het varen en manoeuvreren Schroef- en roerwerking; draaicirkel en ronddraaien in een beperkte ruimte; stopweg, Aankomen, afvaren, meren en ontmeren, afhankelijk van wind en/of stroom.

  • 2. Bijzondere omstandigheden Effect van varen in nauw en ondiep vaarwater (zuiging, oeverbeschadiging). Ankeren; schutten in sluizen; manoeuvre ‘man over boord’; slepen en gesleept worden. Maatregelen te nemen na aan de grond lopen. Beperking in de manoeuvreerbaarheid van bepaalde categorieën van schepen, zoals zeilschepen, sleep- en duweenheden.

II.

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het examen voor het getuigschrift ter verkrijging van het klein vaarbewijs voor de vaart op alle binnenwateren (klein vaarbewijs II) omvat de onder I A, B, C en D genoemde onderdelen en bovendien de volgende onderdelen.

E. De wettelijke bepalingen voor zover deze van belang zijn voor de veiligheid van de vaart op de Westerschelde, de Eems en de Dollard

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zes, 1972 Toepassingsgebied. Verantwoordelijkheid. Algemene begripsomschrijvingen. Voorschriften inzake het houden van uitkijk, het aanhouden van een veilige vaart, alsmede het treffen van maatregelen ter vermijding van aanvaring. Van betekenis zijnde voorschriften betreffende uitwijken, lichten, dagmerken, licht- en geluidsseinen. Noodseinen.

  • 2. Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 Toepassingsgebied. Algemene begripsomschrijvingen. Verantwoordelijkheid. Voorschriften betreffende uitwijken, dagmerken, geluids- en lichtseinen, alsmede bijzondere bepalingen voor het redegebied Vlissingen, in het bijzonder voor zover afwijkend van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972. Bepalingen voor kleine vaartuigen.

  • 3. Scheepvaartreglement Eemsmonding Toepassingsgebied. Aanvullende en afwijkende bepalingen op de Internationale Bepaling ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, voor zover van toepassing op kleine vaartuigen.

F. Navigatie

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1. Nautische bescheiden Het kunnen lezen en gebruiken van hydro-grafische kaarten voor kust- en binnenwateren en de daarop betrekking hebbende publikaties uitgegeven door de afdeling Hydrografie van het Ministerie van Defensie (Marine).

  • 2. Koers- en plaatsbepaling Gebruik van het kompas. Invloed van aard- en scheepsmagnetisme op de aanwijzing van het kompas en de daaruit voortvloeiende correcties. Herleiding van een koers, mede in verband met de invloed van wind en/of stroom.

    Bepalen van de positie met behulp van vaste merktekens. Horizontale en verticale getijbeweging en het benutten daarvan voor de navigatie.

  • 3. Meteorologie Beginselen van de meteorologie. Benutten van weerberichten ten behoeve van een veilige vaart.

  • 4. Enige kennis van de werking, mogelijkheden en beperkingen van het Global Positioning System (GPS).