Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2007.
Geldend van 11-05-2007 t/m 20-07-2007

Besluit van 14 juni 1994, houdende regels inzake de rechtspositie van de commissarissen van de Koning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 19 oktober 1993, directoraat-generaal Openbaar Bestuur, afdeling Kabinetszaken, nr. BK93/U1799;

Gelet op de artikelen 65, 72 en 77 van de Provinciewet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1994, no. W04.93 0714);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 1 juni 1994, nr. BK94/409;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b. bezoldiging: het bedrag per maand waarop een commissaris op grond van artikel 3 van dit besluit aanspraak kan maken;

  • c. commissaris: commissaris van de Koning;

  • d. gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie.

Bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten

Artikel 3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 8 806,51.

  • 2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

    • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

    • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

  • 3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

  • 4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

  • 5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

  • 6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2007, 137, datum inwerkingtreding 21-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 9610,50.

2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

  • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

  • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Stcrt. 2007, 137, datum inwerkingtreding 21-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 9610,50 [Red: per 21 juli 2007 en terugwerkend tot en met 1 januari 2007: € 9924,89] .

2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

  • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

  • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Stcrt. 2007, 137, datum inwerkingtreding 21-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 9610,50.

2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

  • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

  • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Stcrt. 2007, 137, datum inwerkingtreding 21-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

1 De bezoldiging van de commissaris bedraagt € 9610,50 [Red: per 21 juli 2007 en terugwerkend tot en met 1 januari 2007: € 9924,89] .

2 De commissaris ontvangt een vergoeding voor aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten. Deze vergoeding voor ambtskosten bestaat uit:

  • a. een ambtstoelage van € 635,29 en

  • b. een vergoeding van overige ambtskosten van € 1 011,93.

3 De aanspraak op de bezoldiging en op de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in het tweede lid, begint met ingang van de dag waarop de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of de dag, volgende op die van het overlijden.

4 Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt door Onze Minister herzien overeenkomstig de wijzigingen die de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk ondergaat.

5 Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de commissaris een uitkering op dezelfde voet.

6 Wanneer Onze Minister de commissaris toestemming verleent langer dan zes weken buiten de provincie te verblijven, kan hij daarbij bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

Vakantie-uitkering

Artikel 4

De commissaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Artikel 4a

De commissaris heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels, die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Vergoeding bij waarneming

Artikel 5

  • 1 Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, geniet voor die tijd, ten laste van de provincie, een vergoeding ten bedrage van de voor het ambt vastgestelde bezoldiging. Artikel 4, artikel 7 en artikel 8, derde, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de waarneming geschiedt door een lid van gedeputeerde staten wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als zodanig wegens bezoldiging, vakantie-uitkering en telefoonkostenvergoeding wordt ontvangen.

  • 2 Onze Minister kan in bijzondere gevallen de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, vermeerderen met:

    • a. de vergoeding voor ambtskosten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in voorkomende gevallen verminderd met hetgeen als lid van gedeputeerde staten wegens vaste onkostenvergoeding wordt ontvangen.

    • b. een tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

Gratificatie bij dienstjubileum

Artikel 6

  • 1 Bij het volbrengen van een diensttijd als bedoeld in een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, van 12,5, 25, 40 of 50 jaren in overheidsdienst, ontvangt de commissaris een gratificatie of desgewenst een geschenk, dan wel een combinatie van beide, één en ander met dien verstande dat de daaraan verbonden uitgaven bedragen: bij een 12,5 jarig dienstjubileum een kwart, 25-jarig dienstjubileum de helft, en bij een 40- en 50-jarig dienstjubileum eenmaal het bedrag van de bezoldiging, vermeerderd met een evenredig gedeelte van de vakantie-uitkering per maand, berekend naar de datum van het dienstjubileum. Dit bedrag wordt zonodig op een veelvoud van vijf euro naar boven afgerond.

  • 2 Aan de commissaris die op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel eervol ontslag is of zal worden verleend en binnen een termijn van vijf jaren na de datum van ingang van ontslag, doch voor het 70e levensjaar recht zou hebben op een gratificatie, bedoeld in het eerste lid, kan een dienstjubileumgratificatie worden toegekend ter grootte van een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het eerste lid.

Computer- en communicatieapparatuur

Artikel 7

  • 1 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 2 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt door gedeputeerde staten aan de commissaris op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verleend voor:

    • a. aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software, of,

    • b. gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3 Op aanvraag wordt ten laste van de provincie aan de commissaris voor de uitoefening van het ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan.

  • 4 Voorzover de commissaris voor de uitoefening van het ambt gebruik maakt van de privé-telefoon, wordt ten laste van de provincie op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten verleend.

  • 5 Op aanvraag wordt door gedeputeerde staten een vergoeding aan de commissaris verleend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur, de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid en de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid.

Verhuis- en pensionkosten

Artikel 8

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten bij verhuizing in verband met de benoeming.

  • 2 Indien de commissaris na benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, heeft hij ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten.

  • 3 De commissaris heeft tevens aanspraak op een vergoeding voor verhuiskosten ten laste van de provincie ingeval van het na benoeming betrekken van tijdelijke huisvesting.

  • 4 De provincie kan een vergoeding toekennen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet-herbenoeming.

  • 5 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8a. Reis- en verblijfkosten

  • 1 De commissaris heeft ten laste van de provincie aanspraak op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

  • 2 Aan een kandidaat voor het ambt van commissaris worden reiskosten vergoed die zijn gemaakt in verband met een bezoek aan Onze Minister of aan de vertrouwenscommissie.

  • 3 Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoedingen en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 8b

[Vervallen per 01-03-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stb. 2009, 64, datum inwerkingtreding 19-04-2009, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.

Indien aan de commissaris van de Koning een dienstauto ter beschikking is gesteld en hij voor het gebruik van deze dienstauto loon- en inkomstenbelasting is verschuldigd, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat deze belastingheffing door de provincie aan de commissaris van de Koning wordt vergoed. De vergoeding betreft ten hoogste de gebruteerde verschuldigde loon- en inkomstenbelastingvoor het gebruik van de dienstauto.

Ambtswoning

Artikel 9

  • 1 Voor het bewonen van een ambtswoning wordt op de bezoldiging een korting toegepast van 12%.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister in zeer bijzondere gevallen de korting vaststellen op een lager percentage dan wel op een bepaald bedrag, mits dit eveneens minder beloopt dan 12% van de bezoldiging.

  • 3 Indien de commissaris een ambtswoning bewoont, draagt hij de onderhoudskosten welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder zijn.

Kennisgeving bij afwezigheid

Artikel 10

Indien een commissaris langer dan acht dagen wegens ziekte of om andere redenen zijn ambt niet kan vervullen, geeft hij daarvan kennis aan Onze Minister.

Artikel 10a

  • 1 De commissaris die ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 80% van zijn bezoldiging.

  • 2 De commissaris geniet ook na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging indien de ziekte uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn ambt te vervullen in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.

  • 3 De commissaris die ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 12 maanden zijn volledige vergoeding voor ambtskosten. Vervolgens geniet hij tot zijn ontslag 50% van de vergoeding voor ambtskosten.

  • 4 Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid onderscheidenlijk het vierde lid genoemde termijn van 18 onderscheidenlijk 12 maanden is verstreken, worden perioden van ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 5 Onze Minister kan bepalen dat de commissaris die wegens ziekte ongeschikt is zijn ambt uit te oefenen, de uitoefening van zijn ambt slechts mag hervatten met zijn toestemming. Deze toestemming is in ieder geval vereist, wanneer de ongeschiktheid langer dan een jaar duurt. Alvorens toepassing te geven aan de eerste volzin vraagt Onze Minister advies aan een door hem aangewezen bedrijfsarts.

Artikel 10b

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing gedurende de eerste 52 weken waarin de commissaris wegens ziekte ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt.

  • 2 Voor het berekenen van de termijn van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte tot het uitoefenen van zijn ambt samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3 Onze Minister kan de aanwijzing geven de doorbetaling van de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten te staken, wanneer en voor zolang de commissaris:

    • a. weigert zich te onderwerpen aan een onderzoek vanwege een daartoe door Onze Minister aangewezen bedrijfsarts of, na voor zulk een onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b. zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing naar het oordeel van Onze Minister ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan Onze Minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten geheel of ten dele aan anderen dan aan de commissaris wordt uitbetaald.

  • 5 Ingeval Onze Minister van zijn bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik maakt, kunnen de ingevolge het derde lid ingehouden bezoldiging en vergoeding voor ambtskosten alsnog aan de commissaris worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een (of meer) door Onze Minister aangewezen arts(en) blijkt, dat het geval op grond waarvan doorbetaling van de bezoldiging en de vergoeding voor ambtskosten werd gestaakt, zich niet heeft voorgedaan of niet meer voordoet.

Artikel 10c

Na de termijn van 52 weken waarin de commissaris ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte, is op de commissaris wiens bezoldiging wegens ziekte geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, het verplichtingen- en sanctieregime van hoofdstuk II van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van toepassing.

Voorzieningen in verband met ziekte

Artikel 13

Ten aanzien van de gewezen commissaris vinden in geval van ziekte, ten laste van de provincie, de artikelen 45 en 48 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement overeenkomstige toepassing.

Artikel 13a

Ten aanzien van de commissaris aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk van overeenkomstige toepassing.

Buitengewoon verlof

Artikel 14

Terugroepen bij afwezigheid

Artikel 16

  • 1 Een commissaris die buiten zijn provincie verblijft kan door Onze Minister wegens dringende redenen van dienstbelang worden teruggeroepen.

  • 2 Onze Minister kan bepalen dat aan een commissaris die een verblijf buiten zijn provincie wegens dringende redenen van dienstbelang voortijdig heeft beëindigd, ten laste van de provincie een schadeloosstelling wordt toegekend.

Schorsing

Artikel 17

De commissaris kan in het belang van een goede uitoefening van het ambt worden geschorst.

Artikel 18

  • 1 Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.

  • 2 Gedurende een schorsing is het de commissaris als zodanig niet toegestaan de provinciale dienstgebouwen te betreden.

Ontslag

Artikel 19

  • 1 De commissaris wordt op zijn aanvraag ontslag verleend of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Aan de commissaris die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van een vut-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel op grond van een desbetreffende schriftelijke aanvraag heeft vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering op grond van die overeenkomst.

    Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

  • 3 Het ontslag op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 4 Aan de commissaris wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 20

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de commissaris ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid wegens ziekte voor het vervullen van zijn ambt;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken;

    • c. andere gronden.

  • 2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a en b, van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder c, wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in onderdeel a van het eerste lid, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. er sprake is van ongeschiktheid tot het vervullen van zijn ambt wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,

    • b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is.

  • 5 Voordat Onze Minister het ontslag op grond van het eerste lid, onderdeel a, verleent, onderzoekt hij of het mogelijk is de commissaris na zijn ontslag binnen zijn gezagsbereik andere arbeid aan te bieden.

  • 6 Niet-herbenoeming vindt, behoudens in bijzondere omstandigheden, niet plaats dan nadat de commissaris in de gelegenheid is gesteld door Onze Minister te worden gehoord.

Uitkering

Artikel 21

  • 2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, komt ten laste van het Rijk. De kosten van de uitkering die aan de commissaris wordt betaald op grond van de Werkloosheidswet, worden door het Rijk aan de provincie vergoed.

  • 3 In zeer bijzondere gevallen van ontslag kan bij koninklijk besluit ten laste van het Rijk ten gunste van de commissaris van dit artikel worden afgeweken.

  • 4 Indien bij ontslag of niet-herbenoeming geen recht op uitkering ontstaat, kan bij koninklijk besluit ten laste van het Rijk aan de commissaris een uitkering worden toegekend, die mede in verband met de duur van de ambtsvervulling en de laatstgenoten bezoldiging redelijk is te achten.

Artikel 22

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de commissaris wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de commissaris niet duurzaam gescheiden leefde, ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overlijden. Artikel 102, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overleden commissaris ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

Overleg

Artikel 23

  • 1 Over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de commissarissen wordt niet beslist dan nadat daarover overleg is gepleegd met de commissarissen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 juni 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto