Hoofdstuk III. Belasting op leidingwater
-
1 Voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de wet wordt een gedeelte van een maand als een hele maand aangemerkt bij aanvang van de
verbruiksperiode vóór de zestiende dag van de kalendermaand en bij einde van de verbruiksperiode
na de vijftiende dag van de kalendermaand.
-
3 De verklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet, wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
a. de dagtekening;
-
b. naam en adres van de exploitant;
-
c. naam en adres van de leverancier, en
-
d. het aantal alsmede een omschrijving van de onroerende zaken met plaatselijke en kadastrale
aanduiding, die gemiddeld op de installatie zijn aangesloten.
In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:
-
a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;
-
b. naam en adres van de verbruiker;
-
c. naam en adres van de leveranciers;
-
d. de hoeveelheid leidingwater waarvoor teruggaaf wordt verzocht per leverancier;
-
e. de periode van levering van het leidingwater, en
-
f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.
De administratie van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen
met betrekking tot:
-
a. de hoeveelheid leidingwater die is geleverd;
-
b. de opbouw van de voorschotbedragen;
-
c. de herleiding van de voorschotbedragen naar de hoeveelheden leidingwater;
-
d. de belasting begrepen in voorschotnota's en voorschotbedragen;
-
e. de belasting begrepen in eindfacturen;
-
f. de belasting begrepen in facturen;
-
g. het aantal aansluitingen voor leidingwater;
-
h. de periode van aansluiting;
-
i. het aantal malen dat de bovengrens is toegepast;
-
j. de evenredige toedeling van de bovengrens bij afwijkende verbruiksperioden;
-
k. het eigen verbruik;
-
l. de contracten ten aanzien van de onbemeterde aansluitingen;
-
m. de toepassing van de regeling, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet;
-
n. de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel 19 van de wet.
Hoofdstuk IV. Afvalstoffenbelasting
Het gewicht van de in artikel 23, eerste lid, van de wet bedoelde afvalstoffen wordt onder verantwoordelijkheid van de houder van een afvalverwerkingsinrichting
onmiddellijk vóór dan wel aansluitend op de afgifte bepaald in kilogrammen door weging
met een meetinstrument dat voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Metrologiewet worden gesteld aan een meetinstrument.
Voor de toepassing van artikel 28, tweede lid, onderdeel d, van de wet worden aangewezen residuen afkomstig van vertical technology (VERTEC) voor het reinigen
van zuiveringsslib, regeneratiezandstof dat vrijkomt bij het stralen van voorwerpen
of bij het vervaardigen van zandvormen in het productieproces van aluminium- en ijzergieterijen,
anorganische residuen van de destillatie of ontwatering van verontreinigd boorgruis,
residuen van zuivering in een afvalwaterbehandelingsinstallatie van afvalwater afkomstig
van de rookgasontzwaveling van een kolengestookte elektriciteitscentrale en residuen
afkomstig van installaties voor het verbranden van specifiek ziekenhuisafval.
Hoofdstuk V. Kolenbelasting
Een plaats waar geen kolen worden vervaardigd, maar die dient voor de opslag van kolen,
kan uitsluitend als inrichting worden aangemerkt, indien de hoeveelheid kolen die
aldaar gemiddeld over een jaar voorhanden is, meer bedraagt dan 20.000 kilogram.
Het verzoek om een vergunning voor een inrichting, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet, bevat de volgende gegevens:
-
a. een omschrijving van de aard van het bedrijf waaruit onder meer moet blijken of de
vergunning mede wordt gevraagd voor de vervaardiging van kolen of uitsluitend voor
de opslag van kolen;
-
b. een omschrijving van de administratie en de administratieve organisatie met betrekking
tot de als inrichting aan te merken plaats, alsmede het adres waar de administratie
wordt gehouden;
-
c. de hoeveelheid kolen die naar verwachting in de inrichting per jaar zal worden vervaardigd
dan wel gemiddeld over een jaar voorhanden zal zijn;
-
d. het adres en de kadastrale aanduiding van de als inrichting aan te wijzen plaats,
en
-
e. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld.
De verklaring, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het besluit, bevat de volgende gegevens:
-
a. in het geval van uitslag, de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder
van de inrichting;
-
b. in het geval van invoer, de naam en het adres van degene die de kolen levert;
-
c. de naam en het adres van de gebruiker;
-
d. de hoeveelheid kolen waarvoor vrijstelling wordt verleend;
-
e. de plaats van levering van de kolen;
-
f. de datum van levering van de kolen, en
-
g. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.
-
1 De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van belasting, bedoeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling
van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.
-
2 Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 45, eerste en tweede lid, van de wet, bevat de volgende gegevens:
-
a. de naam en het adres van degene die de kolen levert;
-
b. de naam en het adres van de gebruiker;
-
c. de hoeveelheid kolen waarvoor teruggaaf wordt verzocht;
-
d. de plaats van levering van de kolen;
-
e. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht, en
-
f. het bedrag aan kolenbelasting dat wordt teruggevraagd.
Hoofdstuk VI. Energiebelasting
-
1 Voor de toepassing van artikel 47, eerste lid, onderdeel k, van de wet worden producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige
en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede industrieel
en huishoudelijk afval met een aandeel onvermijdbare kunststoffen en ander materiaal
van lang-cyclisch organische oorsprong van ten hoogste 3 massaprocent per partij,
geacht geheel biologisch afbreekbaar te zijn.
-
1
Artikel 50, derde lid, van de wet is van toepassing indien degene aan wie het aardgas of de elektriciteit geleverd
wordt, een verklaring heeft overgelegd aan de leverancier dat hij leveringen via een
aansluiting aan de verbruiker verricht.
-
3 Degene aan wie met toepassing van artikel 50, derde lid, van de wet aardgas of elektriciteit wordt geleverd, dient:
-
a. zijn administratie zodanig in te richten dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens
zijn opgenomen omtrent alle voor de heffing van de energiebelasting van belang zijnde
bedrijfshandelingen, en
-
b. de hoeveelheid aardgas onderscheidenlijk elektriciteit te meten die wordt betrokken
voor verbruik als bedoeld in artikel 50, vierde lid, onderdeel c, van de wet.
Ter zake van de uitslag en de invoer van halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt
petroleumgas vindt het tarief, bedoeld in artikel 58, derde lid, van de wet, toepassing bij wijze van teruggaaf van belasting aan de tuinbouwer die de minerale
oliën gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten.
-
a. het kwartaal waarover teruggaaf wordt verzocht;
-
b. naam en adres van de tuinbouwer;
-
c. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht;
-
d. de datum van levering van de minerale oliën;
-
e. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd, en
-
f. de verklaring dat de tuinbouwer de minerale oliën ter zake waarvan teruggaaf wordt
gevraagd gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten.
Bij het verzoek om teruggaaf worden de aankoopfacturen overgelegd van de in het verzoek
om teruggaaf vermelde hoeveelheid minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt verzocht.
De verklaring, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het besluit, wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens:
-
a. de dagtekening;
-
b. naam en adres van de verbruiker;
-
c. naam en adres van de leverancier, en
-
d. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.
-
1 Ter zake van de levering van aardgas vinden de tarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, slechts toepassing indien die levering geschiedt aan een tuinbouwer en mits de leverancier
per aansluiting een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kan overleggen waaruit
blijkt dat deze het aardgas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces
van tuinbouwprodukten, en waarin voorts zijn vermeld:
-
a. de dagtekening;
-
b. naam en adres van de afnemer;
-
c. naam en adres van de leverancier;
-
d. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.
-
2 De in het eerste lid bedoelde verklaring heeft betrekking op al het per aansluiting
in het kalenderjaar door de leverancier aan de tuinbouwer te leveren aardgas; indien
slechts een deel van dat aardgas wordt gebruikt voor het in het eerste lid vermelde
doel, wordt dit in de verklaring vermeld en wordt de omvang van dit doel vermeld.
-
1 Voor de toepassing van artikel 63, derde lid, van de wet wordt een gedeelte van een maand als een hele maand aangemerkt bij aanvang van de
verbruiksperiode vóór de zestiende dag van de kalendermaand en bij einde van de verbruiksperiode
na de vijftiende dag van de kalendermaand.
In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:
-
a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;
-
b. naam en adres van de verbruiker;
-
c. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht;
-
d. de datum van levering van de minerale oliën;
-
e. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd, en
-
f. de verklaring dat de minerale oliën ter zake waarvan teruggaaf wordt gevraagd, voor
eigen verbruik zijn betrokken.
-
1 1. In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:
-
a. de verbruiksperiode waarop het verzoek betrekking heeft;
-
b. naam en adres van de gebruiker van de onroerende zaak;
-
c. naam en adres van de exploitant van de installatie voor blokverwarming;
-
d. de hoeveelheid warmte die in de verbruiksperiode is verbruikt, en
-
e. de stand van de warmtehoeveelheidsmeter aan het begin en aan het einde van de verbruiksperiode.
-
2 In de afrekening, bedoeld in artikel 24, derde lid, van het besluit, worden vermeld de totale hoeveelheid warmte die in het blokverwarmingscomplex is
verbruikt in de verbruiksperiode waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft,
alsmede het aandeel van de gebruiker daarin.
-
1 In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:
-
a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;
-
b. naam en adres van de verbruiker;
-
c. naam en adres van de leveranciers;
-
d. de hoeveelheden aardgas en elektriciteit waarvoor teruggaaf wordt verzocht;
-
e. de periode van levering van aardgas en elektriciteit, en
-
f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.
-
1 De teruggaafregeling, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de wet, is van toepassing mits:
-
a. de notarieel verleden statuten waaruit de doelstelling van de instelling blijkt, desgevraagd
worden overgelegd;
-
b. de instelling verklaart dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdelen b, c en d, van de wet, en
-
c. de over te leggen eindfactuur op naam van de instelling staat die het verzoek om teruggaaf
doet;
alsmede, indien het een instelling betreft die een sociaal belang behartigt:
-
d. de instelling verklaart dat is voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 69, tweede lid, onderdeel f, van de wet.
-
2 De teruggaafregeling, bedoeld in artikel 69, derde lid, van de wet, is van toepassing mits:
-
a. de notarieel verleden statuten onderscheidenlijk verklaringen waaruit de doelstelling
van de instellingen, bedoeld in artikel 69, derde lid, onderdelen a en b, van de wet, blijkt, desgevraagd worden overgelegd;
-
b. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet, verklaart dat is voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in artikel 69, derde lid, onderdelen c, d en e, van de wet;
-
c. de over te leggen eindfactuur op naam van de instelling staat die het verzoek om teruggaaf
doet, en
-
d. de instelling die het verzoek om teruggaaf doet, een bezettingsoverzicht overlegt
van de bezettingsgraad in tijd en oppervlakte, dan wel in huuropbrengsten, van de
onroerende zaak, waaruit blijkt dat de onroerende zaak hoofdzakelijk in gebruik is
geweest bij meer dan één instelling die charitatief, cultureel, wetenschappelijk of
het algemeen nut beogend is dan wel een sociaal belang behartigt.
-
1 De administratie van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 53, derde lid, van de wet, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens
zijn opgenomen met betrekking tot:
-
a. de hoeveelheden aardgas en elektriciteit die zijn geleverd;
-
b. de opbouw van de voorschotbedragen;
-
c. de herleiding van de voorschotbedragen naar de hoeveelheden aardgas en elektriciteit;
-
d. de belasting begrepen in voorschotnota's en voorschotbedragen;
-
e. de belasting begrepen in eindfacturen;
-
f. de belasting begrepen in facturen;
-
g. het aantal aansluitingen voor aardgas en elektriciteit;
-
h. de periode van aansluiting;
-
i. het aantal malen dat de belastingvermindering is toegepast;
-
j. de evenredige toedeling van belastingverminderingen bij afwijkende verbruiksperioden;
-
k. het eigen verbruik;
-
l. de contracten ten aanzien van de onbemeterde aansluitingen;
-
m. de toepassing van artikel 50, derde lid, van de wet;
-
n. de toepassing van de tarieven, bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de wet;
-
o. de toepassing van de tarieven, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet;
-
p. de toepassing van de vrijstellingen, bedoeld in artikel 64, van de wet.
De administratie van een installatie waarin zuivere biomassa zodanig wordt verwerkt
dat daaruit elektriciteit wordt opgewekt, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin
op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen welke van belang zijn voor de
jaarlijkse vaststelling van:
-
a. de door de installatie geproduceerde hoeveelheid elektriciteit alsmede de aan het
distributienet geleverde hoeveelheid elektriciteit;
-
b. de verbruikte hoeveelheid fossiele brandstof en de energie-inhoud daarvan;
-
c. de verbruikte hoeveelheid biomassa die als zuivere biomassa kan worden aangemerkt
en de energie-inhoud daarvan;
-
d. de verbruikte hoeveelheid biomassa die niet als zuivere biomassa kan worden aangemerkt
en de energie-inhoud daarvan;
-
e. het netto elektrisch rendement van de installatie.
-
2 De administratie van een installatie waarin zuivere biomassa wordt verwerkt op een
wijze als bedoeld in het eerste lid, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op
overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de toepassing van
artikel 14 van belang zijnde bedrijfshandelingen.
-
3 De administratie van een installatie waarin biomassa zodanig wordt verwerkt dat daaruit
stortgas, rioolwaterzuiveringsgas of biogas wordt gewonnen, dient zodanig te zijn
ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen welke van
belang zijn voor de jaarlijkse vaststelling van de door de installatie gewonnen en
aan het distributienet geleverde hoeveelheid stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, of
biogas.