Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2012 en zichtdatum 22-11-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Besluit van 4 februari 1995, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 november 1994, nr. WV 94/508 M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Gelet op de artikelen 3 en 39 van de Wet waardering onroerende zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 16 januari 1995, nr. W 06.94.0709);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 februari 1995, nr. WV 95/40U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1

  • 2 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet waardering onroerende zaken;

    • b. waardering: waardebepaling en waardevaststelling van onroerende zaken op de voet van de wet;

    • c. afnemers: bestuursorganen die de waardegegevens gebruiken ten behoeve van de heffing van belastingen;

    • d. Onze Minister: de Minister van Financiën;

    • e. verwerkbare gegevens: gegevens voor de afnemers die voldoen aan de door de Waarderingskamer vastgestelde kwaliteitseisen;

    • f. belastingen: belastingen geheven door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen.

Hoofdstuk 2. Kostenverrekening

Artikel 2

  • 1 De kosten van de Waarderingskamer komen ten laste van de afnemers. Het Rijk betaalt 25 percent, de gemeenten 50 percent en de waterschappen 25 percent.

  • 2 De kosten van de waardering komen ten laste van de afnemers.

  • 3 De waterschappen betalen aan het Rijk jaarlijks een vergoeding van € 23 659 134 voor het aandeel van de waterschappen in de kosten van de waardering. Dit bedrag wordt bij het begin van het kalenderjaar bij regeling van Onze Minister aangepast vanwege een verwachte prijsmutatie en een volumeopslag. De verwachte prijsmutatie is daarbij het percentage zoals dat door het Centraal planbureau in het Centraal Economisch Plan is gepubliceerd als «prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie» voor het kalenderjaar. De volumeopslag wordt gesteld op 0,9 procent.

  • 4 Ingeval het in het derde lid genoemde bedrag hoger is dan € 21 810 013, wordt het verschil toegevoegd aan de algemene middelen van het Rijk.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden regels gesteld omtrent de verdeling over de individuele waterschappen van hetgeen de waterschappen samen aan het Rijk vergoeden voor het aandeel van de waterschappen in de kosten van de waardering, alsmede omtrent het tijdstip van de betaling aan het Rijk. Daarbij wordt de in het derde lid bedoelde vergoeding van de waterschappen gedeeld door het totale aantal objecten in alle waterschappen samen en over de individuele waterschappen verdeeld naar rato van het aantal objecten in die individuele waterschappen. Jaarlijks doet de Unie van Waterschappen aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een opgave van het aantal objecten per individueel waterschap. Daarbij kan de Unie van Waterschappen uitgaan van het aantal objecten in een voorgaand jaar, gecorrigeerd met een volumeopslag.

Artikel 3

Onder de kosten van de Waarderingskamer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden verstaan de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de waardering, de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de uitvoering van de basisregistratie waarde onroerende zaken (basisregistratie WOZ), de kosten verbonden aan de geschillenbeslechting, bedoeld in artikel 11 van de wet, de kosten verbonden aan advisering van de Waarderingskamer door derden, alsmede de huisvestings- en personele kosten.

Artikel 4

Onder de kosten van de waardering, bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden verstaan de kosten verbonden aan:

  • 1°. het verrichten van algemene werkzaamheden ten behoeve van de waardebepaling;

  • 2°. het verzamelen van gegevens ten behoeve van de waardebepaling alsmede aan het bijhouden daarvan;

  • 3°. het uitvoeren van de waardebepaling;

  • 4°. het opmaken en verzenden van de beschikkingen, bedoeld in de artikelen 22, 26, 27, 28 en 29 van de wet;

  • 5°. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen de beschikkingen, bedoeld in de artikelen 22, 26, 27 en 28 van de wet.

Artikel 5

  • 1 De kosten van de Waarderingskamer worden aan de hand van de door haar vastgestelde begroting als bedoeld in artikel 12 van de wet, in januari van het jaar waarop zij betrekking hebben, in voorlopige rekening gebracht aan de afnemers.

  • 2 De afnemers voldoen hun aandeel in de begrote kosten binnen vier weken.

  • 3 Na de goedkeuring door Onze Minister van het verslag van de Waarderingskamer als bedoeld in artikel 13 van de wet, vindt de definitieve kostenverrekening plaats.

Hoofdstuk 3. Gegevensbeheer

Artikel 7

  • 1 Ten behoeve van de heffing van belastingen door de afnemers worden door het college van burgemeester en wethouders ten minste de in de bijlage vermelde gegevens geregistreerd met betrekking tot:

    • a. onroerende zaken die bij de waardebepaling op grond van de wet in aanmerking worden genomen;

    • b. onroerende zaken waarvan de waarde op grond van artikel 121, tweede lid, van de Waterschapswet bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking wordt gelaten.

  • 2 De authentieke gegevens uit andere basisregistraties die worden opgenomen in de basisregistratie WOZ, bedoeld in artikel 37a, tweede lid, van de wet, zijn de in de bijlage genoemde gegevens met de codenummers 10.20, 11.10, 11.20, 11.30, 11.40, 11.70, 51.10, 51.20, 51.30, 51.40, 51.50, 41.20, 01.10, 02.30, 04.05, 03.10, 02.31, 02.41, 08.10 en 08.11.

Artikel 8

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders levert de in artikel 7 bedoelde gegevens aan de afnemers.

  • 2 De levering van gegevens aan de afnemers vindt plaats:

    • a. ter zake van een beschikking als bedoeld in de artikelen 22 en 26 van de wet: binnen acht weken na de aanvang van het eerste kalenderjaar waarvoor die beschikking geldt;

    • b. ter zake van een beschikking als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 29 van de wet: binnen vier weken na de vaststelling van de beschikking, met dien verstande dat gegevens betreffende een beschikking die is verminderd krachtens een beslissing op een bezwaarschrift of een rechterlijke uitspraak, worden geleverd binnen twee weken nadat die uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders stelt de afnemers binnen vier weken op de hoogte van feiten of omstandigheden met betrekking tot een beschikking, die voor de afnemers van belang zijn in het kader van de heffing en de invordering van hun belastingen.

Artikel 9

Onze Minister stelt in overleg met de Waarderingskamer een standaard-uitwisselingsformaat voor de levering van gegevens aan de afnemers vast.

Hoofdstuk 4. Gegevensverstrekking

Artikel 10

Als bestuursorgaan dat bevoegd is tot het gebruik van het waardegegeven op grond van artikel 37h van de wet worden aangewezen:

  • a. de notaris in het kader van de bestrijding van vastgoedcriminaliteit ten behoeve van het vergelijken met een taxatiewaarde, dan wel het vergelijken met een aan- of verkoopprijs;

  • b. het Centraal bureau voor de statistiek ten behoeve van statistische doeleinden als bedoeld in artikel 37 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;

  • c. het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie ten behoeve van het zicht krijgen op waarden van inbeslaggenomen onroerende zaken;

  • d. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van de uitoefening van zijn wettelijke taken, bedoeld in artikel 70l van de Woningwet;

  • e. Staatsbosbeheer ten behoeve van de vaststelling van de waarde van onroerende zaken die in erfpacht of opstal zijn of worden uitgegeven;

  • f. de huurcommissie ten behoeve van het vaststellen van het aantal schaarstepunten van een woning.

Artikel 11

Als derden als bedoeld in artikel 40a van de wet, waaraan het waardegegeven van een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient, kan worden verstrekt, worden aangewezen:

indien deze om het waardegegeven verzoeken ten behoeve van het vergelijken met de veronderstelde waarde van een aan een financieringsaanvraag ten grondslag liggend waardeobject.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 februari 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de veertiende februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage als bedoeld in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.

Lijst met te registreren en aan de afnemers te verstrekken gegevens

– Voor ieder WOZ-object:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

Unieke adressering voorzover noodzakelijk bestaande uit:

(10.20) woonplaatsnaam

(11.10) straatnaam

(11.20) huisnummer

(11.30) huisletter

(11.40) huisnummertoevoeging

(11.50) aanduiding bij huisnummer

(11.60) postcode

(11.70) lokatieomschrijving

(12.20) gebruikscode

(14.10) code gebouwd/ongebouwd

(15.10) vastgestelde waarde

(15.20) waardepeildatum

(15.30) bijzondere-waarderingscode

(15.40) aanduiding valutasoort

(15.50) code blokkeren

Indien het WOZ-object door middel van een sluimerend WOZ-object geen onderdeel gemaakt is van een complex (anders wordt dit gegeven geregistreerd en geleverd voor het sluimerend WOZ-object):

(12.10) grondoppervlakte

Indien het WOZ-object bij het gegeven «(14.10) code gebouwd/ongebouwd» is gemerkt als «gedeeltelijk gebouwd, gedeeltelijk ongebouwd»:

(14.20) meegetaxeerde oppervlakte gebouwd

(14.30) aandeel waarde gebouwd

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Per WOZ-object dat door middel van een sluimerend WOZ-object geen onderdeel gemaakt is van een complex, voor ieder kadastraal object dat betrokken is bij dat WOZ-object (anders worden deze gegevens geregistreerd en geleverd voor het sluimerend WOZ-object):

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(51.10) kadastrale gemeentecode

(51.20) sectie

(51.30) perceelnummer

(51.40) perceel-index-letter

(51.50) perceel-index-nummer

(52.10) toegekende oppervlakte

Indien het WOZ-object bij het gegeven «(14.10) code gebouwd/ongebouwd» is gemerkt als «gedeeltelijk gebouwd, gedeeltelijk ongebouwd»:

(52.20) meegetaxeerde oppervlakte gebouwd per kadastraal object

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor ieder WOZ-object dat doorsneden wordt door een waterschapsgrens, per waterschap waarin het WOZ-object gelegen is:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(15.10) vastgestelde waarde

(71.10) code afnemer

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Per WOZ-object voor ieder subject te wiens aanzien een beschikking is genomen met betrekking tot dat WOZ-object:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(01.20) burgerservicenummer/sociaal-fiscaalnummer/fi-nummer

(01.21) aanvullend subjectnummer

(41.10) aanduiding eigenaar/gebruiker

(41.30) c.s.-code

Indien subject een natuurlijk persoon is:

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

Indien subject de eigenaar is:

(41.20) zakelijk-rechtcode

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor ieder subject dat als belanghebbende een beschikking heeft ontvangen:

(01.20) burgerservicenummer/sociaal-fiscaalnummer/fi-nummer

(01.21) aanvullend subjectnummer

Indien subject een natuurlijk persoon is:

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

(02.11) voorletters

(02.30) voorvoegsels

(04.05) aanduiding naamgebruik

(03.10) geboortedatum natuurlijk persoon

Indien subject een niet-natuurlijk persoon is:

(01.30) Handelsregisternummer

(02.40) geslachtsnaam/statutaire naam

Indien tenaamstelling bij natuurlijk persoon anders luidt dan de geslachtsnaam:

(02.31) voorvoegsels behorend bij partnernaam

(02.41) partnernaam/bedrijfsnaam verkort

Indien tenaamstelling bij niet-natuurlijk persoon anders luidt dan de statutaire naam:

(02.41) partnernaam/bedrijfsnaam verkort

Indien natuurlijk persoon overleden is:

(08.10) datum overlijden natuurlijk persoon

(08.11) status subject

(10.10) functie adres

Volledig postadres van subject voorzover noodzakelijk bestaande uit:

(11.10) straatnaam

(11.20) huisnummer

(11.30) huisletter

(11.40) huisnummertoevoeging

(11.50) aanduiding bij huisnummer

(11.60) postcode

(11.70) lokatieomschrijving

(10.20) woonplaatsnaam

(13.10) landnaam

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor iedere genomen WOZ-beschikking en voor iedere wijziging van de status van een genomen beschikking:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

(01.20) burgerservicenummer/sociaal-fiscaalnummer/fi-nummer

(01.21) aanvullend subjectnummer

(15.20) waardepeildatum

(22.10) code status beschikking

(22.20) datum status

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor iedere levering van gegevens aan een afnemer:

(09.10) gemeentecode

(09.11) gemeentenaam

(71.10) code afnemer

(91.10) contactpersoon

(91.20) telefoonnummer contactpersoon

(91.30) softwareleverancier

(91.40) versie Stuf-WOZ

(92.10) aanmaakdatum

(92.20) bijgewerkt tot en met maand

(92.30) datum vorige aanlevering

(93.30) aard leveringsbestand