Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-11-2002.
Geldend van 17-02-1999 t/m 31-12-2011

Wet van 30 maart 1995, houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inwerkingtreding van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 te regelen, enkele wijzigingen in deze wet aan te brengen, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 in te trekken en enige andere wetten hieraan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VI

Voor een personenauto, een bestelauto en een motorrijwiel als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor een kenteken is opgegeven ingevolge de Wegenverkeerswet of de Wegenverkeerswet 1994 en waarvoor belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na 31 maart 1995, vangt een kort tijdvak waarover voor het eerst belasting is verschuldigd ingevolge de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aan op de dag volgend op de laatste dag van het tijdvak waarover belasting op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 is voldaan. Het korte tijdvak eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting is verschuldigd op de voet van artikel 11, eerste lid, van die wet. Artikel 27 van die wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel VII

Voor een personenauto, een bestelauto en een motorrijwiel als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor een kenteken is opgegeven ingevolge de Wegenverkeerswet of de Wegenverkeerswet 1994 en waarvoor op 1 april 1995 geen belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, vangt een kort tijdvak waarover voor het eerst belasting ingevolge de eerstgenoemde wet is verschuldigd aan op 1 april 1995. Het korte tijdvak eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting is verschuldigd op de voet van artikel 11, eerste lid, van die wet. Artikel 27 van die wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel VIII

Voor een ander motorrijtuig als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, waarvoor belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na 31 maart 1995, vindt eerstgenoemde wet toepassing na afloop van dat tijdvak.

Artikel IX

Voor een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig dat in Nederland feitelijk ter beschikking staat en waarvoor belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na 31 maart 1995, vindt de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 toepassing na afloop van dat tijdvak.

Artikel X

Artikel VI is van overeenkomstige toepassing voor een kenteken als bedoeld in artikel 62 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na 31 maart 1995, met dien verstande dat voor artikel 11, eerste lid, moet worden gelezen: artikel 63, tweede lid.

Artikel XI

Artikel VII is van overeenkomstige toepassing voor een kenteken als bedoeld in artikel 62 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor op 1 april 1995 de belasting niet is voldaan, met dien verstande dat voor artikel 11, eerste lid, moet worden gelezen: artikel 63, tweede lid.

Artikel XII

  • 1 Indien de vermeerdering van belasting krachtens de artikelen 57 of 58 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt voldaan op afzonderlijke aangifte, dient het voertuig, bedoeld in artikel 55 van die wet te zijn voorzien van een nummerplaat die is ingericht en aangebracht volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien voor het voertuig een kenteken is opgegeven krachtens de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel XIII

Bij naheffing van belasting op de voet van de artikelen 33, 34, 35, 36, 52, 53, 60, 69 en 76 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 kan de na te heffen belasting mede worden berekend over het gedeelte van de tijdsduur dat ligt vóór 1 april 1995 overeenkomstig de onder de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 geldende tarieven.

Artikel XIV

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 wordt ingetrokken, met dien verstande dat:

  • a. de bepalingen van die wet van toepassing blijven met betrekking tot belastbare feiten die hebben plaatsgevonden vóór 1 april 1995;

  • b. artikel 13, tweede lid, van die wet van toepassing blijft gedurende het tijdvak waarvoor belasting is voldaan op de voet van die wet;

  • c. artikel 14 van die wet na 31 maart 1995 van toepassing blijft met betrekking tot verzoeken om teruggaaf van belasting die op de voet van die wet is voldaan, waarbij de teruggaaf bij vervanging van het motorrijtuig mede omvat het bedrag aan belasting dat met toepassing van artikel 13 van die wet in aanmerking zou komen voor verrekening en teruggaaf. Bedragen van f 10 en minder worden niet teruggegeven;

  • d. artikel 16 van die wet van toepassing blijft met betrekking tot een motorrijtuig, ter zake waarvan na 31 maart 1995 wordt geconstateerd dat over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt vóór 1 april 1995, te weinig belasting is voldaan;

  • e. de bepalingen van die wet van toepassing blijven met betrekking tot strafbare feiten die zijn begaan vóór 1 april 1995.

Artikel XV

  • 1 Met betrekking tot een personenauto, een bestelauto en een motorrijwiel waarvoor vóór 1 april 1995 een kenteken is opgegeven ingevolge de Wegenverkeerswet of de Wegenverkeerswet 1994 wordt de aanvraag om afgifte van een kentekenbewijs voor het motorrijtuig dan wel om wijziging van de tenaamstelling van het kentekenbewijs wegens wisseling van de houder van het motorrijtuig, aangemerkt als het doen van aangifte in de zin van artikel 17, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

  • 3 Ingeval op 1 april 1995 de inspecteur bekend is met het feit dat de aanvraag om aanpassing van het kentekenbewijs aan een verandering aan een in het eerste lid bedoeld motorrijtuig waardoor de belasting hoger wordt, achterwege is gebleven, wordt dit aangemerkt als een in artikel 17, derde lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 bedoelde constatering van het feit dat voor het motorrijtuig het doen van de aanvullende aangifte achterwege is gebleven.

Artikel XVI

  • 1 In afwijking van artikel 222, derde lid, van de Provinciewet wordt voor de berekening van het aan provinciale opcenten verschuldigde bedrag voor tijdvakken die aanvangen na 31 maart 1995 doch vóór 1 april 1997 uitgegaan van het tarief van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, zoals dat luidde bij aanvang van het kalenderjaar 1980, met dien verstande dat de vermeerdering van belasting bedoeld in artikel 6 alsmede het vaste bedrag genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van laatstgenoemde wet buiten beschouwing blijven.

  • 2 Onze Minister stelt het met ingang van 1 april 1997 ten hoogste te heffen aantal opcenten zodanig vast dat daaruit voor de provincies te zamen geen wijziging van de ten hoogste te verkrijgen opbrengst van de belasting voortvloeit, onverminderd de jaarlijkse aanpassing ingevolge artikel 222, vierde lid, van de Provinciewet.

Artikel XVII

Indien de inspecteur een beschikking heeft gegeven krachtens artikel VII, vierde of vijfde lid, van de wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto (Stb. 1993, 673) waarin aan een in die leden bedoeld verzoek is tegemoetgekomen, worden de motorrijtuigen waarop de beschikking betrekking heeft, zolang zij voldoen aan de gestelde voorwaarden, voor de heffing van motorrijtuigenbelasting aangemerkt als een bestelauto in de zin van artikel 2, onderdeel c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Artikel XVIII

Bij ministeriële regeling kunnen in verband met de overgang van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 naar de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering.

Artikel XIX

Bij ministeriële regeling worden wijzigingen aangebracht in de wetgeving en in de daarop gebaseerde bepalingen teneinde voor de motorrijtuigenbelasting voor een motorrijwiel, een personenauto of bestelauto waarvoor een kenteken is opgegeven, in de gevallen waarin door de houder opdracht is gegeven tot automatische incasso, betaling in maandelijkse termijnen mogelijk te maken met ingang van 1 januari 1998.

Artikel XXI

Deze wet kan worden aangehaald als Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 30 maart 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de eenendertigste maart 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager