Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-06-2001 en zichtdatum 03-10-2024.
Geldend van 01-12-1997 t/m 28-03-2006

Besluit van 12 mei 1995, houdende uitvoering van de artikelen 41, vijfde lid, 42, tweede lid, en 45, derde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 november 1994, PAO/BOG 9414146;

Gelet op de artikelen 41, vijfde lid, 42, tweede lid, en 45, derde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Raad van State gehoord (advies van 1 maart 1995, no. W13.94.0726);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 mei 1995, DGVgz/PAO/BOG-953685;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • c. commissie: de Commissie buitenslands gediplomeerden;

  • d. EER-overeenkomst: de overeenkomst van Oporto van 2 mei 1992 betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);

  • e. EER-gebied: het grondgebied van de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst.

Artikel 2

  • 1 De Commissie buitenslands gediplomeerden bestaat uit een voorzitter, tevens lid, alsmede uit vier leden-deskundigen per in artikel 3 van de wet genoemd, onderscheidenlijk krachtens artikel 34 van de wet aangewezen, beroep. Van de vier leden per beroep zijn er twee deskundig ter zake van de opleiding tot het desbetreffende beroep en twee ter zake van de uitoefening van dat beroep.

  • 2 Onze Minister benoemt en ontslaat de voorzitter en de andere leden van de commissie.

  • 3 De leden worden voor vier jaar benoemd. Zij zijn herbenoembaar. De zittingsduur van een tussentijds benoemd lid eindigt op het tijdstip waarop de zittingsduur van degene in wiens plaats hij is benoemd, eindigt.

  • 4 De leden, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, worden niet benoemd dan nadat Onze Minister de organisatie die naar zijn oordeel voldoende representatief is voor de instellingen die opleiden tot het desbetreffende beroep onderscheidenlijk voor de beoefenaren van dat beroep, heeft uitgenodigd binnen een door hem aan te geven termijn een voordracht tot benoeming te doen en deze termijn is verstreken.

  • 5 Onze Minister benoemt voor de voorzitter en voor elk van de andere leden een plaatsvervanger. Zij worden door Onze Minister ontslagen. Het derde en vierde lid zijn ten aanzien van de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Onze Minister kan een of meer ambtenaren aanwijzen als adviserend lid van de commissie.

  • 7 Onze Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

Artikel 3

De commissie heeft tot taak Onze Minister met betrekking tot een in het buitenland genoten opleiding tot een in artikel 3 van de wet genoemd beroep of een krachtens artikel 34 van de wet aangewezen beroep van advies te dienen over de vraag:

  • a. welke buiten het EER-gebied behaalde getuigschriften in aanmerking komen voor aanwijzing krachtens artikel 41, eerste lid, onder a, dan wel 45, eerste lid, onder a, van de wet;

  • b. of aan een buitenslands gediplomeerde op aanvraag een verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet behoort te worden afgegeven;

  • c. of aan een buitenslands gediplomeerde op aanvraag een verklaring als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder b, van de wet behoort te worden afgegeven;

  • d. of aan de onder b bedoelde verklaring beperkingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de wet moeten worden verbonden;

  • e. of sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 41, vierde lid, van de wet.

Artikel 4

De commissie heeft voorts tot taak Onze Minister met betrekking tot de toepassing van artikel 41, eerste lid, onder c, dan wel artikel 45, eerste lid, onder c, van de wet van advies te dienen over de vraag of de aanvrager van een EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen:

Artikel 6

  • 1 De commissie regelt haar werkwijze met inachtneming van dit besluit.

  • 2 De commissie kan externe deskundigen raadplegen.

  • 3 De commissie beraadslaagt en brengt advies uit in de overeenkomstig artikel 2, eerste lid, voor het desbetreffende beroep bedoelde samenstelling.

Artikel 7

  • 1 Bij een aanvrage om een verklaring als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet, of een verklaring als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder b, van de wet worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. het desbetreffende door Onze Minister beschikbaar te stellen aanvraagformulier, dat door de aanvrager is ingevuld;

    • b. een fotokopie van het deel van het paspoort dat de persoonsgegevens bevat;

    • c. het getuigschrift inzake het betreffende beroep dat door het in het land van herkomst daartoe bij of krachtens de wet bevoegd verklaarde gezag aan de aanvrager is afgegeven;

    • d. het programma van de opleiding tot het betreffende beroep, onderverdeeld in theorie- en praktijkvakken, met opgave van de duur van het onderwijs in die vakken, afkomstig van de instelling waarbij de aanvrager het getuigschrift heeft behaald;

    • e. cijferlijsten en beoordelingen van studieresultaten, praktijkperioden of -stages, en dergelijke, van de aanvrager;

    • f. indien in het land van herkomst een door een overheidsorgaan of een organisatie van beoefenaren van het desbetreffende beroep ingesteld register in stand wordt gehouden: een bewijs van inschrijving van de aanvrager in dat register, niet ouder dan zes maanden;

    • g. een document waaruit blijkt dat ten aanzien van de aanvrager geen beslissing als bedoeld in artikel 42, eerste lid, dan wel in artikel 45, tweede lid, van de wet van kracht is;

    • h. bewijsstukken van eventuele beroepservaring.

  • 2 De bescheiden, bedoeld onder c tot en met g, zijn gesteld, dan wel door een beëdigd vertaler vertaald, in het Nederlands, Engels, Frans of Duits. De fotokopieën zijn gewaarmerkt.

Artikel 8

Artikel 9

Het Besluit commissies buitenlandse apothekers en apothekersassistenten en het Besluit buitenslands gediplomeerde verpleegkundigen worden ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitenslands gediplomeerden volksgezondheid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 mei 1995

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de achtste februari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager