Zo spoedig mogelijk nadat de lijst van prioriteitsstoffen in het Publikatieblad van
de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd, zal de minister in de Staatscourant hiervan
mededeling doen. Daarbij wordt een verzoek gedaan om informatie te verstrekken over
de risico’s van de betreffende prioriteitsstoffen.
Met het verzoek is beoogd is om ook van anderen dan betrokken fabrikanten en importeurs
inlichtingen over de risico’s van een stof te verkrijgen. In het bijzonder kan daarbij
worden gedacht aan het bedrijfsleven, wetenschappelijke instellingen of maatschappelijke
groeperingen.
Informatie kan zowel worden gegeven over stoffen die door Nederland moeten worden
beoordeeld, als over stoffen die door een andere lid-staat van de Europese Unie worden
beoordeeld. De gegevens die aan de minister over laatstgenoemde stoffen worden verstrekt,
zullen worden doorgezonden aan de betrokken rapporteur van die lid-staat.
Met de door fabrikanten en importeurs geleverde gegevens alsmede met uit andere bron
afkomstige informatie wordt de risicobeoordeling uitgevoerd.
De resultaten daarvan worden neergelegd in een ontwerp van een rapport van de minister.
De gegevens van dit ontwerp van een rapport omvatten ten minste:
-
a. de in bijlage 5 van de uitvoeringsverordening genoemde gegevens alsmede een samenvatting
daarvan;
-
b. een toelichting op de wijze waarop rekening is gehouden met voorgaande risicobeoordelingen
van de stof;
-
c. indien van toepassing: een voorstel voor een strategie om de risico’s van de stof
te beperken, en
-
d. zo nodig: een analyse betreffende de voor- en nadelen van de stof en de beschikbaarheid
van vervangingsstoffen.
Het ontwerp-rapport wordt gezonden aan de fabrikanten en importeurs die op grond van
de basisverordening gegevens over de stof hebben geleverd. Het gaat daarbij niet alleen
om de in Nederland gevestigde fabrikanten en importeurs, maar ook om de daarbuiten
in de Europese Unie, of in andere staten van de Europese Economische Ruimte gevestigde
fabrikanten en importeurs.
Op de voorbereiding van het rapport is tevens de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. De procedure is grafisch
weergegeven in de bijlage bij deze circulaire en houdt het volgende in.
Het ontwerp van het rapport wordt ter inzage gelegd. Tezamen met het ontwerp van een
rapport worden, ingevolge artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht, stukken ter inzage gelegd die op dat ontwerp-rapport betrekking hebben. Uiteraard
liggen gegevens die als vertrouwelijk worden behandeld niet ter inzage.
Van deze ter inzagelegging wordt kennisgeving gedaan in de Staatscourant. Een ieder
(en dus ook het bedrijfsleven) kan gedurende een periode van ten minste vier weken
nadat het ontwerp-rapport ter inzage is gelegd, zijn zienswijze kenbaar maken. Het
commentaar kan aanleiding zijn tot wijziging van het ontwerp van het rapport.
Nadat de termijn van de terinzagelegging is verlopen wordt het rapport door de minister
vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en na overleg met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het rapport vormt
de basis voor het aan de Europese Commissie toe te zenden verslag.
Een afschrift van het verslag wordt toegezonden aan de fabrikanten en importeurs die
op grond van de basisverordening nadere gegevens met betrekking tot de stof hebben
overlegd.
Tevens ontvangen degenen die hun zienswijzen met betrekking tot het ontwerp-rapport
naar voren hebben gebracht hiervan afschrift, dan wel, indien de gegevens geheim zijn,
een samenvatting. Gegevens die als vertrouwelijk moeten worden behandeld komen niet
voor in de stukken die worden toegezonden aan derden die hun zienswijzen met betrekking
tot het ontwerp-rapport naar voren hebben gebracht.