Bijlage 1. behorende bij het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater
[Regeling vervallen per 22-12-2009]
Wijze van bemonsteren en analyseren van het biochemisch zuurstofverbruik, het chemisch
zuurstofverbruik alsmede de concentratie onopgeloste bestanddelen, totaal-fosfaat
en totaal-stikstof en beoordeling van de resultaten daarvan, als bedoeld in de artikelen
4 en 5, eerste lid, van het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater.
A. Wijze van bemonsteren en analyseren
[Regeling vervallen per 22-12-2009]
1. De plaats van bemonstering wordt daar gekozen, waar een zo representatief mogelijk
beeld van de concentraties van de te bepalen parameters in het te zuiveren onderscheidenlijk
het te lozen stedelijk afvalwater kan worden verkregen. Het door de rioolwaterzuiveringsinrichting
te zuiveren stedelijk afvalwater wordt volumeproportioneel over 24 uur bemonsterd.
Het te lozen stedelijk afvalwater kan tijdproportioneel worden bemonsterd.
Ingeval het een rioolwaterzuiveringsinrichting met een ontwerpcapaciteit van meer
dan 100 000 i.e. betreft, geschiedt bemonstering van het te lozen stedelijk afvalwater
volumeproportioneel over 24 uur.
Onder het te zuiveren stedelijk afvalwater wordt hier verstaan het aangevoerde stedelijk
afvalwater vóór eventuele vermenging met één of meer deelstromen die bij het zuiveringsproces
vrijkomen en op de rioolwaterzuiveringsinrichting moeten worden teruggevoerd.
2. Het minimum aantal monsters per maand wordt vastgesteld naar gelang van de grootte
van de zuiveringsinstallatie en wordt gedurende de maand met geregelde tussenpozen
genomen:
-
a. met betrekking tot de vaststelling van de per rioolwaterzuiveringsinrichting geloosde
hoeveelheid totaal-fosfaat of totaal-stikstof:
- minder dan 5 000 i.e.:
|
minimaal 1 per maand
|
- 5 000 tot 49 999 i.e.:
|
minimaal 2 per maand
|
- 50 000 tot en met 100 000 i.e.:
|
minimaal 4 per maand
|
- meer dan 100 000 i.e.:
|
minimaal 5 per maand
|
-
b. met betrekking tot de vaststelling van het biochemisch zuurstofverbruik gedurende
vijf dagen (BZV5) of chemisch zuurstofverbruik (CZV) en de geloosde hoeveelheid onopgeloste
bestanddelen:
- minder dan 10 000 i.e.:
|
minimaal 1 per maand in het eerste jaar
|
|
na het eerste jaar:
|
|
- indien de monsters aan de voorschriften opgenomen in dit besluit voldoen: 1 monster
per 3 maanden
|
|
- indien één monster niet aan de voorschriften opgenomen in dit besluit voldoet,
wordt 1 monster per maand genomen in het daarop volgende jaar
|
- 10 000 tot 49 999 i.e.:
|
minimaal 1 per maand
|
- 50 000 i.e. of meer:
|
minimaal 2 per maand
|
3. Er worden goede internationale laboratoriumpraktijken toegepast, die gericht zijn
op een zo gering mogelijke achteruitgang van het monster tussen de monsterneming en
de analyse.
4. Etmaalmonsters worden individueel geanalyseerd. De chemische analyses worden uitgevoerd
volgens de op de desbetreffende parameter van toepassing zijnde methoden, opgenomen
in de hieronder genoemde, door het Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven, normbladen
(NEN-normen). De hieronder aangegeven verwijzing naar een NEN-norm heeft betrekking
op de laatst uitgegeven NEN-norm met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctie-bladen.
Een uitgegeven aanvulling respectievelijk correctieblad wordt eerst van toepassing
op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de uitgifte heeft plaatsgevonden.
BZV5
|
NEN 6634
|
CZV
|
NEN 6633
|
onopgeloste bestanddelen
|
NEN 6621
|
totaal-fosfaat
|
NEN 6663
|
Kjeldahl-N
|
NEN-ISO 5663 (EN 25663)
|
NO2-N
|
NEN 6653
|
NO3-N
|
NEN 6652
|
5. Indien op grond van metingen aangetoond kan worden, dat in het te zuiveren stedelijk
afvalwater het gehalte aan nitriet- en nitraatstikstof voortdurend zeer gering is
(minder dan 1%) ten opzichte van het gehalte aan Kjeldahlstikstof, dan kan voor het
te zuiveren stedelijk afvalwater worden volstaan met de meting van het gehalte aan
Kjeldahlstikstof.
B. Beoordeling van de resultaten
[Regeling vervallen per 22-12-2009]
1. Het te lozen stedelijk afvalwater wordt geacht te voldoen aan de eisen betreffende
relevante parameters indien voor iedere relevante parameter afzonderlijk uit monsters
van het stedelijk afvalwater blijkt dat het als volgt voldoet aan de relevante parameterwaarde.
-
a. Voor de parameters opgenomen in bijlage 2, wijken niet meer monsters af van de grenswaarde behorende bij de betrokken parameter,
dan het in bijlage 5 opgenomen maximale aantal monsters.
-
b. Het afwijken, bedoeld onder a, mag voor onopgeloste bestanddelen ten hoogste 150 procent en voor de overige parameters
ten hoogste 100 procent van de grenswaarde bedragen.
-
c. De concentratie totaal-fosfaat in te lozen stedelijk afvalwater wordt uitgedrukt als
de voortschrijdend gemiddelde concentratie totaal-fosfaat in 10 opeenvolgende etmaalmonsters
van stedelijk afvalwater.
-
d. De concentratie totaal-stikstof in te lozen stedelijk afvalwater wordt uitgedrukt
in de over het kalenderjaar berekende jaargemiddelde concentratie totaal-stikstof
in dit afvalwater.
2. Het zuiveringsrendement wordt berekend als volgt:
waarin:
Vi = hoeveelheid totaal-fosfaat respectievelijk totaal-stikstof in het per beheerder
te zuiveren stedelijk afvalwater, in kg per jaar.
Ve = hoeveelheid totaal-fosfaat respectievelijk totaal-stikstof in het per beheerder
te lozen stedelijk afvalwater, in kg per jaar.
Vi en Ve worden berekend met de onderstaande formules:
waarin:
r = de betrokken rioolwaterzuiveringsinrichting
n = het aantal rioolwaterzuiveringsinrichtingen van een beheerder
d = de betrokken bemonsteringsdag
Mr = het aantal bemonsteringsdagen per jaar voor inrichting r
ird = concentratie in het te zuiveren afvalwater op dag d voor inrichting r in g/m3
Erd = geloosde hoeveelheid afvalwater op de dag d door inrichting r in m3
erd = concentratie in het te lozen afvalwater op dag d voor inrichting r in g/m3
Voor de meting van de geloosde hoeveelheid stedelijk afvalwater (in m3) wordt een methode gehanteerd waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting kleiner
is dan 5%. Dit wordt door ijking vastgesteld.
Bijlage 4. behorende bij het Lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater
[Regeling vervallen per 22-12-2009]
Bedrijven en bedrijfsaktiviteiten, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Lozingenbesluit
Wvo stedelijk afvalwater
-
1. Zuivelindustrie
-
2. Vervaardiging van produkten op basis van groenten en fruit
-
3. Bereiding en botteling van frisdranken
-
4. Verwerking van aardappelen
-
5. Vleesindustrie
-
6. Brouwerijen
-
7. Bereiding van alcohol en alcoholhoudende dranken
-
8. Vervaardiging van diervoeder uit plantaardige produkten
-
9. Vervaardiging van gelatine en lijm op basis van huiden en beenderen
-
10. Mouterijen
-
11. Visverwerkingsindustrie