In de huidige praktijk wordt het wegverkeer van en naar de inrichting, net als de
activiteiten op het terrein van de inrichting, getoetst aan de hand van twee geluiddosismaten:
het equivalente geluidsniveau (LAeq) en het piekgeluid (Lmax). Voor beide worden grenswaarden aangegeven in de vergunning, gespecificeerd naar
de dag, avond en nacht. Bij het vastleggen van deze grenswaarden wordt de normstelling
uit de Circulaire industrielawaai gehanteerd.
Ik adviseer u om verkeersbewegingen van en naar de inrichting in het vervolg uitsluitend
te beoordelen aan de hand van de etmaalwaarde van het bij die verkeersbewegingen behorende
equivalente geluidsniveau. Dit impliceert dat de bijdrage aan het LAeq van het verkeer van en naar de inrichting niet langer wordt opgeteld bij de bijdrage
van de activiteiten op het terrein van de inrichting zelf, maar separaat wordt getoetst.
Separate toetsing betekent ook dat er geen optelling plaats vindt bij het overige
wegverkeer. Voor alle duidelijkheid merk ik nog op dat toetsing van het verkeer van
en naar de inrichting aan de piekwaarden volgens de Circulaire industrielawaai hiermee
komt te vervallen.
Wat de bandbreedte betreft waarbinnen u als bevoegd gezag de maximaal toelaatbare
geluidsbelasting voor de gevels van de betrokken woningen kunt vaststellen, adviseer
ik u om - als etmaalwaarde - een voorkeursgrenswaarde van LAeq 50 dB(A), en een maximale grenswaarde van LAeq 65 dB(A).
Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder wordt bij de bepaling van de etmaalwaarde voor wegverkeerslawaai de periode van 19.00
uur tot 23.00 uur niet betrokken. Echter, bij de beoordeling van de hier bedoelde
verkeersbewegingen kan deze periode een maatgevende rol spelen. Ik adviseer u dan
ook deze periode wel bij de bepaling van de etmaalwaarde van deze verkeersbewegingen
te betrekken. In aansluiting op de systematiek voor industrielawaai geef ik u daarbij
in over-
weging om het equivalente geluidsniveau over deze periode ten behoeve van de bepaling
van de etmaalwaarde met 5 dB(A) te verhogen.
Ik adviseer u om geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde toe te staan indien
die overschrijding kan worden voorkomen door het treffen van bronmaatregelen (bijvoorbeeld
door beperking van de verkeersbewegingen ’s avonds of ’s nachts) of door (op kosten
van de vergunningaanvrager te treffen) geluidwerende maatregelen in de overdrachtsweg
(schermen en dergelijke). Als dergelijke maatregelen redelijkerwijs niet uitvoerbaar
zijn, kan worden uitgeweken naar een hogere grenswaarde. Wanneer het bevoegd gezag
een hogere grenswaarde overweegt, adviseer ik u rekening te houden met de bestaande
situatie, de mogelijkheden om geluidsgevoelige ruimten van betrokken woningen door
gevelmaatregelen voldoende te beschermen en met de geldende grenswaarden uit de Wet geluidhinder, waaronder de maximaal toelaatbare binnenwaarde van LAeq 35 dB(A).
Volgens de jurisprudentie is het overigens niet toegestaan om in de milieuvergunning
voorschriften op te nemen waarvan de vergunninghouder de naleving niet in zijn macht
heeft. Derhalve kan niet worden voorgeschreven dat de vergunninghouder verplicht is
om aan omliggende woningen zo nodig geluidwerende voorzieningen aan te brengen. In
het overleg voorafgaand aan de vergunningaanvraag kunnen hierover echter wel afspraken
worden gemaakt tussen betrokken partijen. Hierbij kan worden betrokken de mogelijkheid
om bij omliggende woningen gevelisolatiemaatregelen aan te brengen. Wanneer het in
het kader van een noodzakelijk geachte hogere waarde wenselijk wordt geacht gevelisolatiemaatregelen
aan te brengen, lijkt het redelijk om de kosten welke hieraan zijn verbonden ten laste
van de vergunningaanvrager te brengen. Ik merk daarbij op dat situaties zich kunnen
voordoen waarbij door de eigenaar of de bewoner van een woning of de gebruiker van
een gebouw geen toestemming wordt gegeven voor het aanbrengen van deze isolatiemaatregelen.
In die gevallen kan het bevoegd gezag bij de afweging om een hogere grenswaarde toe
te staan naast de hierboven genoemde aspecten laten meewegen of de vergunningaanvrager
terzake een redelijk isolatieaanbod heeft gedaan.
Ten slotte merk ik op dat het niet de bedoeling is om, zoals bij verkeerslawaai gebruikelijk,
van de berekende of gemeten geluidsbelasting, voordat deze aan de grenswaarden voor
de gevelbelasting wordt getoetst, de aftrekregeling van artikel 103 van de Wet geluidhinder toe te passen. Waar het gaat om het verkeer van en naar inrichtingen wordt de meeste
hinder namelijk veroorzaakt door vrachtverkeer. Naar de huidige stand van zaken is
redelijkerwijs niet te verwachten dat het vrachtverkeer in de nabije toekomst aanzienlijk
stiller zal worden. Dit laat onverlet dat wanneer in de specifieke situaties waar
het hier om gaat daadwerkelijk stillere transportmiddelen worden ingezet, dit bij
de vergunningverlening kan worden betrokken.