Inkomensbesluit AOW 1996

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2004.
Geldend van 08-09-2002 t/m 31-12-2004

Inkomensbesluit AOW 1996

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelet op de artikel 10, vierde lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de wet:

de Algemene Ouderdomswet;

b. een loondervingsuitkering:

een uitkering krachtens de verplichte verzekering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering alsmede een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, alsmede een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg met uitzondering van een uitkering aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, tweede lid, van die wet.

§ 2. Inkomen uit arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, artikel 10, eerste en tweede lid, en artikel 11 van de wet wordt onder inkomen uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven verstaan:

  • a. opbrengst van arbeid;

  • b. winst uit bedrijf en zelfstandig uitgeoefend beroep.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt niet als opbrengst van arbeid beschouwd:

    • a. een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, voor zover deze niet wordt gedekt door stortingen van de werknemer;

    • b. een loondervingsuitkering;

    • c. een aanvulling op een loondervingsuitkering;

    • d. vakantie-uitkering.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Onder opbrengst van arbeid, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt, voor zover deze arbeid in dienstbetrekking wordt verricht doch niet in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verstaan de gelden en alle andere voordelen die als beloning voor die arbeid worden genoten.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt niet als opbrengst van arbeid beschouwd:

    • a. een uitkering, die naar aard en strekking met een loondervingsuitkering overeenkomt;

    • b. een aanvulling daarop;

    • c. vakantie-uitkering.

  • 4 In afwijking van het derde lid, onderdelen a en b, worden voor zolang de dienstbetrekking voortduurt, uitkeringen terzake van werkloosheid alsmede aanvullingen daarop als opbrengst van arbeid beschouwd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Onder opbrengst van arbeid, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt, voorzover deze arbeid niet in dienstbetrekking wordt verricht, verstaan het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 3 en 7 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van die wet.

  • 3 Voorzover over de opbrengst van arbeid, zoals vastgesteld op grond van het eerste en tweede lid, geen aanspraak op vakantie-uitkering bestaat, wordt van dit inkomen slechts een deel in aanmerking genomen. Dit deel is gelijk aan het quotiënt van 100 en de som van 100 en het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Onder opbrengst van arbeid wordt tevens verstaan een financiële tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 7 van de Wet arbeid en zorg.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 2 Indien de berekening van de in het eerste lid bedoelde winst leidt tot een negatief bedrag, wordt die winst op nihil gesteld.

  • 3 Van de winst uit bedrijf en zelfstandig uitgeoefend beroep, zoals vastgesteld op grond van het eerste en tweede lid, wordt slechts een deel in aanmerking genomen. De laatste volzin van artikel 5, derde lid, is voor het vaststellen van dit deel van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de pensioengerechtigde en zijn echtgenoot samenwerken in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, wordt ter vaststelling van het deel van de met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid berekende winst, dat de echtgenoot toekomt, de winst vermenigvuldigd met de factor a/b, waarbij:

    • a. voorstelt het loon van de werknemer, die in dienstbetrekking een gelijkwaardige functie uitoefent als de echtgenoot en

    • b. voorstelt de som van het onder a bedoelde loon en het loon van de werknemer die in dienstbetrekking een gelijkwaardige functie uitoefent als de pensioengerechtigde.

§ 3. Inkomen in verband met arbeid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, artikel 10, eerste en tweede lid, en artikel 11 van de wet wordt onder inkomen in verband met arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven verstaan:

    • a. een loondervingsuitkering alsmede uitkeringen die naar aard en strekking daarmee overeenkomen, met uitzondering van de uitkeringen die op grond van artikel 3, derde lid, en artikel 4, vierde lid, als opbrengst van arbeid worden beschouwd;

    • b. een uitkering op grond van een particuliere verzekering wegens derving van inkomen, die ten behoeve van de werknemer in het kader van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten;

    • c. een uitkering op grond van een pensioenregeling, voorzover niet begrepen onder a;

    • d. een uitkering op grond van een regeling voor vervroegde uittreding of een regeling, die naar aard en strekking daarmee overeenkomt;

    • e. een uitkering op grond van een regeling voor functioneel leeftijdsontslag of op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen;

    • f. loon dat uit vroegere dienstbetrekking van de echtgenoot wordt genoten, voorzover niet begrepen onder a, b, c, d, e, j en k;

    • g. een basisbeurs en een aanvullende beurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 alsmede een beurs, die naar aard en strekking daarmee overeenkomt;

    • h. een bedrijfsbeëindigingsvergoeding van de door Onze Minister van Economische Zaken opgerichte Stichting ontwikkeling en sanering midden- en kleinbedrijf;

    • i. een maandelijkse bedrijfsbeëindigingsvergoeding van de door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij opgerichte Stichting ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw;

    • j. een uitkering ingevolge de wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba, een volkenrechtelijke organisatie of een of meer andere Mogendheden, die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering als bedoeld in dit lid, voorzover niet al begrepen onder a, of met een nabestaandenuitkering, met uitzondering van een uitkering, die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of met een verstrekking op grond van de Ziekenfondswet, of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • k. het bedrag van de uitkering bedoeld in onderdeel j, waarop recht bestaat, maar die niet wordt uitbetaald, omdat onder de toepasselijke wetgeving gebruik is gemaakt van het daarin voorziene recht af te zien van het recht op die uitkering of de uitbetaling daarvan;

    • l. een pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945;

    • m. een pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers 1940-1945;

    • n. een pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet;

    • o. een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945;

    • p. een uitkering op grond van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945;

    • q. een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt onder pensioenregeling verstaan:

    • a. een regeling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft de verzorging van werknemers en gewezen werknemers bij invaliditeit of ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en van hun minderjarige kinderen en pleegkinderen door middel van pensioen;

    • b. een door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingevolge het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering aangewezen regeling.

  • 4 Voorzover over een inkomen als genoemd in het eerste lid, geen aanspraak op vakantieuitkering bestaat, wordt dit inkomen slechts voor een deel in aanmerking genomen. De laatste volzin van artikel 5, derde lid is voor het vaststellen van dit deel van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien een uitkering als bedoeld in het eerste lid, gekort of geweigerd is op grond van een boete of maatregel, wordt voor de toepassing van dit besluit als inkomen beschouwd de uitkering zonder deze korting of weigering.

§ 4. Bepaling van het inkomen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 Het inkomen uit of in verband met arbeid uit het bedrijfs- of beroepsleven wordt vastgesteld op het tot een bedrag per maand herleide inkomen, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 7, dat de echtgenoot van de pensioengerechtigde in de maand waarover het recht op uitkering wordt vastgesteld, verwerft.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de maand gesteld op 21,75 dagen.

  • 3 Bij per maand wisselende inkomsten kan op basis van een geschat inkomen een gemiddeld inkomen per maand worden bepaald, waarna per periode van zes maanden een herberekening plaatsvindt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 De noodzakelijke omrekening van het in een buitenlandse munteenheid uitgedrukte inkomen uit of in verband met arbeid in de Nederlandse munteenheid geschiedt voor zover het een inkomen betreft dat is uitgedrukt in de munteenheid van een lid-staat van de Europese Gemeenschap volgens de op basis van artikel 107 van verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 maart 1972 (Pb EG L74) tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71 vastgestelde kwartaalkoersen, en voor zover het een inkomen betreft dat niet is uitgedrukt in de munteenheid van een lid-staat met behulp van de door De Nederlandsche Bank NV geadviseerde wisselkoersen.

  • 2 Een wijziging van de in het eerste lid bedoelde koers beïnvloedt het op grond van artikel 8 vastgestelde inkomen niet, met dien verstande dat:

    1e bij wijziging van het inkomen uit of in verband met arbeid, anders dan ten gevolge van de koersmutaties, een omrekening plaatsvindt; en 2e tenminste eens per jaar een omrekening plaatsvindt.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Indien de toepassing van dit besluit leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat, bepaalt de Sociale verzekeringsbank het inkomen op andere wijze.

§ 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het Inkomensbesluit AOW wordt ingetrokken.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1996.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomensbesluit AOW 1996.

’s-Gravenhage, 26 juni 1996

De

Staatssecretaris

voornoemd,

R.L.O. Linschoten