Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische [...] kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-08-2002 en zichtdatum 11-11-2024.
Geldend van 01-11-1996 t/m heden

Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep

Artikel 1

De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 378, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:

  • a. inhoud van de telastlegging (verwezen kan worden naar de dagvaarding en eventueel naar de nadere opgave, bedoeld bij art. 374 van het Wetboek van Strafrecht, met vermelding van nadere opgave ter terechtzitting);

in geval van bewezenverklaring:

  • a. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt);

  • b. de bewezenverklaring (verwezen kan worden naar onder a, met aanduiding van de eventuele beperking of uitlegging);

  • c. de kwalificatie van het (de) strafbare feit(en) dat (die) het bewezenverklaarde oplevert met de gronden daarvoor;

  • d. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast;

  • e. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte en het (de) feit(en), eventueel met de gronden daarvoor;

  • f. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor;

  • g. opgelegde straf(fen) of maatregel(en). Opgave van bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebben geleid, alsmede in de voorkomende gevallen van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv;

  • h. bijkomende beslissingen, met eventueel de gronden daarvoor;

andere gevallen:

  • a. de beslissing met de gronden daarvoor;

  • b. bijkomende beslissingen, met eventueel de gronden daarvoor.

Artikel 2

De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 395, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:

  • a. inhoud van de telastlegging (verwezen kan worden naar de dagvaarding of, in oproepingszaken, naar de oproeping of nadere opgave, met vermelding van eventuele aanvulling ter terechtzitting);

in geval van bewezenverklaring:

  • a. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt. Vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan, is in voor hoger beroep vatbare zaken gewenst);

  • b. de bewezenverklaring (verwijzing naar onder a, met aanduiding van de eventuele beperking of uitlegging is toegelaten);

  • c. de kwalificatie van het (de) strafbare feit(en) dat (die) het bewezenverklaarde oplevert;

  • d. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast;

  • e. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte en het feit, eventueel met de gronden daarvoor;

  • f. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor;

  • g. opgelegde straf of maatregel. Opgave van bijzondere redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregelen hebbben geleid, is in voor hoger beroep vatbare zaken gewenst. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv;

  • h. bijkomende beslissingen, met eventueel de gronden daarvoor;

andere gevallen:

  • a. de beslissing met de gronden daarvoor;

  • b. bijkomende beslissingen, met eventueel de gronden daarvoor.

Artikel 3

De aantekening van het mondeling vonnis als bedoeld in artikel 426d, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de navolgende gegevens te bevatten:

  • a. beslissing omtrent nietigheid van de dagvaarding in eerste aanleg/de onbevoegdheid van de enkelvoudige kamer tot kennisneming van het (de) telastegelegde feit(en)/de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep/schorsing van de vervolging;

  • b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld (gehele of gedeeltelijke bevestiging/gehele of gedeeltelijke vernietiging);

  • c. inhoud van de telastlegging (verwijzing naar de dagvaarding in eerste aanleg is toegelaten, met vermelding van nadere opgave ter terechtzitting);

  • d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) telastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt);

  • e. de bewezenverklaring (verwijzing naar onder c, met aanduiding van de eventuele beperking of uitlegging, is toegelaten);

  • f. de kwalificatie van het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert;

  • g. de wettelijke voorschriften die zijn toegepast;

  • h. beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte(n) en het (de) feit(en), eventueel met de gronden daarvoor;

  • i. ontslag van rechtsvervolging met de gronden daarvoor;

  • j. opgelegde straf(fen) of maatregel(en) met vermelding van de bijzondere redenen die de straf(fen) hebben bepaald of tot de maatregel(en) hebbben geleid. Verder in de voorkomende gevallen opgave van de strafmotiveringseisen, genoemd in art. 359, vierde, zesde, zevende en achtste lid, Sv;

  • k. overige/bijkomende beslissingen, eventueel met de gronden daarvoor.

Artikel 4

De beschikking van 5 december 1927, Stcrt. 1927, nr. 237, laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 7 oktober 1964 (Stcrt. 1964, 199), alsmede de beschikking van 13 september 1987 (Stbl. 1987, 16) worden ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis in werking zal treden.

Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant.

Den Haag, 2 oktober 1996

De

Minister

van Justitie,

W. Sorgdrager