Besluit van 28 november 1996, houdende in hoofdzaak de formalisering van enkele maatregelen
uit de Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk voor
de contractperiode 1 april 1995 tot en met 31 maart 1997
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 18 oktober 1996, AD96/U860,
directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement
Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;
Gelet op:
-
–
artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,
-
–
artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
-
– artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling
van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden,
alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993,
218) en
-
–
artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman;
De Raad van State gehoord (advies van 12 november 1996, nr. W04.96.0488);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van november 1996,
nr. AD96/1007, directoraat- generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement
Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;
Hebben goedgevonden en verstaan: