Circulaire Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW-operatie)

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2014 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 04-07-1997 t/m heden

Circulaire Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW-operatie)

«Circulaire aan de Ministers»

1. Inleiding/managementinformatie

Deze circulaire strekt tot het verschaffen van nadere informatie over de operatie ’Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen’ (OOW). Op grond van de voorgestelde Wet OOW zoals die op 27 maart 1997 is ingediend bij de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 282, nrs. 1-3), worden de werknemersverzekeringen voor het overheidspersoneel vanaf 1 januari 1998 gefaseerd ingevoerd. Een integrale invoering van alle werknemersverzekeringen op één moment is complex en met name uitvoeringstechnisch risicovol. Om de invoeringsrisico’s te beperken, heeft het kabinet ervoor gekozen om de werkne-mersverzekeringen op verschillende tijdstippen van toepassing te verklaren op verschillende categorieën overheidspersoneel.

Kort samengevat houdt het voorgestelde invoeringsscenario van OOW het volgende in.

– Met ingang van 1 januari 1998 wordt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) inclusief de maatregelen van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Pemba) ingevoerd. Bestaande WAO-conforme uitkeringen worden daarbij omgezet in WAO-uitkeringen.

  • Met ingang van 1 januari 1999 wordt de Ziektewet (ZW) ingevoerd voor het overheidspersoneel (inclusief wachtgelders) dat op of na die datum ziek in de zin van die wet wordt (’de nieuwe gevallen’).

  • Op overheidspersoneel dat op 31 december 1998 recht heeft op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte of recht heeft op een wachtgeld en op die datum ongeschikt is tot werken wegens ziekte (’de oude gevallen’) is de ZW per 1 januari 1999 niet van toepassing. Voor deze categorie overheidspersoneel blijven de rechtspositionele aanspraken bij ziekte in stand. De ZW wordt echter op een oud geval van toepassing, zodra hij in 1999 gedurende vier weken is hersteld van zijn ziekte.

  • Over de invoering van de Werkloosheidswet (WW) beslist het kabinet in 1998. Het besluit zal worden genomen na afronding van een onderzoek naar de wijze van financiering van de werkloosheidslasten bij de overheid en de markt. De afronding van dat onderzoek is gepland in het eerste kwartaal van 1998. De vroegst mogelijke invoeringsdatum voor de WW is 1 januari 1999. Hierbij zal verschil gemaakt worden tussen nieuwe en oude gevallen.

  • De WW zal op zijn vroegst vanaf 1 januari 1999 van toepassing worden op overheidswerknemers die op of na die datum werkloos in de zin van de WW worden (’de nieuwe gevallen’).

  • De op het moment van invoering van de WW reeds bestaande wachtgelders (’de oude gevallen’) verkrijgen op zijn vroegst per 1 januari 2000, een jaar later dus, recht op een WW-uitkering.

  • Bij invoering van de WW zal een uniform financieringsregime voor overheid en marktsector tot stand worden gebracht.

Het bovenstaande is in onderhavige circulaire als volgt nader uitgewerkt.

In hoofdstuk 2 wordt in herinnering gebracht wat het doel is van de OOW-operatie.

In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de voor u van belang zijnde wijzigingen na het van kracht worden van de Wet OOW wat betreft de arbeidsongeschiktheid. Hierbij wordt tevens ingegaan op de van u in dit kader in de loop van 1997 gevraagde activiteiten.

Hoofdstuk 4 betreft de gevolgen van de voorgestelde wet OOW voor de regelingen terzake van werkloosheid en ziekte.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de toepassing van de Toeslagenwet en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; de uitvoering van de werknemersverzekeringen voor het overheidspersoneel, de ziektekostenverzekering en de bovenwettelijke regelingen.

Hoofdstuk 6 geeft tot slot in grote lijnen een schets van het tijdpad van de van u gevraagde activiteiten tot 1 januari 1998.

Als bijlage1 is voor uw informatie bijgevoegd een nieuwsbrief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de bovengenoemde wet Pemba. Daarin vindt u algemene informatie over de inhoud en betekenis van de maatregelen van de Wet Pemba. Toen deze nieuwsbrief werd geschreven, lag de Wet Pemba nog in de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Inmiddels is de Wet Pemba door de Eerste Kamer aanvaard en zal die wet in werking treden per 1 januari 1998. Ook is intussen de Osv 1997 in werking getreden, zodat, waar in die nieuwsbrief wordt gesproken van bedrijfsverenigingen, gelezen moet worden: het Lisv.

Wat betreft specifiek uitvoeringstechnische onderwerpen betreffende de WAO en Pemba zal u spoedig nog nader worden geïnformeerd door de USZO. Van de ontwikkelingen ten aanzien van de invoering van de WW en de ZW zal ik u op de hoogte houden.

2. De operatie ’overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen’

2.1. Doel

In het kader van de operatie ’Overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen’ (OOW) wordt het overheidspersoneel onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen gebracht. Het voorstel van wet waarbij dit wordt geregeld, de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW), is 27 maart 1997 ingediend bij de Tweede Kamer (wetsvoorstel 25 282).

De werknemersverzekeringen worden ingevoerd voor alle overheidswerknemers, alsmede de gewezen overheidswerknemers die bij de invoering van OOW reeds in het genot zijn van een uitkering op grond van een ambtelijke uitkeringsregeling (de zogenoemde ’oude gevallen’).

Om dit te bereiken, worden de overheidswerknemers en de bedoelde gewezen overheidswerknemers opgenomen in de kring van verzekerden op grond van de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Werkloosheidswet (WW), de Toeslagenwet (TW), de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (BIA) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW).

Na het van kracht worden van de Wet OOW hebben de overheidswerknemers met inachtneming van de in de ZW, de WAO, de WW, de TW, de BIA en de IOAW opgenomen voorwaarden rechtstreeks recht op uitkeringen en overige verstrekkingen op grond van die wetten.

2.2. Doelgroep

Uw ’zittende’ werknemers alsmede uw voormalige werknemers met een bestaande uitkering (’oude gevallen’) behoren tot de doelgroep van de OOW-operatie voor zover zij:

  • jonger zijn dan 65 jaar, en

  • deelnemer zijn in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

De volgende groep (gewezen) werknemers blijft buiten de OOW en dus buiten de werknemersverzekeringen: (gewezen) overheidswerknemers die recht hebben op een uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag (FLO) of op een uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (VUT/FPU).

3. Arbeidsongeschiktheid

3.1. Invoeringsdatum WAO/Pemba

Aan de Tweede Kamer is voorgesteld dat de WAO met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt opengesteld voor het overheidspersoneel. Hierbij wordt door het kabinet uitgegaan van 1 januari 1998. Het gaat dan om de WAO inclusief de maatregelen van de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Pemba). De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft recentelijk Pemba aanvaard en Pemba zal per 1 januari 1998 van kracht worden.

Pemba leidt er toe dat de AAW vervalt als volksverzekering en dat die voor werknemers wordt geïntegreerd in de WAO. Pemba leidt ook tot een andere financiering van de WAO. Deze nieuwe financiering van de WAO moet ook voor de overheid gelden en daarom is 1 januari 1998 voor het kabinet een harde datum voor de invoering van de WAO voor het overheidspersoneel.

3.2. Beoogde situatie per 1 januari 1998

Met ingang van 1 januari 1998 heeft het overheidspersoneel ingeval van arbeidsongeschiktheid recht op een WAO-uitkering. Zowel de AAW als de WAO-conforme regeling komen te vervallen. Voor het overheidspersoneel gelden verder alle in de WAO opgenomen overige rechten en verplichtingen. Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op de wijzigingen in de financiering van de WAO, de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en de loonkosten- en inkomensneutraliteit invoering Pemba.

a. Wijzigingen in de financiering van de WAO

In de financiering van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen treden als gevolg van Pemba wijzigingen op. Kort samengevat ziet de financiering van de WAO na het van kracht worden van Pemba er met ingang van 1 januari 1998 als volgt uit:

  • A.

    • 1. De op 31 december 1997 bestaande arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (inclusief die van de overheid) komen ten laste van het fonds van de WAO, het Arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF). Het AOF wordt gevoed door middel van de basispremie WAO (een premie met een landelijk, inclusief de overheidswerkgevers, gemiddeld premiepercentage).

    • 2. Het AOF draagt de lasten van de op of na 1 januari 1998 ingaande WAO-uitkeringen (’nieuwe uitkeringen’) met ingang van het zesde jaar van de looptijd van die nieuwe uitkeringen.

    • 3. Het AOF bekostigt eveneens de werkvoorzieningen en de gecombineerde werk/leefvoorzieningen uit hoofde van de WAO.

  • B. Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas (AOK) van de WAO komen gedurende maximaal de eerste vijf jaar de kosten van een ’nieuwe uitkering’: de werknemers die op of ná 1 januari 1998 in de WAO komen. De AOK wordt gevoed met de zogenoemde gedifferentieerde premie WAO. Bij het berekenen van deze premie spelen twee componenten een rol: een landelijk gemiddeld premiepercentage (ook wel de rekenpremie genoemd) en een individuele opslag of korting. Het landelijk gemiddelde premiepercentage wordt vastgesteld op basis van de arbeidsongeschiktheidslasten voor uitkeringen die zijn verstrekt. Het betreft hier alleen de uitkeringen met een duur van minder dan vijf jaar. De opslag of korting is afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidsrisico van de werkgever over de afgelopen vijf jaar. Had een werkgever bijvoorbeeld tijdens die periode een lager arbeidsongeschiktheidsrisico dan gemiddeld dan krijgt de werkgever een korting op de premie. Is het risico hoger dan gemiddeld dan wordt de premie verhoogd met een opslag. Het percentage van de opslag of korting wordt per werkgever individueel vastgesteld. Voor de gedifferentieerde premie geldt overigens een maximum- en een minimumpremiepercentage.

  • C. De werkgever kan er op een gegeven moment (ook na 1 januari 1998) echter ook voor kiezen om voor de eerste vijf jaar van de nieuwe uitkeringen eigen-risicodrager WAO te worden (zie voor de voorwaarden bijlage). De werkgever/eigen-risicodrager is enkel de basispremie WAO (zie A.1) verschuldigd, niet de gedifferentieerde premie WAO (zie B). Voor de werknemers die op het moment dat zij ziek werden bij hem in dienst waren en die vervolgens arbeidsongeschikt worden, neemt de werkgever/eigen-risicodrager gedurende de periode van vijf jaar de kosten van de WAO-uitkeringen voor zijn rekening. Tot die kosten horen ook de werkgeverslasten die over de betreffende uitkeringen verschuldigd zijn. Wat betreft de WAO-uitkering behoren tot die werkgeverslasten de basispremie en de zogenaamde rekenpremie (zie B).

    De werkgever kan overigens geen eigen-risicodrager worden voor de op 31 december 1997 bestaande WAO-uitkeringen noch voor lasten van de nieuwe WAO-uitkeringen die langer dan vijf jaar lopen; enkel voor de ’nieuwe uitkeringen’ gedurende de eerste vijf jaar van de looptijd van de uitkering.

  • D. De AAW (die nu nog een ’onderbouw’ vormt in de WAO-uitkering) verdwijnt. Hierdoor komt een einde aan de bestaande dubbele uitvoering van de AAW en de WAO ten aanzien van werknemers. De franchise in de WAO verdwijnt eveneens. De WAO vormt voortaan de enige wettelijke arbeids-ongeschiktheidsregeling voor werknemers.

  • E. De huidige WAO-premie komt volledig voor rekening van de werknemers. Op grond van Pemba wordt de WAO-premie echter een volledige werkgeverspremie zonder werknemersdeel. Het is niet toegestaan om een deel van die werkgeverspremie te verhalen op de werknemer. Voor overheidswerkgevers betekent dit dat de FAOP-premie wordt vervangen door de WAO-premie (die geen franchise meer kent) en verder dat de bestaande inhouding ter zake van arbeidsongeschiktheid (de zogenaamde pseudo-premie WAO) vervalt. Omdat de AAW verdwijnt, worden correcties in de belastingtarieven doorgevoerd (zie verder onder b).

b. Wijzigingen in de verantwoordelijkheid voor de uitvoering

Het Lisv is verantwoordelijk voor de uitvoering van de WAO (inclusief overheidspersoneel). Het sluit voor die uitvoering een overeenkomst met een uitvoeringsinstelling in de zin van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997). Naar verwachting zal dat de USZO zijn. Verder is het Lisv beheerder van de sociale fondsen waaronder het AOF en de AOK.

De invoering van de WAO betekent het einde van de WAO-conforme regeling. Het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel (FAOP) heeft derhalve per 1 januari 1998 geen taak meer. De financiering van de WAO-lasten van zowel de overheid als de marktsector geschiedt vervolgens vanuit het AOF en de AOK.

Een deel van het beschikbare FAOP-vermogen, dat is opgebouwd uit werkgeverspremies, zal als bijdrage in de wettelijke reserve worden overgeheveld naar de WAO-fondsen. Het daarna resterende vermogen van het FAOP zal in 1998 worden teruggegeven aan de overheidswerkgevers. De wijze waarop dat zal gebeuren en de omvang van de terug te geven gelden zullen in overleg met het FAOP nog nader bekend worden gemaakt.

c. Loonkosten- en koopkrachtneutraliteit invoering Pemba

Per 1 januari 1998 geldt wat betreft de arbeidsongeschiktheid een uniform financieringsregime voor overheid en marktsector. Dat zal het financierings-regime zijn zoals dat geldt na de inwerkingtreding van Pemba. De invoering van Pemba zal zoveel mogelijk loonkosten- en koopkrachtneutraal verlopen. Om dat te bereiken:

  • 1. worden de werkgevers tegemoetgekomen door een verlaging van de overhevelingstoeslag;

  • 2. worden correcties in de belastingtarieven doorgevoerd; en

  • 3. wordt in het werkgeversdeel van de Awf-premie (ten behoeve van het Algemene werkloosheidsfonds) en in het werknemersdeel van de Wgf-premie (ten behoeve van het Wachtgeldfonds) een franchise geïntroduceerd in de WW (en dus ook in de pseudo-premie WW).

Omdat het arbeidsongeschiktheidsrisico van de overheid lager is dan dat van de markt, betekent de overgang van eigen-risicodragerschap naar de verevening die het uniforme financierings-regime inhoudt, voor de overheid extra kosten. Voor zover de loonkosten van de overheidswerkgevers worden gefinancierd vanuit de algemene middelen worden zij in de kosten van deze verevening tegemoetgekomen.

3.3. Uitkeringsgrondslag WAO: in 1998 dagloon

De WAO-conforme regeling is nagenoeg gelijk aan de WAO. Er zijn echter wel verschillen, met name wat betreft het dagloon en de grondslag voor de premieheffing. De deeltijdfactor wordt niet gehanteerd in het systeem van de sociale verzekeringen waartoe ook de WAO behoort. In dat systeem is het gebruikelijk om zowel de aanspraken als de premieheffing te bepalen op basis van het loon per dag en het aantal gewerkte dagen in een bepaald tijdvak.

Wat de grondslag voor de WAO-uitkering betreft (de uitkeringsgrondslag) wordt per 1 januari 1998 het dagloon van de WAO ingevoerd. Voor de WAO-uitkering is het dagloon het loon dat de werknemer over de periode van een jaar gemiddeld per dag kan verdienen in het beroep dat hij gewoonlijk uitoefende voor de aanvang van de WAO-uitkering.

De thans nog bestaande mogelijkheid van bepaling van het WAO-conforme dagloon met toepassing van de deeltijdfactor komt door de invoering van de WAO te vervallen.

De invoering van het WAO-dagloon betekent voor de salarisadministraties dat zij derhalve met ingang van 1 januari 1998 gegevens over het dagloon voor de berekening van de WAO-uitkering moeten kunnen opleveren (voor zover zij dat niet nu al kunnen in het kader van de WAO-conforme regeling). In die administraties zal per overheidswerknemer voor het dagloon bijgehouden moeten worden op hoeveel dagen in de week arbeid verricht wordt. Het loon per dag hoeft niet te worden bijgehouden. Om het dagloon WAO vast te stellen dient namelijk het totale loon per kalenderjaar te worden gedeeld door het aantal gewerkte dagen.

Deze registratie van gewerkte dagen zal overigens later ook gebruikt moeten worden om in het kader van de WW-beoordeling aan de arbeidsverleden-eis te toetsen. Over de uitvoeringsspecifieke aspecten zal de USZO u nader informeren.

3.4. Premieloon WAO: in 1998 nog deeltijdfactor i.p.v. loon per dag

Het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel OOW houdt nog in dat de werkgevers met ingang van 1 januari 1998, bij de invoering van de WAO, ook bij de premieheffing zouden moeten omschakelen op de dagensystematiek (dat wil zeggen: premieheffing per dag over het op die dag door de werknemer verdiende loon). Inmiddels is echter sprake van nieuwe ontwikkelingen die er toe zullen leiden dat dit element van het wetsvoorstel bij nota van wijziging zal worden geschrapt.

Het ministerie van SZW werkt sinds enige tijd aan vervanging van de dagensystematiek bij de premieheffing door een vereenvoudigde systematiek. Er wordt naar gestreefd die vereenvoudigde systematiek per 1 januari 1999 in te voeren. Voorkomen moet worden dat de overheidswerkgevers kort na elkaar geconfronteerd worden met twee wijzigingen in de systematiek van de premieheffing.

In het wetsvoorstel OOW zal daarom bij nota van wijziging worden opgenomen dat de premieheffing bij overheidswerkgevers vooralsnog zal plaatsvinden met toepassing van de deeltijdfactor.

Dit betekent dat er bij inwerkingtreding van de Wet OOW voor de overheid geen sprake zal zijn van invoering van de dagensystematiek bij de premieheffing WAO per 1 januari 1998. Vooralsnog zal het premieloon WAO worden bepaald met toepassing van de deeltijdfactor.

Ik merk voor de duidelijkheid op dat de nota van wijziging nog door het kabinet moet worden aanvaard en nog niet is ingediend bij de Tweede Kamer. Deze mededelingen over de deeltijdfactor in relatie tot de premieheffing WAO zijn dan ook onder voorbehoud.

3.5. Het begrip ’werkgever’

In de sociale verzekeringen is de werkgever het aangrijpingspunt van de premieplicht van de WAO (en later ook van de WW). Dit aangrijpingspunt is van belang voor de afbakening van de loonsom van de verschillende werkgevers, voor de verplichtingen op grond van de WAO van de werkgever, e.d. Zo is de basispremie WAO verschuldigd door de werkgever. In het kader van Pemba wordt bij de individuele werkgever verder een gedifferentieerde premie in rekening gebracht voor de op of na 1 januari 1998 ingegane, nieuwe WAO-uitkeringen van zijn werknemers. Voor de vaststelling van de verschillende premies moet de loonsom per werkgever worden vastgesteld.

In het wetsvoorstel is de volgende omschrijving van de overheidswerkgever opgenomen: ’het orgaan van een publiekrechtelijk lichaam dan wel het privaatrechtelijk lichaam dat de overheidswerknemer heeft aangesteld of in dienst heeft genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en dat de overheidswerknemer rechtstreeks ten laste van dat lichaam bezoldigt of beloont’.

Deze omschrijving komt enerzijds overeen met het begrip werkgever in de werknemersverzekeringen en sluit anderzijds nauw aan bij de bestaande indeling op basis van de administratie van het pensioenfonds ABP.

Doordat het begrip ’overheidswerkgever’ in het wetsvoorstel OOW op deze wijze is omschreven en zo wordt toegepast in het kader van de WAO, treedt er in de indeling van de overheid naar werkgevers niet of nauwelijks wijziging op.

Dit houdt voor de sector Rijk in dat de ministeries (met uitzondering van het ministerie van Defensie) en de Hoge Colleges van Staat als werkgever worden aangemerkt.

4. Werkloosheid/ziekte

4.1. Werkloosheid

4.1.1. Invoering WW

a. De beslissing over de invoering wordt in 1998 genomen op basis van onderzoeken naar de financiering van de werkloosheidsregeling

Het kabinet heeft besloten dat er onderzoek gedaan moet worden naar de financiering van de werkloosheidsregelingen van de markt- en overheidssector. Het kabinet is daarnaast van mening dat voor de overheidssector in het kader van OOW een stabiel financieringsregime WW moet worden ingevoerd en wil niet de kans lopen dat het financieringsregime binnen enkele jaren na de invoering daarvan op belangrijke onderdelen gewijzigd zal moeten worden. Deze noodzakelijke stabiliteit wordt bereikt doordat de invoering van de integrale WW (financiering, uitvoering en aanspraken) voor het overheidspersoneel voorlopig niet zal plaatsvinden. Volgens planning moeten de onderzoeken uiterlijk in het eerste kwartaal van 1998 zijn afgerond. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk daarna een besluit nemen over de invoering van de WW.

b. De vroegst mogelijke invoeringsdatum voor de WW is 1 januari 1999

Indien het kabinet in 1998 zou beslissen dat de huidige WW inclusief het huidige financieringsregime moet gelden voor de overheidssector, is invoering van de WW op zijn vroegst per 1 januari 1999 mogelijk. Ingeval het kabinet zou besluiten het financieringsregime van de WW te wijzigen en de aldus gewijzigde WW ook voor de overheid in te voeren (dus met een uniform financieringsregime), is het tijdstip waarop de WW voor de overheid kan worden ingevoerd afhankelijk van het tijdstip waarop de gewijzigde WW van kracht kan worden, alsmede van de uitvoeringstechnische mogelijkheden.

De USZO heeft inmiddels van mij de opdracht gekregen om zich voor te bereiden op het kunnen uitvoeren van de WW met ingang van 1 januari 1999.

c. Vanwege de met de invoering van OOW samenhangende uitvoeringstechnische complicaties worden de overheidswerknemers die op 31 december 1998 reeds recht hebben op een wachtgeld, een jaar later dan het overige overheidspersoneel onder de WW gebracht

Vanwege de uitvoeringstechnische complicaties van de toepassing van de WW op de overheidswerknemers die op het moment van invoering van de WW reeds recht hebben op een wachtgeld, stelt het kabinet voor om extra tijd, te weten een jaar, uit te trekken voor de vaststelling van WW-uitkeringen voor die categorie wachtgelders. Dit betekent dat die wet pas een jaar nadat de WW voor het overheidspersoneel is ingevoerd, ook van toepassing wordt op deze categorie wachtgelders.

Uitgaande van 1 januari 1999 als de vroegst mogelijke datum voor de invoering van de WW, zullen deze wachtgelders dus op zijn vroegst met ingang van 1 januari 2000 onder de WW gebracht kunnen worden.

De WW blijft uiteraard buiten toepassing indien sprake is van afloop van de duur van het wachtgeld vóór de datum waarop de WW van toepassing zou worden op deze categorie wachtgelders. De Wet OOW houdt immers geen uitbreiding of verlenging van uitkeringsrechten in.

4.1.2. Situatie per 1 januari 1998

Gelet op bovenstaande planning, zal de OOW in 1998 geen effect hebben op de ambtelijke ontslaguitkerings- en werkloosheidsregelingen, noch op de voor die regelingen geldende wijze van uitvoering en financiering.

4.2. Ziekte

4.2.1. Invoering ZW

a. De WW en de ZW zijn wat de invoering betreft in de Wet OOW niet aan elkaar gekoppeld

In het kader van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) is de loondoorbetalingsplicht in de marktsector verlengd tot 52 weken. De ZW is echter niet geheel afgeschaft, maar gehandhaafd voor bepaalde groepen, zoals ingeval van zwangerschaps- en bevallingsverlof en zieke werklozen.

In de opvatting van het kabinet kan de beslissing over de invoering van de ZW worden losgekoppeld van de beslissing over de invoering van de WW. Dit, ondanks de relatie tussen die beide wetten op het gebied van de techniek van de financiering. Het wetsvoorstel OOW maakt het mogelijk de ZW afzonderlijk in te voeren.

b. De invoering van de ZW geschiedt in twee fasen

Voorgesteld wordt de invoering van de ZW voor nieuwe en voor oude gevallen, evenals de WW, in twee fasen te laten plaatsvinden. De reden voor deze fasering is eveneens een verdere reductie van de met de invoering van de voorgestelde Wet OOW samenhangende (met name uitvoeringstechnische) complicaties.

De USZO heeft opdracht gekregen zich er op voor te bereiden dat met ingang van (volgens planning) 1 januari 1999 de ZW geldt voor het overheidspersoneel, uitgezonderd degenen die op 31 december 1998 recht hebben op een wachtgeld of op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte. De ZW wordt overigens wel op een oud geval ZW van toepassing, zodra hij in 1999 gedurende vier weken is hersteld van zijn ziekte.

c. De ZW-lasten van de overheid zullen op materieel dezelfde wijze als in de marktsector worden bekostigd

Het kabinet stelt voor de ZW-lasten van de overheid op (materieel) dezelfde wijze als in de marktsector te bekostigen. Dat betekent een verevening van die lasten deels op landelijk niveau en deels binnen de eigen ’bedrijfstak of -takken’ van de overheid.

Indien de ZW wordt ingevoerd op het moment dat de WW nog niet is ingevoerd voor de overheid, zijn afzonderlijke bepalingen nodig om de beoogde marktconforme ZW-financiering voor de overheid te realiseren.

4.2.2. Situatie per 1 januari 1998

Gelet op bovenstaande planning, zal de OOW in 1998 geen effect hebben op de rechtspositieregelingen inzake ziekte noch voor de voor die regelingen geldende wijze van uitvoering en financiering.

5. Overige aandachtspunten

5.1. Toepassing van de TW en de IOAW

Indien een werknemersverzekering op grond van de voorgestelde Wet OOW van toepassing wordt op het overheidspersoneel, gelden de TW en de IOAW uit dien hoofde ook voor dat personeel. De TW is van toepassing in aanvulling op het recht op uitkering krachtens de ZW, de WW en de WAO. De IOAW is aan de orde bij werkloosheid na afloop van het recht op uitkering krachtens de WW.

Het moment waarop de TW en de IOAW van toepassing worden, wordt dan ook bepaald door het tijdstip waarop de (onderliggende) werknemersverzekering feitelijk wordt opengesteld voor het overheidspersoneel.

Vanwege de gefaseerde openstelling van de werknemersverzekeringen voor het overheidspersoneel wordt de TW per 1 januari 1998 voorlopig alleen van toepassing in aanvulling op het recht op een WAO-uitkering. De IOAW zal dus pas na de invoering van de WW van toepassing worden op het overheidspersoneel; hetgeen betekent op zijn vroegst vanaf 1 januari 1999.

5.2. Uitvoering van de werknemersverzekeringen voor overheidspersoneel

De uitvoering van de werknemersverzekeringen voor het overheidspersoneel zal plaatsvinden op dezelfde wijze als in de marktsector is geregeld. Dat wil zeggen: met toepassing van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997). De USZO bereidt zich thans op die situatie voor.

De uitvoering van de WAO heeft voor het overheidspersoneel overigens enkele bijzondere elementen.

Het systeem van de WAO houdt voor de overheidswerknemers die op of na 1 januari 1998 aanspraak maken op een WAO-uitkering, in dat zij die uitkering zelf moeten aanvragen.

Van degene echter, die op 31 december 1997 recht heeft op een WAO-conforme uitkering waarvan de uitkeringsduur niet afloopt voor 1 januari 1998, wordt de WAO-conforme uitkering met ingang van 1 januari 1998 op grond van de Wet OOW automatisch omgezet in een WAO-uitkering. Er is voor die persoon sprake van een zogenoemde ambtshalve omzetting. Betrokkene hoeft ter zake dus géén aanvraag in te dienen. De WAO-uitkering van die persoon is wat hoogte en duur betreft gelijk aan de WAO-conforme uitkering. Dagloon, mate van arbeidsongeschiktheid, uitkeringspercentage en uitkeringsduur zoals vastgesteld onder de WAO-conforme regeling blijven op grond van de Wet OOW gelden. Materieel veranderen de wettelijke aanspraken dan ook niet. Er zullen geen (her)keuringen hoeven plaats te vinden om de WAO-conforme uitkering te kunnen omzetten in een WAO-uitkering, behoudens in bijzondere samenloop situaties van meer arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

Ook de omzetting van werkvoorzieningen op basis van de AAW-conforme regeling in werkvoorzieningen op basis van de WAO zal niet leiden tot ingrijpende wijzigingen. De AAW-conforme voorzieningen zijn materieel reeds gelijk of nagenoeg gelijk aan die op grond van de WAO.

6. Tijdpad activiteiten tot 1 januari 1998 in grote lijnen

In grote lijnen zijn in ieder geval de volgende data voor u van belang.

– De salarisadministraties moeten de opdracht krijgen om met ingang van 1 januari 1998 (voor zover zij dat nu al niet kunnen in het kader van de WAO-conforme regeling) gegevens over het dagloon voor de berekening van de WAO-uitkering te registreren. In die administraties zal per overheidswerknemer voor het dagloon bijgehouden moeten worden op hoeveel dagen in de week arbeid verricht wordt.

Afronding: uiterlijk december 1997.

– De salarisadministraties moeten zich voorbereiden op de systeemwijziging in verband met de invoering per 1 januari 1998 van de franchise in het werknemersdeel van de Wgf-premie als onderdeel van de pseudopremie-WW. Over de hoogte ervan wordt u door mij geïnformeerd door middel van de eindejaarscirculaire.

Afronding: uiterlijk december 1997.

– Indien u ertoe besluit wat betreft de WAO reeds per 1 januari 1998 eigen-risicodrager te zijn, dan dient u daartoe uiterlijk 1 oktober 1997 een verzoek in te dienen. Op een later moment zal bekend worden gemaakt bij welke instantie dit verzoek ingediend zal moeten worden. De aanvraag zal worden getoetst aan de voorwaarden voor het eigen-risicodragerschap. Zoals u ook kunt lezen in de bijlage betreffende Pemba zijn er straks twee momenten per jaar om te beslissen om over te gaan tot het dragen van het eigen risico voor de WAO: 1 januari en 1 juli. Aanmelding (en opzegging) dient steeds ten minste drie maanden voor de gewenste datum van ingang van het eigen-risicodragerschap te geschieden.

Afronding interne besluitvorming over het willen worden van eigen-risicodrager per 1 januari 1998: september 1997.

– Aan de USZO zullen gegevens moeten worden verstrekt teneinde te bereiken dat de voor de omzetting van de oude rechten benodigde gegevens tijdig beschikbaar zullen zijn. In het wetsvoorstel wordt ervan uitgegaan dat die gegevensverstrekking vanaf 1 oktober 1997 op gang dient te komen. Ten aanzien van de vraag welke specifieke gegevens noodzakelijk worden geacht, wordt u nader geïnformeerd door de USZO zelf.

Afronding: uiterlijk december 1997.

– De vaststelling van de hoogte van de WAO-premie en de overhevelingstoeslag voor 1998 zal naar verwachting plaatsvinden in het najaar van 1997. Over de hoogte ervan wordt u door mij geïnformeerd door middel van de eindejaarscirculaire.

’s-Gravenhage, 19 juni 1997

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,
voor deze,
de

directeur-generaal Management en Personeelsbeleid

,

A.H.C. Annink

  1. De genoemde bijlage in deze circulaire is niet geplaatst omdat inmiddels bij het ministerie van SZW een nieuwe brochure over de Wet Pemba is verschenen: ’De nieuwe WAO-financiering’ (met een versie voor werkgevers en één voor werknemers). De brochure is gratis verkrijgbaar bij het ministerie van SZW, Informatietelefoon: 0800-9051.Vrijdag 4 juli 1997 ^ [1]