Titel 4. Bijzondere bepalingen voor meetwerktuigen voor volumemeting met discontinue
werking
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Paragraaf 1. Algemene voorschriften
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 24
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Deze titel is slechts van toepassing op meetwerktuigen met discontinue werking.
Artikel 25
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De delen die de begrenzing vormen van een meetkamer van een meetwerktuig moeten met
elkaar zijn verbonden of zijn voorzien van verzegelingsinrichtingen, waarmee het uit
elkaar nemen van die delen kan worden verhinderd. Het bepaalde in de eerste volzin
geldt niet, indien de eigenschappen van het produkt waarvoor het meetwerktuig is bestemd
het uit elkaar nemen van de delen noodzakelijk maken.
Artikel 26
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De meetwerktuigen waarvan de delen blijvend uit elkaar genomen moeten kunnen worden,
moeten zodanig zijn geconstrueerd, dat onjuiste metingen door onjuist of onvolledig
samenvoegen van de verschillende delen zijn uitgesloten dan wel moeten van zodanige
gebruiksaanwijzingen en kenmerken zijn voorzien, dat bij opvolging van de gebruiksaanwijzing
juiste metingen zijn gewaarborgd.
Artikel 27
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De meetwerktuigen ten aanzien waarvan de opstelling waarin zij gebruikt moeten worden
niet duidelijk uit de samenstelling blijkt, moeten, indien die opstelling van belang
is voor een juiste meting, zijn voorzien van een inrichting, die die opstelling duidelijk
aanwijst.
Artikel 28
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Telwerken, veiligheidsinrichtingen, terugloopleidingen, justeerinrichtingen en andere
hulpinrichtingen die het gebruik van een meetwerktuig vergemakkelijken, zijn toegestaan,
voor zover zij de juiste werking van het meetwerktuig niet schaden en geen aanleiding
tot misleiding en misvatting kunnen geven.
Artikel 29
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Een justeerinrichting moet zijn voorzien van een verzegelingsinrichting.
Artikel 30
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 De voorziening, bedoeld in het eerste lid, moet tevens de opschriftenplaat, bedoeld
in artikel 48, eerste lid, borgen.
Artikel 31
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Verzegelingen mogen zowel door afslagen in lood als met behulp van een tang worden
uitgevoerd.
Artikel 32
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Verzegelingen moeten voldoende zijn beschermd tegen risico?s van toevallige verbreking.
Artikel 33
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Verzegelingsinrichtingen moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en zodanig zijn uitgevoerd,
dat het zegelmerk kan worden aangebracht.
Artikel 34
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Een meetwerktuig dat een geldig ijkmerk draagt, moet zijn voorzien van een zegelmerk,
dat is aangebracht op de verzegelingsinrichting van de justeerinrichting en zo nodig
op de verzegelingsinrichtingen van de onderdelen, bedoeld in artikel 28.
Artikel 35
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 Kranen, kleppen, schuiven, zuigers en andere afsluitinrichtingen of omschakelinrichtingen
moeten zodanig zijn uitgevoerd en gesloten, dat de juistheid van de meting niet geschaad
kan worden.
-
2 Strepen, overlopen, peilglazen en andere instel- en afleesinrichtingen ter bepaling
of ter aanwijzing van een grensvlak van de voor de meting dienende ruimte en van de
grootte van een dergelijk grensvlak mogen bij de meting geen onzekerheden van enige
betekenis in verhouding tot de maximaal toelaatbare fouten veroorzaken.
Artikel 36
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Vloeistofspiegels ter hoogte van de afzonderlijke deelstrepen moeten parallaxvrij
ingesteld en afgelezen kunnen worden. Zo nodig moet het meetwerktuig daartoe voorzien
zijn van hulpmiddelen.
Artikel 37
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De vorm en de inrichting van de meetwerktuigen en de aan- en afvoerleidingen moeten
de volledige aanvoer van de te meten en de volledige levering van de gemeten hoeveelheid
waarborgen. Zo nodig moeten daartoe kijkglazen zijn aangebracht.
Artikel 38
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De delen die dienen voor het vullen en ledigen moeten onveranderlijk zijn en zodanig
zijn uitgevoerd en aangebracht, dat de metingen betrouwbaar en eenduidig zijn en dat
bij scheefstellingen geen verschillen van enige betekenis in verhouding tot de maximaal
toelaatbare fouten optreden.
Artikel 39
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Omschakelinrichtingen moeten zodanig zijn geconstrueerd en geïnstalleerd, dat de vloeistof
bij het meten of omschakelen slechts die richting kan volgen, volgens welke een juiste
meting is verzekerd.
Artikel 40
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De meetwerktuigen waarbij de metende ruimte aan de boven- en de onderzijde door een
afsluitinrichting wordt begrensd, moeten voorzien zijn van een bijzondere inrichting,
die waarborgt dat de afvoerleiding eerst kan worden geopend na volledige vulling van
de metende ruimte en eerst kan worden gesloten na volledige lediging.
Artikel 41
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien de onderzijde van de metende ruimte wordt begrensd door een afsluitinrichting,
moeten de bodem en in voorkomende gevallen de afvoerleiding ten minste de volgende
helling hebben:
Artikel 42
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Terugloopinrichtingen moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat gebruik dat leidt tot een
meetfout, welke beduidend kleiner is dan de maximaal toelaatbare fout, onmogelijk
is dan wel gemakkelijk kan worden vastgesteld.
Artikel 43
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De meetwerktuigen moeten zodanig zijn ingericht, dat de juiste werking van ingebouwde
meetwerktuigen niet wordt geschaad en zij gemakkelijk kunnen worden onderzocht.
Artikel 44
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Bij de meetwerktuigen die bestemd zijn voor het meten van verschillende vloeistoffen
moeten deze vloeistoffen zich bij het wisselen van de te meten vloeistof slechts in
geringe mate met elkaar kunnen vermengen.
Artikel 45
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 De meetwerktuigen moeten zodanig zijn ingericht, dat bij de levering geen lucht of
gassen meegevoerd kunnen worden. Zo nodig moeten de meetwerktuigen ter zake zijn voorzien
van een ontluchtings- of ontgassingsinrichting met behulp waarvan een goede verwijdering
van niet in de vloeistof opgenomen, meegevoerde lucht of gassen mogelijk is.
Artikel 46
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Bij de herkeuring, het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet en het toezicht bedragen de maximaal toelaatbare fouten het dubbele van de waarden,
vastgesteld in het eerste lid.
Artikel 47
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Bij de herkeuring, het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet en het toezicht van de in het eerste lid bedoelde meetwerktuigen bedragen de maximaal
toelaatbare fouten bij onderstaande hoeveelheden:
Hoeveelheid in liters
|
Maximaal toelaatbare
fouten
|
|
van
|
tot
|
>1,0
|
-2,0%
|
+1,0%
|
1,0 tot 0,5
|
-20 cm³
|
+10 cm³
|
0,5 tot 0,2
|
-4,0%
|
+2,0%
|
0,2 tot 0,1
|
-8 cm³
|
+4 cm³
|
0,1 tot 0,05
|
-8,0%
|
+4,0%
|
0,05 tot 0,025
|
-4 cm³
|
+2 cm³
|
< 0,025
|
-16,0%
|
+8,0%
|
Artikel 48
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 Op ieder meetwerktuig moet, hetzij direct, hetzij op een plaat die vast met het meetwerktuig
is verbonden, zijn vermeld:
-
a. de naam en de woonplaats van degene die het meetwerktuig heeft vervaardigd of diens
fabrieksmerk;
-
b. het jaar waarin het meetwerktuig is vervaardigd en het fabrieksnummer;
-
c. het nummer van de betrokken verklaring van toelating;
-
d. elke andere aanduiding, welke in verband met de samenstelling of de werking van het
meetwerktuig door de ijkinstelling noodzakelijk wordt geacht, als aangegeven in de
verklaring van toelating.
-
2 Het eerste lid, onder a en b, is niet van toepassing op de meetwerktuigen, bedoeld
in artikel 31 van de wet.
Paragraaf 2. Bijzondere voorschriften vor melkmeetemmers
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 49
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Melkmeetemmers moeten overeenstemmen met de tekening, opgenomen in de bij deze regeling
behorende bijlage.
Artikel 50
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Melkmeetemmers moeten zijn ingericht tot het afmeten van ten minste 6 en ten hoogste
30 liter of ten minste 4 en ten hoogste 20 liter melk.
Artikel 51
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Melkmeetemmers moeten inwendig de vorm hebben van een rechte cirkelcilinder met een
vlakke bodem.
Artikel 52
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 De in een melkmeetemmer aanwezige hoeveelheid melk moet men, kijkend langs de bovenzijde
van de brug, af kunnen lezen op een verdeling, die in de stang gestempeld is.
Artikel 53
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 54
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Een verdeling mag van de plaats, waar zij een hoeveelheid vloeistof met een volumieke
massa van 1030 kg/m3 juist zou aanwijzen, als volgt afwijken:
-
a. bij de keuring van een melkmeetemmer: plus of min 1 mm;
-
b. bij de herkeuring, het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet en het toezicht van een melkmeetemmer: plus of min 2 mm.
Artikel 55
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Melkmeetemmers moeten een fabrieksnummer dragen, dat wordt afgeslagen zowel op de
band om de emmer, diametraal tegenover de naamplaten, als bovenaan op de drijverstang,
aan de zijde waarop geen maatverdeling voorkomt.