Wet van 18 december 1997 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van bestuurlijke
boeten en van het fiscale strafrecht
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het stelsel van bestuurlijke
boeten in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, mede met het oog op de werking van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden alsmede van het Internationale Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten, te herzien, de mogelijkheid te scheppen voor het
opleggen van een boete bij de vaststelling van definitieve aanslagen en in samenhang
daarmee het fiscale strafrecht te herzien alsmede in verband met een en ander de Invorderingswet 1990 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: