Aanwijzingen inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen
de rijksdienst
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
1. Achtergrond van de aanwijzingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De laatste jaren is in toenemende mate aandacht ontstaan voor ongelijkheden die zich
kunnen voordoen in concurrentieverhoudingen, indien de overheid concurreert met het
bedrijfsleven. Ook in het parlement is hiervoor regelmatig aandacht gevraagd.
Voor deze toenemende aandacht kunnen verschillende beweegredenen worden aangegeven.
In de afgelopen decennia is het beleid van de rijksoverheid in belangrijke mate gericht
geweest op het saneren van de overheidsfinanciën en het op afstand plaatsen en verzelfstandigen
van de uitvoering van overheidstaken. Tegen die achtergrond hebben publieke organisaties
marktactiviteiten ontwikkeld, waarbij zij door hun exclusieve of bijzondere rechten
en de daaraan verbonden continuïteitswaarborg een voorsprong hebben op de private
markt. Er ging daarbij relatief weinig aandacht uit naar eventuele marktverstoringen
die als gevolg van een dergelijk optreden kunnen ontstaan.
Overheidsorganisaties en daaraan gelieerde organisaties die in concurrentie treden
met particuliere ondernemingen, hebben hierbij vaak een gunstigere uitgangspositie.
Zij kunnen bij het verrichten van marktactiviteiten gebruik maken van voordelen die
zijn verbonden aan de uitoefening van een overheidstaak, zoals het beschikken over
publieke middelen en gegevensbestanden of het ontbreken van bepaalde fiscale heffingen.
Dit kan leiden tot een ongelijk speelveld tussen aanbieders in de markt en daarmee
tot een belemmering voor het dynamisch functioneren van de Nederlandse goederen- en
dienstenmarkten.
Brede consensus bestaat over het besef dat goed functionerende goederen- en dienstenmarkten
van cruciaal belang zijn voor het aanpassings- en vernieuwingsvermogen van een economie
en daarmee voor het perspectief op een duurzame economische ontwikkeling. Met het
oog daarop is met ingang van 1 januari 1998 ook een nieuwe Mededingingswet in werking getreden. In het verlengde daarvan dient ook het optreden van de overheid
op private markten aan strikte regels gebonden te zijn als noodzakelijk complement
op de aanscherping van het mededingingsbeleid voor private ondernemingen. In het kader
van de parlementaire behandeling van de Mededingingswet is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor concurrentieverstorend optreden door de overheid.
Bij de behandeling van het eindrapport van de MDW-werkgroep ’Markt en Overheid’ (zie
paragraaf 2) is deze behoefte andermaal door de Tweede Kamer bevestigd door middel
van een motie, waarin is aangedrongen op een voortvarende implementatie van de aanbevelingen
van de werkgroep in zijn algemeenheid en voor de rijksoverheid in het bijzonder (kamerstukken
II, 1996/97, 24036, nr. 45).
De toegenomen aandacht voor het marktoptreden door de overheid is niet alleen terug
te voeren op het aspect van economische verstoringen die van een dergelijk optreden
het gevolg kunnen zijn. Ook andere wezenlijke aspecten, zoals de integriteit en de
legitimiteit van de overheid, kunnen in het geding komen wanneer overheidsorganisaties
marktactiviteiten ontplooien.
Marktactiviteiten in concurrentie met derden dienen, gelet op de effecten van deze
activiteiten voor andere aanbieders van marktgoederen, onderhevig te zijn aan een
expliciete belangenafweging door de wetgever. Dit is door het kabinet vastgesteld
naar aanleiding van de toetsing van (markt-)activiteiten op het niveau van de rijksoverheid
(kamerstukken II, 1997/98, 24036, nr. 78).
2. Wijze van totstandkoming van de aanwijzingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
In het kader van de operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit is
in 1996 door het kabinet de MDW-werkgroep ’Markt en Overheid’ ingesteld om een analyse
te maken van het marktoptreden door (semi-)overheidsorganisaties in concurrentie met
derden. In februari 1997 heeft de werkgroep haar eindrapport gepresenteerd. In dit
rapport wordt een conceptueel kader aangereikt voor de vraag hoe problemen van ongelijke
concurrentiecondities bij overheidsoptreden op de markt ondervangen kunnen worden.
In het op 8 april 1997 aan de Tweede Kamer toegestuurde kabinetsstandpunt ’Markt en
Overheid’ is gesteld dat het rapport een goed beoordelingskader biedt, doch nadere
uitwerking behoeft in de concrete toepassing op specifieke terreinen en organisaties.
Hiertoe zijn langs een viertal lijnen implementatie-activiteiten ontwikkeld (kamerstukken
II 1996/97, 24036, nr. 45). Als uitkomst van de eerste implementatielijn, waarin de
regels van het conceptuele kader zijn getoetst op het niveau van de rijksoverheid,
zijn de voorliggende aanwijzingen opgesteld. Deze zijn aangekondigd in het bovengenoemde
kabinetsstandpunt. De aanwijzingen zijn voorbereid door de MDW-werkgroep ’Markt en
Overheid’ en daarbij is het Interdeparte-mentaal Overlegorgaan FEZ geconsulteerd.
3. Uitgangspunten van de aanwijzingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De ’Aanwijzingen inzake het verrichten van marktactiviteiten door organisaties binnen
de rijksdienst’ geven de voorwaarden weer waaronder onderdelen van de rijksdienst
mogen werken voor derden. Het uitgangspunt van de aanwijzingen is dat organisatie-eenheden
behorend tot de rijksdienst alleen met derden op open markten mogen concurreren, indien
het verrichten van die activiteiten is opgedragen bij of krachtens de wet of voortvloeit
uit internationale verplichtingen. Zo is het denkbaar dat het verrichten van marktactiviteiten
door organisatie-eenheden behorend tot de rijksdienst ten behoeve van andere overheden
en lichamen die zeer nauw gelieerd zijn aan de rechts-persoon staat bij of krachtens
de wet wordt opgedragen.
Op basis van overwegingen van algemeen belang kunnen in enkele situaties ook marktactiviteiten
worden verricht, terwijl daarvoor een bovenomschreven specifieke grondslag ontbreekt.
Dit is het geval voor marktactiviteiten, waarvan het verrichten onlosmakelijk is verbonden
met het uitvoeren van een overheidstaak of samenhangt met een bepaalde restcapaciteit,
voor zover die onvermijdelijk aanwezig is in verband met de voor een overheidstaak
geldende capaciteitseisen.
De uitzonderingsgronden met betrekking tot de ’kennisinfrastructuur’ en ’het onder
concurrentie stellen van de publieke taak’, zoals deze zijn opgenomen in het eindrapport
’Markt en Overheid’, zijn niet als afzonderlijke uitzonderingscategorieën verwerkt
in deze aanwijzingen, maar wel ondervangen. Wat kennisinfrastructuur betreft, geldt
dat onderzoeksinstellingen behorend tot de rijksdienst, op wet- en regelgeving gebaseerde
marktactiviteiten kunnen verrichten. In een situatie waarin reeds een vastomlijnd
politiek besluit is genomen de overheidstaak onder concurrentie te plaatsen, kan op
basis van de aanwijzingen worden bepaald dat marktactiviteiten verricht mogen blijven
worden.
De in de aanwijzingen opgenomen gedragsregels strekken ertoe op open markten, waar
zowel overheidsorganisaties als private aanbieders optreden, zoveel mogelijk een gelijk
speelveld te creëren. Deze regels omvatten het volledig toerekenen van kosten aan
arbeid, vermogen en productiemiddelen, een verbod op het exclusieve gebruik van openbare
informatie die is verzameld uit hoofde van de overheidstaak, alsmede een verbod op
koppelverkoop.
4. Naleving van de aanwijzingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Ministers en staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor de naleving van de aanwijzingen.
Daartoe behoort het zorgdragen voor een vastlegging van deze aanwijzingen in administratieve
regels en een goede en tijdige beoordeling van klachten, alsmede de zorg voor het,
zo nodig, nemen van maatregelen naar aanleiding van klachten. Aan de in deze aanwijzingen
opgenomen interne regels kunnen derden overigens in beginsel geen rechten ontlenen.
Belangrijk is dat de aanwijzingen op een consistente wijze worden toegepast en dat
de resultaten van die toepassing worden geëvalueerd. Ten behoeve van een effectieve
evaluatie dient de Minister van Economische Zaken een overzicht te hebben van klachten,
die tot de verschillende ministeries en daaronder ressorterende dienstonderdelen worden
gericht over het marktoptreden van organisaties binnen de rijksdienst. Bij het Ministerie
van Economische Zaken zal hiertoe een centraal kennis- en informatiepunt worden gevormd.
De verschillende ministeries zullen dit meldpunt informeren over klachten van deze
strekking. Ook zullen zij omwille van de evaluatie het kennis- en informatiepunt berichten
op welke wijze op ingediende klachten is beslist en welke maatregelen eventueel zijn
genomen. Tevens dient de Minister van Economische Zaken geïnformeerd te worden over
voornemens die kunnen leiden tot concurrentieverstoring door organisaties binnen de
rijksdienst.
De Minister van Economische Zaken brengt regelmatig aan de ministerraad verslag uit
over de ingediende klachten, de beslissingen die daarop zijn genomen en de maatregelen
die naar aanleiding daarvan eventueel zijn getroffen. Jaarlijks zal in de memorie
van toelichting bij de respectievelijke begrotingen over de naleving van deze aanwijzingen
gerapporteerd worden. Binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van deze aanwijzingen zal
de Minister van Economische Zaken een verslag uitbrengen aan de ministerraad over
de doeltreffendheid en de effecten van deze aanwijzingen in de praktijk.
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen en toepassingsbereik
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 1
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
In deze aanwijzingen wordt verstaan onder:
- a. het verrichten van marktactiviteiten:
-
het leveren van goederen aan derden of het verrichten van diensten voor derden, voor
zover daarbij in concurrentie wordt getreden met anderen;
- b. derden:
-
organisaties en personen die niet behoren tot de rechtspersoon staat.
Toelichting:
Onderdeel a: Bij de interpretatie van het begrip ’marktactiviteiten’ is het begrip
’economische activiteiten’ in de zin van de mededingingsregels van het EG-Verdrag
en van de Mededingingswet richtinggevend.
Onderdeel b: Van marktactiviteiten in de zin van deze aanwijzingen is alleen sprake,
als tegen een vergoeding of om niet goederen worden geleverd aan derden of diensten
worden verricht voor derden. Onder derden worden niet verstaan organisatie-eenheden
binnen de rechtspersoon staat. Ministeries, hoge colleges van staat en de colleges
met rechtspraak belast, zijn voor het privaatrecht onzelfstandige onderdelen van de
rechtspersoon staat en vallen dus niet onder het begrip ’derden’. Daaronder vallen
evenmin zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid die onderdeel uitmaken
van de rechtspersoon staat. Deze aanwijzingen zijn dus niet van toepassing als bijvoorbeeld
een drukkerij van een organisatie-eenheid binnen de rechtspersoon staat werkzaamheden
verricht ten behoeve van die organisatie-eenheid zelf of ten behoeve van een andere
organisatie-eenheid binnen de rechtspersoon staat. Bovendien zijn deze aanwijzingen
alleen van toepassing indien organisatie-eenheden door het leveren van goederen of
het verrichten van diensten in concurrentie treden met anderen. Dat is in de eerste
plaats het geval als die goederen of diensten feitelijk ook door anderen worden aangeboden.
In de tweede plaats kan er sprake zijn van het in concurrentie treden met anderen
als die goederen of diensten feitelijk nog niet door anderen worden geleverd, maar
die anderen daartoe wel in staat zijn en er een belang bij hebben om die goederen
of diensten ook te kunnen gaan leveren.
Aanwijzing 2
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Voor de toepassing van deze aanwijzingen wordt onder het verrichten van marktactiviteiten
niet verstaan het deelnemen van de staat in publiek-private samenwerkingsprojecten
of ondersteuningsoperaties.
Toelichting:
Deelname van de staat in vormen van publiek-private samenwerking of aan ondersteuningsoperaties
kan onder bepaalde omstandigheden worden aangemerkt als het verrichten van een marktactiviteit
(kapitaalverstrekking). Dergelijke deelnemingen moeten onder omstandigheden mogelijk
zijn zonder dat de regels van de aanwijzingen van toepassing zijn. Voor het beleid
aangaande publiek-private samenwerking wordt verwezen naar de notitie ’Meerwaarde
door samenwerken’ (kamerstukken II, 1997/98, 25017, nr. 6), waarin nadere regels zijn
opgenomen voor een dergelijke samenwerking. Zoals aangegeven in deze notitie is het
uitgangspunt dat de activiteiten op het terrein van deze deelnemingen niet concurreren
met activiteiten van andere, geheel private marktpartijen. De overheid dient geen
activiteiten te ondernemen, waarin private partijen al voldoende voorzien. Zodra hiervan
wel sprake is, dient een dergelijke constructie niet plaats te vinden of binnen een
bepaalde termijn te worden afgebouwd. Voorts wordt erop gewezen dat bij ondersteuningsoperaties
de bepalingen in het EU-verdrag inzake steunverlening en de bepalingen uit de Comptabiliteitswet in acht genomen dienen te worden. Overigens hebben de aanwijzingen geen betrekking
op de marktactiviteiten die verricht worden door private rechtspersonen, waarin de
staat deelneemt of die door de staat zijn opgericht.
Aanwijzing 3
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Deze aanwijzingen worden in acht genomen door de ministers en staatssecretarissen
en de onder hen ressorterende dienstonderdelen en personen.
Toelichting:
De aanwijzingen zijn gericht tot ministers en staatssecretarissen en de onder hen
ressorterende organisatie-eenheden, dat wil zeggen dienstonderdelen en personen die
ondergeschikt zijn aan ministers en staatssecretarissen. De verantwoordelijkheid voor
de naleving van de aanwijzingen ligt bij de desbetreffende ministers of staatssecretarissen.
Aanwijzingen kunnen naar hun aard niet zijn gericht tot zelfstandige bestuursorganen
en decentrale overheden, omdat die niet ondergeschikt zijn aan een minister of staatssecretaris.
Overigens kunnen derden in beginsel geen rechten ontlenen aan de in deze aanwijzingen
opgenomen interne regels.
Hoofdstuk 2. Overheid op de markt
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 4
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Marktactiviteiten mogen slechts worden verricht indien het verrichten van deze activiteiten
is opgedragen bij of krachtens de wet of voortvloeit uit internationale verplichtingen.
Toelichting:
Voorkomen moet worden dat de overheid marktactiviteiten verricht waarmee de concurrentieverhoudingen
worden verstoord. Uitgangspunt is daarom dat marktactiviteiten alleen mogen worden
verricht, indien het verrichten van die activiteiten is opgedragen bij of krachtens
de wet of voortvloeit uit internationale verplichtingen. Een opdracht tot het verrichten
van marktactiviteiten dient voldoende specifiek te zijn, hetgeen niet wil zeggen dat
de concrete activiteiten overigens steeds in detail zijn te omschrijven.
Indien overeenkomstig deze aanwijzing marktactiviteiten worden verricht, moeten de
in hoofdstuk 4 aangegeven gedragsregels in acht worden genomen.
Er bestaan enkele uitzonderingssituaties waarin het aanvaardbaar is dat marktactiviteiten
worden verricht, zonder dat dit is opgedragen bij of krachtens de wet of voortvloeit
uit internationale verplichtingen. Deze uitzonderingssituaties zijn beschreven in
de aanwijzingen 5 en 6. In die gevallen moeten de in hoofdstuk 3 aangegeven gedragsregels
in acht worden genomen.
Aanwijzing 5
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
In afwijking van aanwijzing 4, kan bij besluit van de minister wie het aangaat, worden
bepaald dat de in dat besluit genoemde marktactiviteiten mogen worden verricht, indien
het verrichten van die activiteiten onlosmakelijk is verbonden met het uitvoeren van
een overheidstaak.
Toelichting:
Het gaat om gevallen waarin het uitvoeren van een overheidstaak onvermijdelijk de
productie van goederen of het verrichten van diensten met zich meebrengt. Het ligt
in de rede deze goederen of diensten vervolgens tegen een (marktconforme) vergoeding
aan te bieden.
Voorbeeld:
De Dienst voor Justitiële Instellingen heeft onder andere tot taak de zorg voor de
resocialisatie van gedetineerden, waarbij het door gedetineerden laten vervaardigen
van bepaalde producten een onderdeel van dat resocialisatieproces vormt. De vervaar-diging
en verkoop van producten is niet bij of krachtens de wet opgedragen en vloeit ook
niet voort uit internationale verplichtingen, maar is strikt genomen wel onlosmakelijk
verbonden met de uitvoering van die overheidstaak (het resocialisatieproces). Deze
producten kunnen dan ook, indien bij besluit van de minister daarin is voorzien, op
de markt in concurrentie met derden worden aangeboden.
Aanwijzing 6
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
In afwijking van aanwijzing 4, kan bij besluit van de minister wie het aangaat worden
bepaald dat, indien het voor het uitvoeren van een overheidstaak noodzakelijk is om
duurzame kapitaalgoederen aan te houden in een ondeelbare en uitsluitend door technische
of operationele factoren bepaalde capaciteit, de eventuele restcapaciteit en de voor
het vervullen van die taak benodigde personele ondersteuning mogen worden gebruikt
ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten.
Toelichting:
Onder restcapaciteit wordt verstaan het verschil tussen de voor een overheidstaak
noodzakelijk aan te houden capaciteit aan duurzame kapitaalgoederen en de feitelijk
gebruikte capaciteit. De noodzakelijk aan te houden capaciteit moet in beginsel ondeelbaar
zijn en mag uitsluitend gebaseerd zijn op een capaciteit die, gelet op technische
of operationele factoren, nodig is om bij piekbelasting een opgedragen overheidstaak
te kunnen uitvoeren. Commerciële motieven, zoals de meest effciënte schaal, mogen
bij de bepaling van die capaciteit geen rol spelen, omdat dat zou kunnen leiden tot
het aanhouden van een veel grotere capaciteit dan noodzakelijk is om de desbetreffende
overheidstaak te kunnen uitvoeren. De bepaling van de verplicht aan te houden capaciteit
moet objectief plaatsvinden aan de hand van de relevante duurzame activa.
Hoofdstuk 3. Gedragsregels voor marktactiviteiten, waarvan het verrichten niet is
opgedragen bij of krachtens de wet en niet voortvloeit uit internationale verplichtingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 7
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Bij het verrichten van marktactiviteiten als bedoeld in de aanwijzingen 5 of 6 worden
de gedragsregels van dit hoofdstuk in acht genomen.
Toelichting:
Ingeval marktactiviteiten worden verricht ingevolge een besluit als bedoeld in de
aanwijzingen 5 of 6 dient het verrichten van die activiteiten onder zoveel mogelijke
gelijke concurrentiecondities plaats te vinden. De gedragsregels strekken ertoe te
voorkomen dat de voordelen die voortvloeien uit de bijzondere positie van een overheidsorganisatie
ongeclausuleerd worden gebruikt voor het verrichten van marktactiviteiten en maken
mogelijk dat eventuele nadelen teniet worden gedaan.
Aanwijzing 8
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Financiële middelen mogen slechts ter beschikking worden gesteld voor het verrichten
van marktactiviteiten indien dat geschiedt onder op de markt gebruikelijke voorwaarden
en indien de daaraan redelijkerwijs toe te rekenen kosten volledig worden doorberekend
in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht voor de in verband met die
marktactiviteiten geleverde goederen of verrichte diensten.
Toelichting:
Om oneigenlijke bevoordeling te voorkomen worden voorwaarden gesteld aan de prijs
die feitelijk in rekening wordt gebracht bij het verrichten van marktactiviteiten.
Uitgangspunt is dat die prijs wordt gebaseerd op de integrale kosten, die dienen te
worden ontleend aan kosten voor het inzetten van alle bij de marktactiviteiten gebruikte
financiële middelen, productiemiddelen en loon- en alle andere personeelskosten, die
redelijkerwijs aan de marktactiviteiten zijn toe te rekenen. Bovendien geldt dat voor
het ter beschikking stellen van financiële middelen de in de markt gebruikelijke vergoedingen
moeten gelden. Is het vaststellen van de integrale kosten niet goed mogelijk, dan
kan een benadering van de integrale kosten worden overwogen. Als ook dat niet goed
mogelijk is, dient de gemiddelde marktprijs te worden gehanteerd. Voor de wijze van
kostentoerekening wordt ook verwezen naar de DAR-Tarievenhandleiding als opgenomen
in het Handboek Financiële Administratie Rijksoverheid.
Aanwijzing 9
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Productiemiddelen mogen slechts ter beschikking worden gesteld voor het verrichten
van marktactiviteiten, indien de daaraan redelijkerwijs toe te rekenen kosten volledig
worden doorberekend in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht voor de
in verband met die marktactiviteiten geleverde goederen of verrichte diensten.
Toelichting:
Zie de toelichting bij aanwijzing 8.
Aanwijzing 10
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Werkzaamheden ten behoeve van marktactiviteiten mogen slechts worden verricht, indien
de daaraan redelijkerwijs toe te rekenen loon- en andere personeelskosten volledig
worden doorberekend in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht voor de
in verband met die marktactiviteiten geleverde goederen of verrichte diensten.
Toelichting:
Zie de toelichting bij aanwijzing 8.
Aanwijzing 11
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht voor de in verband met marktactiviteiten
geleverde goederen of verrichte diensten worden verhoogd met een voor de vennootschapsbelasting
en de omzetbelasting op de markt gebruikelijk bedrag en met een winstopslag.
Toelichting:
De prijs die gebaseerd is op de integrale kosten dient te worden verhoogd met een
aantal fictieve elementen. Dat is noodzakelijk om financiële voordelen zoals het ontbreken
van de plicht vennootschapsbelasting te betalen of omzetbelasting af te dragen of
het ontbreken van een winststreven, teniet te doen. De fiscale voordelen worden gecorrigeerd
door die prijs te verhogen met de voor de desbetreffende belastingen gebruikelijke
bedragen. Het voordeel van het ontbreken van een winststreven wordt opgeheven door
die prijs te verhogen met een minimale winstopslag (bijvoorbeeld 5 procent).
Aanwijzing 12
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Het ter beschikking stellen van financiële middelen, productiemiddelen en personeel
voor het verrichten van marktactiviteiten, alsmede de kosten en opbrengsten daarvan,
worden zodanig geadministreerd dat een duidelijk en nauwkeurig beeld aanwezig is van
interne middelenstromen en afzonderlijk en gemeenschappelijk gebruikte middelen.
Toelichting:
Om kruissubsidiëring te kunnen vaststellen en klachten te kunnen beoordelen is het
noodzakelijk om een boekhoudkundige scheiding aan te brengen. Deze aanwijzing sluit
aan bij richtlijn 80/723/EEG van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen
lidstaten en openbare bedrijven (gewijzigd bij richtlijnen 85/413/EEG en 93/84/EEG van de Commissie).
Aanwijzing 13
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
-
1 Gegevens die zijn verkregen bij het uitvoeren van een overheidstaak en waarvoor krachtens
een wettelijk voorschrift een verplichting tot geheimhouding of bescherming van persoonsgegevens
geldt, worden niet gebruikt voor het verrichten van marktactiviteiten, tenzij het
gebruik van deze gegevens bij of krachtens de wet is toegestaan.
Toelichting:
Voor veel gegevens die zijn verkregen voor de uitvoering van een overheidstaak geldt
op grond van een wettelijke verplichting tot geheimhouding en bescherming van persoonsgegevens
een beperking met betrekking tot het gebruik of verstrekking. Deze veelal bedrijfsvertrouwelijke
of tot de individuele personen herleidbare gegevens, mogen niet worden aangewend voor
het verrichten van eigen marktactiviteiten. Gegevens waarvoor een dergelijke verplichting
niet geldt, zijn daarmee ook algemeen toegankelijk en dus beschikbaar voor derden.
De aanwijzing regelt dat derden op non-discriminatoire wijze toegang tot deze gegevens
hebben, indien zij verkregen zijn bij de uitvoering van een overheidstaak. Het is
niet wenselijk om gegevens uit enquêtes of adresgegevens die zijn verkregen voor de
uitvoering van een overheidstaak te gebruiken voor marktactiviteiten, terwijl ze niet
toegankelijk zijn voor derden.
Aanwijzing 14
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aan het uitvoeren van een overheidstaak mag niet de voorwaarde worden verbonden dat
gebruik gemaakt dient te worden van goederen of diensten die worden aangeboden in
het kader van het verrichten van marktactiviteiten.
Toelichting:
Vanuit de bijzondere positie die verbonden is aan het uitoefenen van bevoegdheden
ter vervulling van een overheidstaak mag geen koppeling worden gelegd tussen de uitvoering
van een overheidstaak en gedwongen afname van goederen of diensten die worden aangeboden
in het kader van het verrichten van marktactiviteiten (koppelverkoop).
Hoofdstuk 4. Gedragsregels voor het verrichten van marktactiviteiten, waarvan het
verrichten is opgedragen bij of krachtens de wet of voortvloeit uit internationale
verplichtingen
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 15
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Bij het verrichten van marktactiviteiten als bedoeld in aanwijzing 4 worden de gedragsregels
van dit hoofdstuk in acht genomen voor zover bij of krachtens de wet niet anders is
bepaald of internationale verplichtingen niet anders voorschrijven.
Toelichting:
Ook indien het verrichten van marktactiviteiten is opgedragen bij wettelijk voorschrift
of voortvloeit uit internationale verplichtingen, dienen met het oog op de concurrentieverhoudingen
gedragsregels te worden gesteld.
Voorbeeld:
Het uitvoeren van onderzoeksopdrachten voor de Europese Commissie door het Agentschap
Senter zal bij of krachtens de wet worden opgedragen. Voor zover onderzoeksopdrachten
van de Europese Commissie worden verkregen via open inschrijving dienen gedragsregels
te worden toegepast ter voorkoming van verstoringen van concurrentieverhoudingen met
private ondernemingen.
Aanwijzing 16
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De aan het verrichten van marktactiviteiten redelijkerwijs toe te rekenen kosten worden
volledig doorberekend in de prijzen die feitelijk in rekening worden gebracht voor
de in verband met het verrichten van die marktactiviteiten geleverde goederen of verrichte
diensten.
Toelichting:
Om oneigenlijke bevoordeling te voorkomen, worden voorwaarden gesteld aan de prijs
die feitelijk in rekening wordt gebracht bij het verrichten van marktactiviteiten.
Uitgangspunt is dat het aantrekken van financiële middelen, het inzetten van productiemiddelen
of van personeel ten behoeve van marktactiviteiten is toegestaan indien die prijs
is gebaseerd op de integrale kosten, die ontleend dienen te worden aan de daadwerkelijk
gemaakte kosten.
Aanwijzing 17
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Het ter beschikking stellen van financiële middelen, productiemiddelen en personeel
voor het verrichten van marktactiviteiten, alsmede de kosten en opbrengsten daarvan,
worden zodanig geadministreerd dat een duidelijk en nauwkeurig beeld aanwezig is van
interne middelenstromen en afzonderlijk en gemeenschappelijk gebruikte middelen.
Toelichting:
Zie de toelichting bij aanwijzing 12.
Aanwijzing 18
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Bij besluit van de minister wie het aangaat, handelende in overeenstemming met het
gevoelen van de ministerraad, kan worden bepaald dat de gedragsregels van hoofdstuk
4 niet gelden voor de bij dat besluit aangewezen categorie marktactiviteiten, indien
onverkorte toepassing daarvan niet tot een aanvaardbaar resultaat zou leiden.
Toelichting:
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin onverkorte toepassing van de gedragsregels
van dit hoofdstuk tot ongewenste resultaten leidt. Daartoe is in de onderhavige aanwijzing
een geclausuleerde afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Het is de taak van de minister
wie het aangaat erop toe te zien dat van deze mogelijkheid terughoudend en gemotiveerd
gebruik wordt gemaakt.
Hoofdstuk 5. Naleving
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 19
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De minister wie het aangaat draagt er zorg voor dat in de gevallen waarin overeenkomstig
deze aanwijzingen marktactiviteiten worden verricht, dit in de beschrijving van de
administratieve organisatie van de desbetreffende organisatie-eenheid tot uitdrukking
wordt gebracht.
Toelichting:
Het is noodzakelijk om de in de Administratieve Organisatie geregelde elementen op
onderdelen nader aan te passen met het oog op een goede toepassing van de aanwijzingen.
Zoveel mogelijk per marktactiviteit dient daarbij aangegeven te worden hoe in concrete
gevallen de toerekening van kosten conform de aanwijzingen 8 tot en met 10 en 16 plaatsvindt.
Aanwijzing 20
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Met het oog op de toepassing van deze aanwijzingen wordt de Minister van Economische
Zaken geïnformeerd over voornemens tot het verrichten van marktactiviteiten die niet
zijn opgedragen bij of krachtens de wet of voortvloeien uit internationale verplichtingen.
Toelichting:
Om een consistente interpretatie van bepaalde aanwijzingen te bewerkstelligen en het
inzicht in toepassing van de aanwijzingen te vergroten is een informatieplicht opgenomen.
Bij de ingevolge aanwijzing 27 uit te voeren evaluatie zal worden beoordeeld of deze
informatieplicht op langere termijn noodzakelijk blijft.
Aanwijzing 21
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Toelichting:
In de verplichting tot melding van klachten en van daarop genomen beslissingen is
voorzien om een goed overzicht te houden over alle klachten die met betrekking tot
marktactiviteiten van de overheid worden ingediend. Met het oog op het ontwikkelen
en evalueren van het overheidsbeleid op dit terrein is een dergelijk overzicht nodig.
Het kennis- en informatiepunt daarvoor is ondergebracht bij het Ministerie van Economische
Zaken.
De beoordeling van klachten geschiedt uiteraard in de eerste plaats op basis van en
in samenhang met de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Deze aanwijzingen treden
niet in de toepasselijkheid van bestaande klachtenregelingen. Overigens is het op
grond van artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht schriftelijke klachten onverwijld door te zenden aan het bestuursorgaan
dat tot behandeling bevoegd is. Een uniforme klachtenprocedure zal gelden indien en
zodra de Algemene wet bestuursrecht zal zijn aangevuld met een regeling over de behandeling van klachten door bestuursorganen
(kamerstukken II, 1997/98, 25837, nrs. 1-2).
Aanwijzing 22
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Ten behoeve van de op een klacht te nemen beslissing of de naar aanleiding daarvan
te nemen maatregelen kan de minister wie het aangaat advies vragen aan de directeur-generaal
van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).
Toelichting:
De Nederlandse Mededingingsautoriteit is belast met de uitvoering van de Mededingingswet en heeft uit dien hoofde bijzondere kennis en ervaring met vraagstukken betreVende
verstoringen van de marktwerking. Bovendien is betrokkenheid van de NMa wenselijk,
omdat marktactiviteiten van organisatie-eenheden binnen de rijksdienst onder omstandigheden
in strijd kunnen zijn met de Mededingingswet.
Aanwijzing 23
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
De Minister van Economische Zaken brengt jaarlijks voor 1 mei aan de ministerraad
verslag uit over de ingediende klachten, de beslissingen die daarop zijn genomen en
de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn genomen.
Toelichting:
Het toepassen en naleven van deze aanwijzingen zal regelmatig moeten worden beoordeeld.
De Minister van Economische Zaken zal hierover jaarlijks verslag uitbrengen aan de
ministerraad. De overeenkomstig aanwijzing 21 te melden klachten en beslissingen zijn
een belangrijke bron van informatie voor het uitbrengen van dat verslag. Voor de behandeling
van de klachten als zodanig is de desbetreffende minister of staatssecretaris verantwoordelijk.
Aanwijzing 24
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
-
1 In afwijking van de aanwijzingen 4, 5 of 6, kan bij besluit van de minister wie het
aangaat, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, worden
bepaald dat marktactiviteiten mogen worden verricht, indien:
-
a. onverkorte toepassing van deze aanwijzingen in concrete gevallen niet tot een aanvaardbaar
resultaat zou leiden;
-
b. onverkorte toepassing van deze aanwijzingen, vooruitlopend op het opdragen van die
categorie marktactiviteiten bij of krachtens de wet, niet gewenst is;
-
c. de waarde in het economisch verkeer van de in het voorafgaande kalenderjaar in het
kader van marktactiviteiten geleverde goederen of verrichte diensten, niet meer bedraagt
dan honderdduizend gulden.
Toelichting:
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin toepassing van de aanwijzingen 4, 5 of 6 tot
onaanvaardbare resultaten zou leiden dan wel om diverse redenen niet opportuun is.
Daarvoor is in de onderhavige aanwijzing een geclausuleerde afwijkingsmogelijkheid
opgenomen. Het is de taak van de minister wie het aangaat erop toe te zien dat van
deze mogelijkheid terughoudend en gemotiveerd gebruik wordt gemaakt. Afwijking van
de genoemde aanwijzingen kan wenselijk zijn indien besloten is een overheidstaak binnen
een bepaalde termijn te verzelfstandigen of indien de ministerraad reeds een besluit
heeft genomen tot het bij of krachtens de wet opdragen van marktactiviteiten, danwel
indien de omvang van marktactiviteiten een bagatel vormt. De ministerraad zal nadere
afspraken maken over de afhandeling van de bagatelbepaling als bedoeld in onderdeel
1 sub c van deze aanwijzing.
Hoofdstuk 6. Overgangssituaties
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Aanwijzing 25
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
-
1 Marktactiviteiten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze aanwijzingen worden
verricht, worden beëindigd uiterlijk aan het eind van het jaar dat volgt op het lopende
begrotingsjaar of zoveel later als op grond van contractuele bepalingen mogelijk is,
tenzij aanwijzing 4 van toepassing is of een besluit op als bedoeld in de aanwijzingen
5, 6 of 24 is vastgesteld.
Aanwijzing 26
[Regeling vervallen per 01-07-2012]
Voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van deze aanwijzingen wat betreft
duurzame kapitaalgoederen restcapaciteit aanwezig is die niet uitsluitend is bepaald
door technische of operationele factoren in verband met het uitvoeren van een overheidstaak,
mogen ook die restcapaciteit en de voor het vervullen van die taak benodigde personele
ondersteuning worden gebruikt ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten.
Toelichting:
Onverkorte toepassing van aanwijzing 6 zou betekenen dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze aanwijzingen bestaande restcapaciteit die voortvloeit uit het aanhouden van
duurzame kapitaalgoederen die niet uitsluitend is gebaseerd op technische of operationele
factoren, zou moeten worden verminderd. Dat zou tot omvangrijke desinvesteringen kunnen
leiden, hetgeen in het geval van vaste activa niet wenselijk is. Daarom wordt toegestaan
in dergelijke gevallen restcapaciteit in stand te laten en die restcapaciteit aan
derden ter beschikking te stellen. Deze mogelijkheid laat onverlet dat nieuwe investeringsbeslissingen
ten aanzien van de bestaande kapitaalgoederen niet mogen uitstijgen boven de capaciteit
die nodig is voor de uitvoering van een overheidstaak in geval van piekbelasting.