Wet van 14 mei 1998, houdende voorschriften betreffende onder meer instelling van
voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de muziek met ingang van het studiejaar
1998–1999
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat met ingang van het
studiejaar 1998–1999 een aanvang kan worden gemaakt met het onderwijs in enkele nieuwe
voortgezette kunstopleidingen op het gebied van de muziek;
dat in verband hiermee een wettelijke voorziening dient te worden getroffen onder
meer ter afwijking van artikel 6.16 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
dat het voorts wenselijk is dat een aantal in het Centraal register opleidingen hoger
onderwijs vermelde afstudeerroutes op het gebied van het kunstvakonderwijs uit dat
register vervalt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: