Inleiding
In deze instructie worden de verschillende stappen behorende tot het tweede deel (traject
B) van het ’stappenplan tot de verwijdering van afgewezen technisch moeilijk-verwijderbare
asielzoekers die weigeren mee te werken aan het verkrijgen van reisdocumenten’ weergegeven
en vervolgens nader toegelicht.
Deze instructie beoogt verschillende doelen te dienen. Het voornaamste doel van de
instructie is de lezer ervan, met name medewerkers van het COA en de gemeenten, te
informeren over de verschillende tot Traject B behorende stappen. Deze stappen kunnen
er uiteindelijk toe leiden dat de opvangvoorzieningen aan een afgewezen en rechtmatig
verwijderbare asielzoeker die weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van
de benodigde reis- of identiteitsdocumenten worden beëindigd en de betrokken vreemdeling
uiteindelijk uit de door de gemeente ter beschikking gestelde ROA-woonruimte of zijn
woonruimte in een opvangcentrum wordt gezet. In die zin kan de instructie worden beschouwd
als een handleiding voor het COA en gemeenten bij de beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen,
nadat de Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat een rechtmatig verwijderbare, afgewezen
asielzoeker weigert zijn medewerking te verlenen bij het verkrijgen van de benodigde
reis- of identiteitsdocumenten. De instructie schrijft weliswaar voor welke stappen
en activiteiten hiertoe door het COA of de gemeente moeten worden genomen, de instructie
beoogt evenwel niet tot in detail en uitputtend de betrokken bestuursorganen dwingend
voor te schrijven hoe moet worden gehandeld. Dit laat overigens onverlet dat voorop
staat dat het doel van de toepassing van de instructie de beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen
is, en de instructie in zoverre een nadere uitwerking is van artikel 8, eerste lid, onder b Rva 1997 en artikel 15, derde lid, onder c ROA. Vele ’voorschriften’ die in deze instructie zijn opgenomen volgen overigens direct
uit de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), zodat afwijking hiervan minder voor de hand ligt.
De instructie bevat daarnaast ’beleidsuitgangspunten’ daar waar beschreven is onder
welke voorwaarden en in welke gevallen de door het COA of de gemeente gemaakte kosten
door Justitie worden vergoed. Met name op de laatste pagina van de instructie worden
hierover nadere opmerkingen gemaakt.
Traject B gaat van start vanaf het moment dat is vastgesteld dat de betrokken vreemdeling
weigert zijn medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een benodigd (vervangend)
reis- of identiteitsdocument.
De terugkeerteams van de IND verrichten ondersteunende taken ten behoeve van de gemeenten
bij de uitvoering van het stappenplan. Dat gebeurt overigens in nauwe samenwerking
met de vreemdelingendienst, het COA en de betrokken gemeente. Zoals in de terugkeernotitie
van 3 juni 1997 is aangegeven voeren de terugkeerteams de regie bij de uitvoering
van het stappenplan. Zij hebben bij de uitvoering tevens een voorlichtende en overredende
taak.
In Traject A is beschreven wanneer en op welke wijze het terugkeerteam tot de vaststelling
van niet-meewerken kan komen.
In Traject B vervult het COA, indien het woonruimte in de centrale opvang betreft,
dan wel de gemeente indien het decentrale opvang (verblijf in een door de gemeente
ter beschikking gestelde woonruimte) betreft de belangrijkste rol. Zij zullen na de
vaststelling door de Vreemdelingendienst dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking
te verlenen, een besluit tot beëindiging van de voorzieningen nemen, waarbij bepaalde
zorgvuldigheidsvereisten in acht dienen te worden genomen. In deze instructie is beschreven
aan welke voorwaarden het besluit moet voldoen, welke procedurele stappen hiertoe
moeten worden genomen, en tot welke procedures het besluit kan leiden.
Traject B kan in voorkomende gevallen eindigen met de daadwerkelijke ontruiming van
de woonruimte in een opvangcentrum, dan wel de door de gemeente ter beschikking gestelde
woonruimte, nadat de toestemming hiertoe is verkregen van de president van de rechtbank
in Kort Geding. Ook over deze procedure zijn in deze instructie enige toelichtende
opmerkingen geplaatst. Vanzelfsprekend eindigt traject B ook op het moment dat de
betrokken ex-asielzoeker in de loop van het traject zelf de woning of het centrum
verlaat.
Het COA en de gemeenten betrachten bij de uitvoering van het stappenplan de nodige
voortgang.
Rol terugkeerteams IND
Het werkgebied van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) is opgedeeld in 5 regionale
directies, n.l. de regionale directies Noord-Oost, Zuid-Oost, Noord-West, Zuid-West
en Midden. Vanaf 1 januari 1997 is binnen van de vier eerstgenoemde regionale directies
een taakgroep toezicht en terugkeer (terugkeerteam) werkzaam. Deze terugkeerteams
zijn onder andere belast met de uitvoering van het stappenplan beëindiging opvangvoorzieningen.
Het betreft daarbij het geven van voorlichting aan gemeenten, het begeleiden van de
vreemdelingendiensten bij de uitvoering van traject A, het coördineren van de uitvoering
van de werkzaamheden binnen het district, het voeren van een individueel terugkeergesprek
met de vreemdeling en het in samenspraak met de vreemdelingendienst samenstellen van
een terugkeerdossier ten behoeve van de gemeente.
Bij vragen of onduidelijkheden omtrent de toepassing van het stappenplan beëindiging
voorzieningen of het inwinnen van (juridisch) advies daarbij kan de gemeente of het
COA zich wenden tot het terugkeerteam. Het terugkeerteam is tevens bereid voorlichting
te geven over de asielprocedure, het terugkeerbeleid, de gefaciliteerde terugkeermogelijkheden
en de procedure tot het verkrijgen van paspoort vervangende reisdocumenten.
Traject B; De stappen
Stap 1
Het COA of de gemeente wordt door de Vreemdelingendienst (VD) schriftelijk en gemotiveerd
geïnformeerd (BRV 3) over:
-
a. de vaststelling dat betrokkene weigert medewerking te verlenen aan de verkrijging
van reis- en identiteitspapieren;
-
b. de last tot uitzetting;
-
c. de datum waarop betrokkene recentelijk wederom is aangezegd Nederland te verlaten.
Stap 3
Het besluit om de opvangvoorzieningen te beëindigen wordt door het COA of de gemeente
in een beschikking neergelegd en aan de betrokken vreemdeling overhandigd, al dan
niet door overhandiging van formulier BRV 4a of BRV 4b. De vreemdeling wordt bij deze
overhandiging schriftelijk verzocht om zich accoord te verklaren de woning te verlaten
voor de dag waarop hem door de VD is aangezegd Nederland te verlaten. Hem wordt hiertoe
ter ondertekening een verklaring (BRV 5) voorgelegd.
In het geval de vreemdeling, nadat het besluit de opvangvoorzieningen te beëindigen
is genomen, alsnog te kennen geeft mee te willen werken, is er geen reden hem (daarom)
opnieuw opvang aan te bieden. Traject B dient in die gevallen te worden vervolgd.
Een uitzondering op deze regel vormen gezinnen met minderjarige kinderen. Deze dienen
in alle gevallen naar het Vertrekcentrum Ter Apel te worden verwezen. Indien een gezin
weigert naar Ter Apel de vertrekken dient de VD nader te overleggen met het terugkeerteam
van de betreffende regionale directie van de IND.
Stap 4
4a Betrokkene verklaart zich bereid om de woning voor bedoelde datum te verlaten en
ondertekent BRV 5.
Ga door naar stap 5
4b Betrokkene verklaart zich niet bereid om de woning voor bedoelde datum te verlaten
en weigert BRV 5 te ondertekenen.
Ga door naar stap 6
Stap 5
5a De directie van het centrum of de gemeente constateert dat de opvangvoorziening
op bedoelde datum is verlaten. De centrumdirectie informeert hierover schriftelijk
het centraal bureau van het COA. De centrumdirectie en de gemeente informeren de regionale
directie van de IND. Einde traject
5b De directie van het centrum of de gemeente constateert dat de opvangvoorziening
op bedoelde datum niet is verlaten. De centrumdirectie informeert hierover schriftelijk
het centraal bureau van het COA. De centrumdirectie en de gemeente informeren de regionale
directie van de IND. Ga door naar stap 6
Stap 6
Het COA, dan wel de gemeente zet de procedure tot ontruiming in gang teneinde een
gerechtelijk ontruimingsbevel te verkrijgen.
Stap 7
7a Een ontruimingsbevel wordt verkregen, waarna betrokkene met behulp van de sterke
arm uit de opvangvoorziening wordt verwijderd. Einde traject.
7b Een ontruimingsbevel wordt niet verkregen. Het COA, dan wel de gemeente beraadt
zich met het tijdelijk mobiel bijstandsteam van de betrokken regionale directie van
de IND op nadere stappen.
Toelichting Traject B
Stap 1
1.1 De Vreemdelingendienst (VD) informeert gemotiveerd de directeur van het opvangcentrum
dan wel de betrokken gemeente waar de betrokken vreemdeling verblijft, dat het heeft
vastgesteld dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de benodigde
reis- en identiteitsdocumenten. Deze “vaststelling” dient van een recente datum te
zijn. Voorts stuurt de VD de aanwezige last tot uitzetting met de “vaststelling” naar
het opvangcentrum of de gemeente toe. De VD stelt de directeur van het opvangcentrum
of de gemeente in kennis van de weigering tot het verlenen van medewerking door hen
het formulier BRV 3, het meldingsformulier met betrekking tot de beëindiging van de
ROA/RVA-verstrekkingen, toe te zenden. De VD vermeldt op het formulier de datum waarop
de betrokken vreemdeling is aangezegd Nederland te hebben moeten verlaten.
De VD maakt hierbij melding van het onderzoek dat het heeft verricht (welke activiteiten
zijn ondernomen) om tot deze vaststelling te komen. Voorts geeft de VD aan waarin
de vaststelling dat de vreemdeling medewerking weigert is gelegen.
1.2 De vreemdeling kan op verschillende manieren zijn medewerking weigeren:
-
- door te vertrekken met onbekende bestemming;
-
- door niet te verschijnen op een vordering;
-
- door niet naar het Vertrek-Centrum in Ter Apel te gaan;
-
- door uitdrukkelijk te verklaren niet te willen meewerken aan terugkeer;
-
- door te weigeren formulier BRV 2 (waarin hij verklaart actie te ondernemen ter verkrijging
van de benodigde documenten) of een aanvraag om een vervangend reisdocument te ondertekenen;
-
- door te weigeren zich binnen een daarvoor gegunde termijn aan te melden voor een speciaal
voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe hij behoort, afgesloten terugkeerprogramma;
-
- door niet te verschijnen voor de presentatie bij de buitenlandse vertegenwoordiging;
-
- door bij de diplomatieke vertegenwoordiging te verklaren niet mee te willen werken;
-
- de bij de diplomatieke vertegenwoordiging de taal van zijn land te spreken;
-
- door te weigeren een verklaring van vrijwillige terugkeer te ondertekenen of af te
leggen;
-
- door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;
-
- door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen;
-
- door te weigeren documenten over te leggen waarover hij beschikt of kan beschikken.
Deze opsomming is niet limitatief. Het is uiteraard goed mogelijk dat zich in de loop
van de tijd nieuwe manieren van niet-meewerken aandienen.
In ieder individueel geval moet door de Vreemdelingendienst worden bekeken of voldaan
is aan het criterium ’niet meewerken’.
1.3 De directeur van het centrum informeert het centraal bureau van het COA te Rijswijk.
De VD zal in alle gevallen de IND-contactpersoon van het terugkeerteam van de betrokken
regionale directie van de IND waaronder de VD valt, van de vaststelling dat de betrokken
ex-asielzoeker medewerking weigert te verlenen, door toezending van het formulier
BRV 3, in kennis stellen.
1.4 De mededeling door de VD aan het COA of de gemeente dat het heeft vastgesteld
dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking te verlenen aan de verkrijging van
de benodigde reis- en identiteitspapieren door de toezending van het formulier BRV
3 betekent niet dat hiermee de ROA/RVA-verstrekkingen zijn beëindigd.
Het is noodzakelijk dat door het COA of de gemeente daartoe eerst een
afzonderlijk besluit tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen wordt genomen.
De door het Ministerie van Justitie, na tussenkomst van het COA, aan gemeenten toegekende
ROA/RVA-(rijks)bijdragen eindigen dan ook niet op het moment dat het formulier BRV
3 aan het COA of de gemeente wordt toegezonden. De toekenning van de bijdrage wordt
stopgezet vanaf het moment dat het door het COA of de gemeente genomen besluit tot
beëindiging van de ROA/RVA-voorzieningen werking heeft gekregen én er geen juridische
beletselen bestaan om de betrokken vreemdeling uit de woning te zetten.
1.5 De ’vaststelling’ door de Vreemdelingendienst heeft op zichzelf geen rechtsgevolg,
in de zin dat daarmee de verstrekking van opvangvoorzieningen is beëindigd. De VD
stelt het COA of de gemeente door toezending van BRV 3 in kennis van het feit dat
(op dat moment) met betrekking tot de op het formulier vermelde vreemdeling(en) is
voldaan aan de (formele) basisvoorwaarden om de ROA/RVA-verstrekkingen aan deze vreemdeling
te beëindigen: Het formulier vermeldt enerzijds dat voldaan is aan de vereisten tot
het beëindigen van ROA-verstrekkingen, zoals opgenomen in artikel 8 eerste lid, onder b Rva 1997 of artikel 15 lid 3, onder c ROA: er is een last tot uitzetting gegeven en de VD heeft de vreemdeling aangezegd Nederland
op een bepaalde dag te moeten verlaten. Anderzijds vermeldt het formulier dat, en
op welke wijze de betrokken vreemdeling geen medewerking heeft verleend tot het verkrijgen
van de voor de verwijdering benodigde documenten.
Stap 2
2.1 Het COA, (de directeur van het centrum), of de gemeente (het College van B&W)
neemt op grond van de constatering dat voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in
artikel 8 lid 1, onder b Rva 1997 of artikel 15 lid 3, onder c ROA én het feit dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de
voor de verwijdering benodigde reis- en identiteitsdocumenten een afzonderlijk besluit
tot beëindiging van de ROA(opvang)-voorzieningen. Het nemen van een afzonderlijke
besluit (beschikking) is noodzakelijk om de opvangvoorzieningen te kunnen beëindigen.
In zoverre is de huidige (imperatieve) redactie van de RVA/ROA misleidend. Artikel 8 en artikel 15 wekken ten onrechte de indruk dat de opvangvoorzieningen automatisch (van rechtswege)
zijn beëindigd indien sprake is van een last tot uitzetting en een datum waarop is
aangezegd Nederland te hebben verlaten.
2.2 Het besluit vermeldt de naam van de vreemdeling tot wie het is gericht. Het besluit
vermeldt, naast de datum waarop het besluit is genomen (de dagtekening) ook de datum
met ingang waarvan de verstrekkingen zullen worden beëindigd. Voorts dient het besluit
melding te maken van het feit dat de betrokkene voor deze datum het centrum of de
door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte zal hebben moeten verlaten.
2.3 Het besluit tot beëindiging van ROA/RVA-verstrekkingen is een beschikking in de
zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB).
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 15
juli 1996 op het hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Zutphen dit “uitgangspunt”
bevestigd. Ten aanzien van beëindiging van RVA-verstrekkingen in de centrale opvang
is een rechtbasis te vinden in artikel 12 van de Wet COA . Dientengevolge dienen de
van toepassing zijnde regels in hoofdstukken I en II van de RVA aangemerkt te worden als algemeen verbindende voorschriften. Een besluit op basis
van deze regels is daarmee een beschikking in de zin van artikel 1:3 AWB. Ten aanzien van de beëindiging van de ver-strekkingen aan vreemdelingen woonachtig
in een door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte (decentrale opvang) oordeelde
de Raad van State dat de regels in de ROA, zoals neergelegd in Hoofdstuk III, die betrekking hebben op de inhoud van met gemeenten
afgesloten overeenkomsten omtrent het bieden van opvang aan asielzoekers, zijn aan
te merken als beleidsregels. Hierin heeft de Minister (lees, Staatssecretaris) de
voorwaarden neergelegd waaronder het Rijk de bijdragen ter beschikking stelt van de
gemeente die zich er toe heeft verplicht opvang te verschaffen aan de betrokken asielzoekers.
Deze regels zijn, aldus de Raad van State, niet rechtstreeks van toepassing op de
beslissingen van B&W ter zake van de verstrekkingen in het kader van die opvang, doch
B&W plegen die regels toe te passen, waar het gaat om het toekennen en beëindigen
van verstrekkingen aan individuele asielzoekers. Onder deze omstandigheden komt de
Raad van State tot het oordeel dat het besluit van B&W tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen
een beschikking is in de zin van artikel 1:3 AWB.
2.4 De beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen dient te worden genomen
met in inachtneming van de vereisten zoals vermeld in de AWB. Dit brengt met zich mee dat het besluit (de beschikking) zorgvuldig moet worden
voorbereid. De AWB stelt bovendien in artikel 3:2 als voorwaarde dat bij de voorbereiding van de beschikking het bestuursorgaan de
nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Het COA of de gemeente zal zelfstandig dienen na te gaan of er voldoende gronden zijn
om de ROA/RVA-voorzieningen te beëindigen. Het zal zich ten eerste er van dienen te
vergewissen dat voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 8 Rva 1997 en artikel 15 ROA. Het COA of de gemeente zal moeten nagaan of (werkelijk) een last tot uitzetting
is afgegeven en voorts de vreemdeling een datum is aangezegd waarop hij Nederland
zal hebben moeten verlaten. Daarnaast zal het COA of de gemeente zich ervan dienen
te vergewissen dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking te verlenen aan het
verkrijgen van vervangende reis- en identiteitsdocumenten en hierbij dienen na te
gaan of de ’vaststelling’ van de Vreemdelingen-dienst gebaseerd is op een zorgvuldig
onderzoek.
Het is aldus niet voldoende dat in het besluit tot beëindiging van de verstrekkingen
slechts wordt verwezen naar de vaststelling van de VD dat voldaan is aan de vereisten
vermeld in artikel 8 Rva 1997 of artikel 15 ROA en de vaststelling dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen
van de benodigde reis- en identiteitsdocumenten.
2.5 Het bovenstaande brengt met zich mee dat het COA of de gemeente zich zal moeten
afvragen of zij de “vaststelling” (het oordeel) van de VD dat de vreemdeling niet
meewerkt aan het verkrijgen van de voor zijn verwijdering benodigde documenten in
het voorliggende individuele geval kan overnemen, door deze vaststelling “op marginale
wijze” te toetsen. Benadrukt moet worden dat dit dus géén toetsing in volle omvang
door de gemeente of het COA inhoudt. De toetsing bestaat (slechts) hieruit dat de
gemeenten of het COA nagaat of de VD, gelet op de door de VD ondernomen onderzoeksactiviteiten
en de daarbij behorende gegevens, in alle redelijkheid tot deze “vaststelling” is
kunnen komen. Het COA of de gemeente maakt aldus een zelfstandige afweging of zij
de door de VD vastgestelde weigering door de vreemdeling om medewerking te verlenen
zal overnemen. Het COA of de gemeente zal zich aldus (slechts) de vraag moeten stellen
en beantwoorden of de gegeven motivering van de VD de “vaststelling” kan dragen (of
deze “vaststelling” voldoende is onderbouwd). Dit overigens zonder het door de VD
verrichte onderzoek nog eens over te doen. Het is immers de taak en verantwoordelijkheid
van de Vreemdelingen-diensten om de benodigde documenten te verkrijgen. Ook is bij
de VD en IND de specifieke deskundigheid en ervaring aanwezig om te bepalen op welke
wijze de benodigde documenten verkregen kunnen worden én in welke gevallen de conclusie
kan worden getrokken dat de betrokken vreemdeling zijn medewerking tot het verkrijgen
van de documenten zal hebben geweigerd. Het is, met andere woorden, dan ook zeker
niet zo dat de gemeente of het COA de asielaanvraag opnieuw moet toetsen of dient
te beoordelen of terugkeer naar het land van herkomst wel veilig is.
Het COA en de gemeenten kunnen dan ook in beginsel de “vaststelling” van de VD dat
medewerking is geweigerd overnemen, tenzij het COA of de gemeente op grond van de
beschikbare gegevens van mening is dat de “vaststelling” van de VD dat medewerking
is geweigerd niet kan worden gevolgd. Met andere woorden, de gemeente of het COA zal
met name moeten nagaan of de VD in het concrete geval een voldoende onderbouwde en
draagkrachtige motivering heeft gegeven voor de “vaststelling”.
2.6 Het COA of de gemeente zal in voorkomende gevallen de VD in kennis moeten stellen
van het feit dat zij de door de VD gegeven “vaststelling” niet overneemt. Het verdient
aanbeveling dat alvorens de VD hiervan in kennis wordt gesteld, het COA of de gemeente
bij de VD nadere informatie inwint over de wijze waarop de VD tot de “vaststelling”
is gekomen. Wellicht is immers niet alle bij de VD aanwezige informatie aan de gemeente
verstrekt of kan de VD anderszins de “vaststelling” toelichten.
Het verdient daarnaast ook aanbeveling de VD te berichten wanneer de vaststelling
wel is overgenomen als feitelijke grondslag voor de beschikking tot beëindiging van
de opvangvoorzieningen.
2.7 Indien de gemeente of het COA na de bovenvermelde “marginale” toetsing de door
de VD vastgestelde weigering tot het verlenen van medewerking overneemt zal door het
COA of de gemeente een belangenafweging worden verricht: In het kader van een zorgvuldige
besluitvorming dient het COA of de gemeente na te gaan of zich in casu “bijzondere
omstandigheden” voordoen, op grond waarvan in het betrokken individuele geval de vreemdeling
toch aanspraak blijft maken op de ROA/RVA-verstrekkingen. De voor een of meer belanghebbenden
nadelige gevolgen van de beschikking dienen niet onevenredig te zijn in verhouding
tot de met de beschikking te dienen doelen, zo volgt uit artikel 3:4, tweede lid AWB. Onder “bijzondere omstandigheden” kunnen worden begrepen feiten en omstandigheden
die ertoe leiden dat de beëindiging van opvangvoorzieningen met het oog op zijn gezondheidstoestand
of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is. Ook buiten de medische gevallen
is het in uitzonderlijke gevallen mogelijk dat zich de situatie voordoet dat de beëindiging
van de opvang, gelet op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval, van
een onredelijke hardheid zou getuigen.
2.8 Ingevolge het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene Wet Bestuursrecht zal de vreemdeling, alvorens het besluit tot beëindiging wordt genomen, door het
COA of de gemeente in staat moeten worden gesteld zijn of haar zienswijze naar voren
te brengen. De vreemdeling wordt aldus ook in staat gesteld zijn situatie en belangen
toe te lichten.
2.9 Indien het COA of de gemeente van oordeel is dat géén besluit tot beëindiging
van de ROA/RVA-verstrekkingen kan worden genomen, omdat het van oordeel is dat de
door de VD toegezonden “vaststelling” niet kan worden overgenomen of omdat sprake
is van “bijzondere omstandigheden” zoals boven bedoeld, vindt geen beëindiging van
de ROA/ RVA-verstrekkingen plaats. De vreemdeling blijft aldus aanspraak houden op
toekenning van de op de ROA/RVA gebaseerde verstrekkingen. Vanzelfsprekend betekent dit ook dat de door het COA of
de gemeente aan de vreemdeling toegekende ROA/RVA-verstrekkingen door de rijksoverheid
(het Ministerie van Justitie) aan het COA of, na tussenkomst van het COA, aan de gemeente
worden (door)betaald.
Stap 3
3.1 De bekendmaking van de beschikking, ingevolge artikel 3:40 AWB een vereiste voor het naar buiten toe kunnen werken ervan, zal moeten geschieden
door uitreiking of toezending van de beschikking aan de betrokken vreemdeling. Gelet
op het belang van de beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen en
de verstrekkende gevolgen ervan, wordt aanbevolen deze beschikking in persoon uit
te reiken.
De gemeente of het COA kan voor de beschikking gebruik maken van formulier BRV 4a
of BRV 4b, die in dat geval het raamwerk (kader) biedt voor deze beschikking. Ook
kan de gemeente of het COA gebruik maken van een eigen (standaard) beschikking. Het
bij deze instructie gevoegde formulier BRV 4a (indien de vreemdeling verblijft in
een centrum) of BRV 4b (indien de vreemdeling verblijft in een gemeentewoning) kan
als een (ruwe) standaardbeschikking worden aangemerkt van de beschikking tot beëindiging
van de ROA/RVA-verstrekkingen die moet worden afgegeven.
Bij de uitreiking van de beschikking kan gebruik moeten worden gemaakt van een tolk
die de inhoud van de beschikking mondeling aan de vreemdeling kan toelichten.
Ter voorkoming van claims op de woonruimte in de toekomst door vreemdelingen die op
het moment van de beslissing tot beëindiging van de voorzieningen niet in de gemeente
of het centrum verblijven, dient, indien uitreiking in persoon niet mogelijk is de
beschikking te worden toegezonden aan zijn gemachtigde of aangetekend naar het laatstbekende
adres van de betrokken vreemdeling te worden verstuurd. Vanaf dat moment gaat de bezwaartermijn
lopen en wordt de beslissing na 6 weken onherroepelijk.
3.2 In de beschikking moet vermeld staan wat de betekenis is en de gevolgen zijn van
de beslissing tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen. Het moet de betrokken
vreemdeling uit de beschikking duidelijk zijn dat hij het centrum of de gemeentelijke
woning zal moeten verlaten en hij geen aanspraak meer zal kunnen maken op enige voorziening
als in de ROA/RVA bedoeld. Dit betekent dat geen aanspraak meer bestaat op kleedgeld, zakgeld en de
bijdrage voor buitengewone kosten. Ook zal de vreemdeling niet meer verzekerd zijn
tegen ziektekosten en voor de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.
Gezinnen met minderjarige kinderen die in de decentrale opvang verblijven, dienen
te worden aangezegd naar het Vertrekcentrum in Ter Apel te gaan. Daar wordt opvang
geboden en worden tevens activiteiten ontplooid, gericht op terugkeer. Indien een
gezin weigert naar Ter Apel te gaan overlegt de VD met het terugkeerteam van de betreffende
regionale directie van de IND.
3.3 Sinds de inwerkingtreding van de Koppelingswet op 1 juli 1998 is voor de betrokken
vreemdeling ten aanzien van de vergoeding van medische kosten hetgeen in deze wet
is neergelegd van toepassing. Dit houdt in dat niet-rechtmatig verblijvenen (w.o.
illegalen) niet meer verzekerd zijn of kunnen worden tegen ziektekosten. Een uitzondering
zal evenwel gelden voor de situaties waarin sprake is van medisch noodzakelijke zorg.
De hulpverlener zal in dergelijke situaties in eerste instantie zijn kosten moeten
declareren bij degene die de hulp ontvangt. Voorop staat immers dat wanneer een niet
rechtmatig verblijvende vreemdeling gebruik maakt van gezondheidszorgvoorzieningen,
hij in beginsel zelf de rekening betaalt. Is hij evenwel niet in staat de kostendeclaratie
te voldoen, dan kan de hulpverlener een beroep doen op de zogenaamde stichting Koppeling.
Dit fonds wordt beheerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De stichting stelt financiële middelen ter beschikking om financiële knelpunten op
te lossen als gevolg van zorgverlening aan niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen.
De stichting beoordeelt of de door de hulpverlener, na tussenkomst van regionale samenwerkingsverbanden,
ingediende aanvraag tot de toekenning van een financiële bijdrage wordt vergoed.
3.4 Artikel 6:7 AWB bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken
bedraagt. De vreemdeling zal (ingevolge artikel 3:45 AWB) in kennis moeten worden gesteld van het feit dat hij tegen het besluit tot beëindiging
van de ROA/RVA-verstrekking binnen 6 weken bezwaar kan aantekenen, door de indiening
van een daartoe strekkend bezwaarschrift, bij het bestuursorgaan (COA of gemeente)
dat het besluit heeft genomen. Voorts verdient aanbeveling de vreemdeling op de hoogte
te stellen van de vereisten die in artikel 6:5 AWB aan het in behandeling nemen van een bezwaarschrift worden gesteld. Het bezwaarschrift
zal de naam en het adres van de indiener moeten bevatten, de dagtekening, een omschrijving
van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar.
3.5 In het algemeen gesteld heeft een beschikking formeel bezien geen schorsende werking.
Dit zou betekenen dat de opvangvoorzieningen dienen te worden onthouden vanaf het
moment dat de beschikking werking verkrijgt.
Gevolg hiervan zou zijn dat de betrokken vreemdeling na deze datum nog wel in de woning
kan blijven zitten - immers er zal eerst toestemming van de kort geding rechtermoeten
zijn verkregen om betrokkene uit de woning te plaatsen- maar geen aanspraak maakt
op de toekenning van de kosten voor levensonderhoud (de persoonlijke toelage). In
de praktijk is overigens gebleken dat hieraan op verschillende wijze invulling wordt
gegeven waardoor een ongelijke behandeling ontstaat van uitgeprocedeerden die niet
wenselijk is. Ook ontstaan vanuit humanitair oogpunt bezwaren tegen dit uitgangspunt.
Om deze redenen dienen gemeenten en het COA de kosten van levensonderhoud door(te)betalen
aan de vreemdeling tot het moment dat geen juridische beletselen meer bestaan de woning
te ontruimen (met andere woorden, tot het moment dat de gemeente toestemming heeft
gekregen van de rechter om de woning te ontruimen). Deze kosten worden vervolgens
uiteraard door Justitie, al dan niet door tussenkomst van het COA, aan gemeenten en
het COA worden vergoed.
Een uitzondering op deze regel vormen de in de centrale opvang verblijvende asielzoekers
van wie het COA heeft bepaald dat zij naar een ander centrum worden overgeplaatst
(art. 7, 1e en 2e lid Rva 1997). Dit brengt met zich mee dat de verstrekkingen niet meer in het eerste centrum worden
aangeboden maar in het andere. De verstrekkingen worden dus niet stopgezet. Echter
volgens art. 8, 1e lid onder d zijn de opvangvoorzieningen beëindigd indien de betrokken asielzoeker niet binnen
48 uur na melding door het centraal bureau van het COA arriveert in het centrum.
Dit betekent in de praktijk dat indien het COA, na daartoe van de vreemdelingendienst
de relevante informatie - zoals het voldoen aan de criteria voor plaatsing in Ter
Apel - te hebben ontvangen, bepaalt dat een asielzoeker wordt overgeplaatst naar VC
Ter Apel, deze asielzoeker alleen in in het VC Ter Apel verstrekkingen krijgt aangeboden
indien hij zich daar binnen 48 uur meldt. Na het verstrijken van deze termijn dienen
de verstrekkingen te worden beëindigd en zal doorbetaling van de kosten van levensonderhoud
in het eerste centrum niet plaatsvinden.
3.6 Behoudens de onder 3.5 genoemde uitzondering zal het aldus niet meer nodig zijn
dat de betrokken vreemdeling, zoals voorheen het geval was, tegen de beschikking tot
beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen op grond van artikel 8:81 AWB de voorzitter van de bestuurskamer van de rechtbank verzoekt een voorlopige voorziening
(VoVo) te treffen, inhoudende de schorsing van het bestreden besluit teneinde te voorkomen
dat hij (de vreemdeling) iedere vorm van opvangvoorzieningen wordt onthouden tot het
moment dat op het bezwaarschrift is beslist.
Het COA en de gemeenten dienen er op bedacht te zijn dat hierdoor voor de betrokken
rechtmatig verwijderbare vreemdeling de druk wegvalt om zo spoedig mogelijk na het
verschijnen van de beschikking een bezwaarschrift in te dienen teneinde een VoVo-procedure
te kunnen starten. De VoVo-procedure had er toe moeten leiden dat de kosten van levensonderhoud
worden doorbetaald zolang betrokkene in het centrum of de ROA-woning verblijft.
3.7 De kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de behandeling van het bezwaarschrift
komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze procedure is immers gericht op een
bestuurlijke heroverweging van een eerder door het gemeentebestuur genomen besluit.
Ook de beroepskosten, indien de vreemdeling van de beslissing op bezwaar in beroep
gaat bij de bestuursrechter komen in beginsel niet voor vergoeding door Justitie in
aanmerking. Dit met name omdat de beroepsprocedure geen verplichte procesvertegenwoordiging
kent. Het inroepen van rechtsbijstand is aldus niet noodzakelijk, zoals dat bij een
procedure voor de civiele rechter wel is.
Wel kunnen gemeenten desgewenst juridische bijstand krijgen van de terugkeerteams
van de IND.
3.8 De betrokken vreemdeling kan van de beslissing die het COA dan wel het gemeentebestuur
heeft genomen op het door de vreemdeling ingediende bezwaarschrift beroep instellen
bij de bestuursrechter (bestuurskamer van de rechtbank).
Indien de vreemdeling niet zelf de benodigde griffierechten kan voldoen in het kader
van het beroep bij de bestuursrechter, verdient het aanbeveling dat de betrokken gemeente
of centrumdirectie de griffierechten aan de betrokken vreemdeling voorschiet, dan
wel indien de vreemdeling niet zelf de griffierechten betaalt, direkt aan de betrokken
rechtbank zal betalen. In dat geval zal het Ministerie van Justitie deze kosten aan
het COA of de gemeenten terugbetalen.
3.9 Het verdient aanbeveling het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen
persoonlijk in handen van de betrokken vreemdeling te stellen. In een centrum dient
dit door de directeur, of bij diens afwezigheid zijn of haar plaatsvervanger, te geschieden.
In de gemeente zal een gemeente-ambtenaar belast met de uitvoering van de “opvangtaak”
het besluit aan de vreemdeling moeten overhandigen, zo nodig met behulp van een tolk.
De vreemdeling zal hierbij zo goed als mogelijk mondeling uitgelegd moeten worden
wat de betekenis is en de gevolgen zijn van het besluit.
De uitreiking van het besluit (de beschikking) geschiedt zo mogelijk op de datum van
dagtekening hiervan. In de beschikking zal de betrokken vreemdeling geïnformeerd moeten
worden over zowel de betekenis en de gevolgen van het besluit als over de verdere
procedurele stappen die zonodig worden ondernomen (het starten van een kort gedingprocedure)
en die ertoe zullen leiden dat hij het centrum of de gemeentewoning zal worden uitgezet.
De beschikking dient uitdrukkelijk (nogmaals) de datum te vermelden waarop de vreemdeling
is aangezegd Nederland.
3.10 Bij de overhandiging van de beschikking zal de betrokken vreemdeling verzocht
worden om formulier BRV 5 te ondertekenen. Met de ondertekening van dit formulier
verklaart hij bereid te zijn het centrum of de gemeentewoning te verlaten. De vreemdeling
zal duidelijk moeten worden gemaakt dat indien het formulier niet wordt ondertekend,
het COA of de gemeente er vanuit gaan dat hij niet bereid is de woonruimte vrijwillig
te verlaten en zij dan ook weldra zonodig een kort geding-procedure zullen opstarten
met het doel de President van de rechtbank om een ontruimingsbevel te vragen.
Het stellen van de voorwaarde om de vreemdeling formulier BRV 5 te laten ondertekenen
heeft aldus tot doel om hiermee vast te komen doen staan dat de vreemdeling de betekenis
en consequenties van het alles dat hem verteld is, beseft.
Stap 4
4a. De vreemdeling ondertekent formulier BRV 5 en verklaart zich aldus bewust te zijn
van de gevolgen van het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen en verklaart
zich bereid het opvangcentrum, dan wel de door de gemeente ter beschikking gestelde
woning voor de aangezegde datum vrijwillig te verlaten.
4b. De vreemdeling verklaart zich niet bereid het opvangcentrum, dan wel de door de
gemeente ter beschikking gestelde woning te verlaten en weigert, nadat hem (nogmaals)
verteld is dat dit niet betekent dat hij in de opvang zal kunnen blijven, dan ook
formulier BRV 5 te ondertekenen.
Stap 5
5a. De directie van het centrum, dan wel de gemeente (gemeente-ambtenaar) constateert
na controle dat de opvangvoorziening of de gemeentelijke woning op de bedoelde datum
is verlaten. Het COA informeert hierover schriftelijk de directie van het centraal
bureau van het COA. De gemeente informeert de IND-contactpersoon van het terugkeerteam
van de IND.
5b. De directie van het centrum, dan wel de gemeente (gemeente-ambtenaar) constateert
na controle dat de opvangvoorziening of de gemeentelijke woning op de bedoelde datum
niet is verlaten. Het COA informeert hierover schriftelijk de directie van het centraal
bureau van het COA. De directie van het centrum en de gemeente informeren de IND-contactpersoon
van het terugkeerteam van de IND.
Stap 6
6.1 Het COA of de gemeente zet de (wonings)ontruimingsprocedure in gang, teneinde
een gerechtelijke ontruimingsbevel (toestemming van de rechter de woning te ontruimen)
te verkrijgen: Het COA of de gemeente dagvaart de betrokken vreemdeling in kort geding
voor de President van de rechtbank en vordert de vreemdeling te veroordelen tot ontruiming
van het centrum of de gemeentewoning.
6.2 Met het opstarten van deze procedure kunnen verschillende procedures naast elkaar
komen te lopen. De kort geding-procedure staat immers los van de bezwaarschriftprocedure
die mogelijkerwijs ook van start is gegaan.
De bezwaarschriftprocedure moet door de vreemdeling zelf in gang worden gezet door
het indienen van een bezwaarschrift bij het COA of de gemeente. In de bezwaarschriftprocedure
vindt een beoordeling plaats van het tegen het besluit tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen
ingediende bezwaar.
Het COA of de gemeente zal zelf het initiatief tot de kort geding-procedure moeten
nemen. Procesvertegenwoordiging is in deze procedure verplicht. De advocaat van de
gemeente zal in een inleidende dagvaarding de President van de rechtbank verzoeken
toestemming tot de ontruiming van de woonruimte in het centrum of de gemeentewoning
te krijgen. Hij stelt hiertoe dat de betrokken vreemdeling, gelet op het besluit tot
beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen, thans zonder recht of titel in het centrum
of woning verblijft en vordert om die reden ontruiming van de woning.
6.3 Artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt als voorwaarde voor een kort geding de aanwezigheid van een spoedeisend belang.
De vordering zal door de president van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard
indien onverwijlde spoed tot het verkrijgen van een onmiddelijke voorziening bij voorraad
ontbreekt. In de inleidende dagvaarding zal een spoedeisend belang bij het verkrijgen
van een ontruimingsbevel moeten worden opgenomen.
Over het spoedeisend belang kan ter toelichting het volgende worden opgemerkt:
Tussen het kabinet en de VNG en de IPO zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen het Rijk en de gemeenten met betrekking tot de opvang van asielzoekers en verblijfsgerechtigden.
De Rijksoverheid is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Gemeenten hebben
de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van statushouders. Gevolg van deze afspraak
is dat vanaf 1 januari 1996 geen asielzoekers meer worden geplaatst in een gemeentelijke
woning. Een spoedeisend belang zal daarom niet meer gelegen kunnen zijn in het ter
beschikking komen van gemeentewoningen voor de opvang van asielzoekers. In de inleidende
dagvaarding zal daarom moeten worden aangegeven dat het spoedeisend belang voor de
gemeente is gelegen in het zo spoedig mogelijk beschikbaar komen van woningen (of
een gedeelte van een woning) ten behoeve van de reguliere woningmarkt, dan wel ten
behoeve van de plaatsing van verblijfsgerechtigden.
6.4 Het COA of de gemeente zal, alvorens de inleidende dagvaarding in te dienen, moeten
controleren of wellicht toch de woonruimte vrijwillig is verlaten. Dit geldt ook voor
het moment vlak voor de behandeling van de procedure in kort geding. Een deel van
de uitgeprocedeerde vreemdelingen verlaat immers (alsnog) de opvangvoorziening na
dit eerder (soms meerdere malen) geweigerd te hebben.
6.5 De kort geding procedure tot ontruiming van de woonruimte kan worden opgestart
ook al heeft het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen nog geen formele
rechtskracht (omdat de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moet worden ingediend
nog niet is verlopen of nog geen beslissing is genomen op het ingediende bezwaarschrift
of beroep).
Stap 7
7a. De President van de rechtbank geeft het COA of de gemeente het verzochte ontruimingsbevel.
Hiermee geeft de rechter toestemming om de vreemdeling met behulp van de sterke arm
uit het centrum of de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte te zetten.
De betrokken vreemdeling wordt dan ook, na het tijdstip waarop hem is bevolen de woonruimte
te verlaten, met behulp van de sterke arm (politie) daadwerkelijk uit het centrum
of de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte verwijderd.
7b. De President van de rechtbank weigert het centrum, dan wel de gemeente toestemming
te geven de woonruimte te ontruimen. Het centraal bureau van het COA stelt de directie
van het centrum hiervan in kennis. De centrumdirectie of de gemeente stelt de IND-contactpersoon
van het terugkeerteam in de regionale directie van de IND van deze beslissing op de
hoogte. Het centraal bureau van de COA beraadt zich samen met de regionale directie
van de IND op nadere stappen.
Te vergoeden kosten
De proceskosten en de kosten van juridische bijstand voor de ontruimingsprocedure
die een gemeente of het COA maakt, worden vergoed door het Ministerie van Justitie.
Onder proceskosten vallen, voor alle duidelijkheid de eventuele kosten voor procureurstelling
en deurwaarderskosten als ook de griffierechten die de gemeente of het COA maakt in
het kader van de ontruimingsprocedure bij de kort geding rechter.
De declaratie kan, samen met een specificatie van de gemaakte kosten en een kopie
van het vonnis van de President, worden ingediend bij het Ministerie van Justitie,
Directie Vreemdelingenbeleid, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag.
Brv 1
Aan de vreemdeling:
Van de vreemdelingendienst:
Datum:
Uw verzoek om een verblijfstitel is afgewezen. U moet Nederland daadwerkelijk verlaten.
U wordt in de gelegenheid gesteld terug te keren naar uw land van herkomst. Indien
u niet in het bezit bent van een geldig reisdocument, moet u zich wenden tot de diplomatieke
vertegenwoordiging van uw land van herkomst.
*)
Aan u wordt hierbij een document (BRV 2) ter ondertekening voorgelegd waarmee u zich
bereid verklaart zelf stappen te ondernemen ter verkrijging van een reisdocument waarmee
u terug kunt keren naar uw land van herkomst. Indien u alvorens deze verklaring te
ondertekenen eerst wilt overleggen met een rechtshulpverlener krijgt u daarvoor maximaal
7 kalenderdagen de tijd.
Binnen de door de vreemdelingendienst aan u gegeven termijn bent u in de gelegenheid
om uw diplomatieke vertegenwoordiging (ambassade of consulaat) te bezoeken en een
(vervangend)reisdocument aan te vragen. De vreemdelingendienst zal u voor dit doel
een openbaar vervoersbiljet of een reiskostenvergoeding geven. Aan het einde van eerdergenoemde
termijn (over het algemeen 14 dagen) meldt u zich weer aan bij de vreemdelingendienst.
Dan dient u minimaal aan te tonen dat u inmiddels een aanvraag voor een reisdocument
heeft ingediend. Zodra u het gevraagde document heeft verkregen dient u zo spoedig
mogelijk Nederland te verlaten.
*)
U krijgt ter invulling voorgelegd een formulier .................. . U dient dit formulier
volledig en juist in te vullen. Indien u alvorens dit formulier in te vullen eerst
wilt overleggen met een rechtshulpverlener krijgt u daarvoor maximaal 7 dagen de tijd.
Met deze gegevens zal een identiteitsonderzoek worden ingesteld en zal een laissez-passer
bij de (competente en dichtstbijzijnde) diplomatieke vertegenwoordiging van uw land
worden aangevraagd.
Gedurende in ieder geval de vertrektermijn, uiteraard voor zolang u er blijk van geeft
mee te werken aan het verkrijgen van een reisdocument, zult u gebruik kunnen blijven
maken van de ROA/RVA - voorzieningen in Nederland. Dit betekent dat u in het opvangcentrum
of in een gemeentelijke ROA-woning kunt blijven wonen en u aanspraak kunt blijven
maken op zak- en kleedgeld. Dit geldt tot u het gevraagde document heeft verkregen
en u Nederland feitelijk kunt verlaten.
Indien u echter niet meewerkt aan het verkrijgen van een reisdocument o.a. door:
-
- met onbekende bestemming te vertrekken;
-
- uitdrukkelijk te verklaren niet te willen meewerken aan terugkeer;
-
- niet te voldoen aan een beslissing tot overplaatsing naar het Vetrek-Centrum in Ter
Apel
-
- te weigeren een formulier BRV 2 te ondertekenen;
-
- te weigeren een aanvraag om een vervangend reisdocument in te vullen;
-
- te weigeren zich binnen een daarvoor aan u gegeven termijn aan te melden voor een
speciaal voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe u behoort, afgesloten terugkeerprogramma;
-
- niet te verschijnen voor presentatie bij uw diplomatieke vertegenwoordiging;
-
- bij uw diplomatieke vertegenwoordiging te verklaren niet mee te willen werken;
-
- bij uw diplomatieke vertegenwoordiging te weigeren de taal van uw land te spreken;
-
- indien door uw diplomatieke vertegenwoordiging wordt gewenst dat u een verklaring
van vrijwillige terugkeer ondertekent of aflegt, dit te weigeren;
-
- door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;
-
- door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen ter verkrijging van documenten;
-
- door te weigeren documenten over te leggen waarover u beschikt of kunt beschikken,
zullen de ROA/RVA-voorzieningen gestopt worden.
Direct nadat geconstateerd is dat u niet of niet voldoende meewerkt of niet op de
vorderingen van de vreemdelingendienst verschijnt, zult u, op grond van een gegeven
last tot uitzetting, worden aangezegd Nederland te verlaten. De vreemdelingendienst
zal van die aanzegging mededeling doen aan het opvangcentrum/de gemeente waar u verblijft.
Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers/de gemeente zal vervolgens het besluit tot
beëindiging van de opvang nemen. U dient daarna het opvangcentrum/de ROA-woning verlaten.
Indien u het opvangcentrum/de woning niet vrijwillig verlaat, zal via een kort geding
procedure bij de president van de rechtbank een rechterlijk bevel tot ontruiming worden
gevorderd. Op grond van dit rechterlijk bevel zult u door de politie uit het opvangcentrum
of de woning worden gezet.
Indien u nadat de beslissing tot beëindiging van de ROA/RVA-voorzieningen is genomen
alsnog bereid bent mee te werken aan uw terugkeer, bestaat er geen aanleiding u weer
in de opvang op te nemen. U dient in dat geval zelf stappen te ondernemen ter verkrijging
van documenten voor terugkeer bij uw vertegenwoordiging.
*) = facultatief
Brv 2
Hierbij verklaar ik,
naam ................................................................................................................
voornamen ......................................................................................................
geboortedatum ...............................................................................................
geboorteplaats ................................................................................................
nationaliteit ....................................................................................................
onmiddellijk actie te zullen ondernemen ter verkrijging van een reisdocument waarmee
ik naar het land waarvan ik onderdaan ben, kan terugkeren.
Ik zal zelf binnen 14 dagen naar de diplomatieke vertegenwoordiging van mijn land
gaan om een reisdocument aan te vragen. Over 14 dagen zal ik u informeren over de
stand van zaken van de aanvraag.
plaats ............................................................
datum ..........................................................
handtekening ..............................................
De inhoud en strekking van dit formulier en het uitgereikte formulier BRV 1 zijn op
..........................
(datum) aan de betrokkene kenbaar gemaakt in de ........................... taal met
gebruikmaking van de
tolk ...........................................(naam).
Kopie uitreiken aan de vreemdeling!
Brv 4a
AAN: ................................... naam asielzoeker)
geboren te ................................................
nationaliteit: ...............................................
ADRES:...................................................................... (datum
beschikking)
In de brief van de Vreemdelingendienst ................. (datum) is u aangezegd dat
u Nederland dient te hebben verlaten voor .......... (datum welke in de mededeling
van de Vreemdelingendienst (BRV 3) is genoemd).
Ik deel u naar aanleiding hiervan het volgende mede.
De Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat u weigert medewerking te verlenen aan
het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten.
Hiertoe heeft de Vreemdelingendienst het volgende van belang geacht :
(...)
Op grond van artikel 8, eerste lid, onder b van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers en andere Vreemdelingen zullen de verstrekkingen die u ontvangt in het kader van
de Rva 1997 worden beëindigd op de bovengenoemde datum, oftewel de dag waarop u Nederland dient
te hebben verlaten.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b luidt namelijk als volgt:
De in artikel 5, eerste lid, bedoelde verstrekkingen eindigen in de volgende gevallen:b. indien het een asielzoeker
betreft voor wie een last tot uitzetting is gegeven en die ingevolge een daartoe strekkende
mededeling van de Korpschef van de politieregio waar de vreemdeling zijn woon- of
verblijfplaats heeft Nederland moet verlaten: op de dag waarop hij Nederland ingevolge
die mededeling dient te verlaten.
Wij zien ook na afweging van de betrokken belangen, waarbij de in het voorliggende
individuele geval aanwezige feiten en omstandigheden die bij de beslissing tot beëindiging
van de RVA-verstrekkingen een rol kunnen spelen in ogenschouw zijn genomen, geen reden
u nog langer aanspraak te laten maken op de toekenning van de verstrekkingen in het
kader van de Rva 1997.
U dient aldus voor de bovengenoemde datum de woonruimte in het centrum te hebben verlaten.
Ik verzoek u deze mededeling door middel van bijgaand formulier (BRV 5) voor akkoord
te ondertekenen. Door ondertekening van dit formulier stemt u ermee in per bovengenoemde
datum het opvangcentrum te hebben verlaten.
Indien u weigert bijgaand formulier BRV 5 te ondertekenen en de woonruimte in het
centrum te verlaten, of indien u ondanks ondertekening weigert de woonruimte te verlaten,
zal aan de President van de Rechtbank in kort geding om toestemming worden gevraagd
om met behulp van de politie, de woning waar u verblijft te ontruimen en u aldus uit
de woning te zetten. De kort geding-procedure zal daartoe spoedig worden opgestart.
Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 7:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht tegen deze beslissing tot beëindiging van de RVA-verstrekkingen een bezwaarschrift
kunt indienen bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers die deze beslissing heeft
genomen. U dient uw bezwaarschrift binnen 6 weken na de dag waarop deze beslissing
aan u bekend is gemaakt, te hebben ingediend. U wordt verzocht het bezwaarschrift
te richten aan:
Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
Afdeling Juridische Zaken
Postbus 3002
2280 ME Rijswijk
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. De beëindiging
van de RVA-verstrekkingen zal dan ook formeel bezien niet door het indienen van een
bezwaarschrift worden opgeschort.
Voor het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
de Algemeen Directeur,
namens deze,
de directeur van het opvangcentrum........
c.c. Algemeen Directeur COA
Afdeling Spreiding en Plaatsing
Brv 3 (meldingsformulier i.v.m. beëindiging roa-voorzieningen)
Aan:
-
1. COA (Juridische afdeling), Postbus 3002, 2280 ME, Rijswijk
-
2. regionale directie van de IND....................................................................
-
3. Gemeente...................................................................
-
4. Centrumdirectie..........................................................
De vreemdelingendienst te............................................................................deelt
mede dat:
naam......................................................................voorna(a)m(en)................................
geboortedatum.......................................................geboorteplaats..............................
nationaliteit.............................................................IND doss.
nr...............................................................
( ) op ................................... (datum) is aangezegd naar het VC in Ter
Apel te gaan;
( ) op ................................... (datum) in het VC in Ter Apel is gearriveerd;
( ) niet heeft voldaan aan de beslissing tot overplaatsing naar het VC in Ter Apel;
( ) met onbekende bestemming is vertrokken ;
( ) niet is verschenen op een vordering bij de vreemdelingendienst ondanks meerdere
verzoeken daartoe;
( ) uitdrukkelijk verklaart niet te willen meewerken aan terugkeer;
( ) weigert een formulier BRV 2 (waarin hij verklaart actie te ondernemen ter verkrijging
van de benodigde documenten) te ondertekenen;
( ) weigert een aanvraag om een vervangend reisdocument correct en volledig in te
vullen;
( ) weigert zich binnen een daarvoor gegunde termijn aan te melden voor een speciaal
voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe hij behoort, afgesloten terugkeer
programma;
( ) niet is verschenen voor presentatie bij de buitenlandse vertegenwoordiging;
( ) verklaart bij de diplomatieke vertegenwoordiging niet mee te willen werken;
( ) weigert bij de diplomatieke vertegenwoordiging de taal van zijn land te spreken;
( ) weigert een verklaring van vrijwillige terugkeer te ondertekenen of af te leggen;
( ) zijn aanvraag voor een vervangend reisdocument is afgewezen door de diplomatieke
vertegenwoording:
( ) door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;
( ) door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen;
( ) door te weigeren documenten over te leggen waarover hij beschikt of kan beschikken.
of bovengenoemde vreemdeling
( ) heeft Nederland op ............................................. verlaten.
( ) overig, n.l. ...............................................................................
N.B. Op een bijlage dient de vreemdelingendienst steeds (uitvoerig) te vermelden welke
onderzoeksactiviteiten zij heeft verricht en welke feiten en omstandigheden hebben
geleid tot het doen van de mededeling dat de vreemdeling niet (langer) blijk geeft
mee te werken. Alle relevante stukken (o.a. last tot uitzetting, aanzegging Nederland
te verlaten, BRV 1 en 2) dienen in kopie te worden bijgevoegd.
Deze mutatie is ook van toepassing op de volgende familieleden:
1................................................... 2.................................................
Datum:.............................
Brv 4b
AAN: ............................................... naam asielzoeker)
geboren te .............................................................
nationaliteit: ...............................................
ADRES:..........................................................................................
(datum beschikking)
In de brief van de Vreemdelingendienst ................. (datum) is u aangezegd dat
u Nederland dient te hebben verlaten voor .......... (datum welke in de mededeling
van de Vreemdelingendienst (BRV 3) is genoemd).
Ik deel u naar aanleiding hiervan het volgende mede.
De Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat u weigert medewerking te verlenen aan
het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten.
Hiertoe heeft de Vreemdelingendienst het volgende van belang geacht :
(...)
Op grond van artikel 15, derde lid, onder c van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers en andere
Vreemdelingen (RVA, voorheen de Regeling Opvang Asielzoekers; ROA) zullen de verstrekkingen die u ontvangt in het kader van de ROA worden beëindigd op de bovengenoemde datum, oftewel de dag waarop u Nederland dient
te hebben verlaten.
Artikel 15, derde lid, aanhef en onder c luidt namelijk als volgt:
De opvang van een asielzoeker eindigt in elk geval: c. indien het een asielzoeker
betreft voor wie een last tot uitzetting is gegeven en die ingevolge een daartoe strekkende
mededeling van de plaatselijke politie Nederland moet verlaten: op de dag waarop hij
Nederland ingevolge die mededeling dient te verlaten.
Wij zien ook na afweging van de betrokken belangen, waarbij de in het voorliggende
individuele geval aanwezige feiten en omstandigheden die bij de beslissing tot beëindiging
van de ROA-verstrekkingen een rol kunnen spelen in ogenschouw zijn genomen, geen reden
u nog langer aanspraak te laten maken op de toekenning van de verstrekkingen in het
kader van de ROA.
U dient aldus voor de bovengenoemde datum de woning te hebben verlaten.
Ik verzoek u deze mededeling door middel van bijgaand formulier (BRV 5) voor akkoord
te ondertekenen. Door ondertekening van dit formulier stemt u ermee in per bovengenoemde
datum de woning te hebben verlaten.
Indien u weigert bijgaand formulier BRV 5 te ondertekenen en de woning te verlaten,
of indien u ondanks ondertekening weigert de woninig te verlaten, zal aan de President
van de Rechtbank in kort geding om toestemming worden gevraagd om met behulp van de
politie, de woning waar u verblijft te ontruimen en u aldus uit de woning te zetten.
De kort geding-procedure zal daartoe spoedig worden opgestart.
Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 7:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht tegen deze beslissing tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen een bezwaarschrift
kunt indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente die deze
beslissing heeft genomen. U dient uw bezwaarschrift binnen 6 weken na de dag waarop
deze beslissing aan u bekend is gemaakt, te hebben ingediend.
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. De beëindiging
van de ROA-verstrekkingen zal dan ook formeel bezien niet door het indienen van een
bezwaarschrift worden opgeschort. Wel blijft u aanspraak maken op de gebruikelijke
opvangvoorzieningen tot het moment dat de gemeente van de rechter toestemming heeft
gekregen de woning te ontruimen.
Het College van Burgemeester en Wethouders,
Brv 5
HIERBIJ VERKLAAR IK ......................................(naam asielzoeker)
DAT IK VOOR ..............................(datum waarop is aangezegd Nederland te
hebben moeten verlaten)
HET OPVANGCENTRUM DAN WEL DE DOOR DE GEMEENTE TER BESCHIKKING GESTELDE WOONRUIMTE
ZAL VERLATEN.
HANDTEKENING
............................
PLAATS
............................
DATUM
............................