Herzien stappenplan beëindigen opvangvoorzieningen ongedocumenteerde asielzoekers

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2006.
Geldend van 17-03-1999 t/m heden

Herzien stappenplan beëindigen opvangvoorzieningen ongedocumenteerde asielzoekers

Aan :
de Colleges van Burgemeesters en Wethouders,
de Korpschefs van politie,
Centraal Orgaan opvang asielzoekers

In vervolg op mijn brief van 3 juli 1997 zend ik u bijgaand een herzien stappenplan terzake het beëindigen van de opvangvoorzieningen van ondocumenteerde asielzoekers die beleidsmatig verwijderbaar zijn.

De herziening van het stappenplan is het gevolg van de verwerking van het door de regering overgenomen advies van de commissie-Van Dijk, die mij op 15 januari 1998 heeft geadviseerd over de criteria voor niet-meewerken van afgewezen asielzoekers.

Naar aanleiding van een discussie in de Tweede Kamer in november 1997 over een aantal in een tentenkamp verblijvende asielzoekers, heb ik een adviescommissie ingesteld onder voorzitterschap van de heer Mr. D.J. van Dijk, president van de Arrondissmentsrechtbank te Arnhem. Deze commissie kreeg tot taak de criteria aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een te verwijderen asielzoeker meewerkt aan zijn terugkeer te inventariseren, deze zonodig nader te objectiveren en eventueel nadere criteria aan te dragen. Het advies van de commissie en de reactie van de regering daarop treft u als bijlage bij deze brief aan. Voor de belangrijkste bevindingen van de commissie verwijs ik u kortheidshalve naar de bijgevoegde brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 23 maart 1998.

Het stappenplan blijft onderverdeeld in twee trajecten. Traject A geeft de stappen weer die kunnen leiden tot de vaststelling door de vreemdelingendienst en/of de IND dat de betrokken vreemdeling medewerking weigert te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde documenten. Traject B geeft de stappen weer die de gemeente, dan wel het COA, dient te nemen nadat is vastgesteld dat de betrokken vreemdeling medewerking weigert te verlenen.

Voorts treft u aan de gewijzigde check-list die u bij de uitvoering van het beleid kunt hanteren.

In bijgevoegd stappenplan is het advies van de commissie-Van Dijk verwerkt.

De belangrijkste punten uit het advies zijn:

  • - de inspanningsverplichting van de asielzoeker;

  • - de zorgvuldige voorlichting over de verlangde medewerking;

  • - de formulering van de criteria bij de vaststelling of sprake is van niet-meewerken aan de terugkeer.

Bij de IND zijn de taakgroepen Toezicht en Terugkeer belast met de uitvoering van het stappenplan. Zij kunnen daarbij ten behoeve van gemeenten en COA ondersteunende taken verrichten.

Het beleid met betrekking tot het beëindigen van ROA/RVA-voorzieningen wordt niet gewijzigd. De criteria zijn verduidelijkt en beter geordend beschreven in de bijgevoegde versie van het stappenplan. Gevallen waarin de beslissing tot beëindiging van de voorzieningen reeds is genomen conform de werkwijze tot nu toe worden niet opnieuw bezien. Het stappenplan van 3 juli 1997 wordt hierbij ingetrokken.

Ik verzoek u tot slot zorg te dragen voor de verdere verspreiding van bijgevoegde documenten binnen uw organisatie.

De

Staatssecretaris

van Justitie,

M.J. Cohen

Instructie Stappenplan Beëindiging ROA/RVA-voorzieningen

Traject A

De procedure voor alle nationaliteiten

Rechtmatig verwijderbare asielzoekers moeten op de gebruikelijke wijze worden verwijderd. Wanneer de verwijdering niet mogelijk is door het ontbreken van de noodzakelijke reisdocumenten dan ziet de vreemdelingendienst erop toe dat deze worden aangevraagd door de vreemdeling zelf of volgens de door de buitenlandse autoriteiten gewenste procedure. Na het verstrijken van de vertrektermijn zal de vreemdeling alleen wanneer hij zijn medewerking verleent bij het verkrijgen van een reisdocument gebruik kunnen blijven maken van de voorzieningen. De vreemdeling heeft zelf een inspanningsverplichting. Hij dient alles te doen wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om de nationaliteit en identiteit vast te stellen.

Het stappenplan (traject A + B) geeft de verschillende stappen aan die er uiteindelijk toe kunnen leiden dat een vreemdeling de opvangvoorzieningen wordt onthouden.

Hieronder worden de verschillende stappen van het eerste deel (traject A) van het ’stappenplan beëindiging ROA/RVA-voorzieningen’ weergegeven en nader toegelicht. In dit eerste deel wordt vastgesteld of er sprake is van medewerking door de vreemdeling aan de verkrijging van vervangende reis- en identiteitsdocumenten. In deze versie van het stappenplan is het door de regering overgenomen advies van de commissie Van Dijk van 15 januari 1998 inzake de criteria voor niet-meewerken van afgewezen asielzoekers verwerkt.

Traject A gaat van start vanaf het moment dat de afgewezen asielzoeker rechtmatig verwijderbaar is.

Bij de uitvoering van het stappenplan verlenen de terugkeerteams van de IND (waar nodig aangevuld met medewerkers van de vreemdelingendienst, het COA en de betrokken gemeente) ondersteunende taken. Naast een voorlichtende en overredende taak heeft het terugkeerteam tot taak de vreemdelingendienst te ondersteunen bij de vaststelling of de betrokken vreemdeling al dan niet meewerkt aan zijn terugkeer. Dit zal steeds schriftelijk en gemotiveerd worden toegelicht.

Stap 1

Ter effectuering van de verwijdering vordert de vreemdelingendienst de vreemdeling om in persoon te verschijnen (Vc ’94, model D14):

  • - na het verstrijken van de bij het uitreiken van de beschikking gegunde vertrektermijn (indien er geen voorlopige voorziening (vovo) is aangespannen);

  • - na voor de vreemdeling negatieve uitspraak in vovo of

  • - als een aangespannen vovo niet in Nederland mag worden afgewacht.

De volgende mogelijkheden kunnen zich voordoen:

  • a) Betrokkene verschijnt.

    (Hierop volgt stap 3)

  • b) Betrokkene verschijnt niet.

(Hierop volgt stap 2)

Stap 2

Nadat is gebleken dat de betrokkene niet op de vordering is verschenen, stelt de vreemdelingendienst een onderzoek in op het adres van de vreemdeling teneinde vast te stellen of deze daar nog woont.

De volgende mogelijkheden kunnen zich daarbij voordoen:

  • a) Wanneer is vastgesteld dat de vreemdeling is vertrokken en duidelijk is dat de woning niet meer door hem wordt bewoond (de woning is b.v. leeg), kan worden vastgesteld dat het niet-meewerken bestaat uit het vertrek met onbekende bestemming. De vreemdelingendienst informeert COA/gemeente/IND-regio over het niet-meewerken van de vreemdeling.

    (Hierop volgt stap 11)

  • b) De vreemdeling wordt niet aangetroffen, de woning wordt kennelijk nog door de vreemdeling bewoond. De betrokkene wordt in dat geval nogmaals schriftelijk gevorderd binnen 7 dagen in persoon te verschijnen onder de vermelding dat de consequentie van niet verschijnen als niet-meewerken zal worden aangemerkt en dat in dat geval de opvang zal worden beëindigd.

    (Hierop volgt stap 3 of stap 11)

  • c) De vreemdeling wordt aangetroffen.

(Hierop volgt stap 3)

Stap 3a

Indien de verwijdering kan worden geëffectueerd, dient dat te geschieden.

Stap 3b

Zorgvuldige voorlichting over verlangde medewerking

De vreemdeling wordt meegedeeld dat hij, indien hij voor het vertrekcentrum Ter Apel wordt gemeld en aan de criteria voor plaatsing Ter Apel wordt voldaan, in de gelegenheid zal worden gesteld naar Ter Apel te verhuizen. Hem dient nadrukkelijk te worden aangegeven, dat het niet verhuizen naar Ter Apel zal worden opgevat als een niet-meewerken aan zijn terugkeer, hetgeen tot gevolg heeft dat stappen tot beëindiging van de voorzieningen zullen worden ondernomen.

Indien wegens het ontbreken van een reisdocument de verwijdering nog niet kan worden gerealiseerd dient van de vreemdeling te worden gevraagd dat hij alles doet wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om een reisdocument voor terugkeer te verkrijgen. Hij dient tijdig en goed te worden geïnformeerd. Hij moet worden gewezen op het feit dat hij gedurende de gehele procedure naar behoren antwoord moet geven op gestelde vragen. Ook dient hij op eigen initiatief, en op verzoek van de vreemdelingendienst, specifieke inspanningen te verrichten om documenten dan wel informatie te achterhalen. Zo kan van hem worden verlangd dat hij juiste en volledige gegevens verstrekt en tevens dat hij contact legt met familie of kennissen van wie kan worden verondersteld dat zij nadere informatie kunnen verschaffen, teneinde documenten of andere schriftelijke stukken te bemachtigen waaruit zijn nationaliteit en identiteit zou kunnen blijken. Uiteraard kan het leggen van een dergelijk contact in de eerste fase van de asielprocedure niet worden geëist indien aannemelijk is dat hijzelf of zijn familie of kennissen hierdoor in gevaar worden gebracht. De vreemdeling zal zelf moeten aantonen dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.

Naast het geen gebruik maken van de mogelijkheid tot overplaatsing naar Ter Apel, is er verder sprake van niet-meewerken aan de vaststelling van de nationaliteit en identiteit indien de asielzoeker, na zorgvuldig over de consequenties van niet-meewerken te zijn geïnformeerd, aantoonbaar niet aan die inspanningsverplichting heeft voldaan.

Informatie over de gegeven voorlichting en de gevraagde specifieke inspanningen van de betrokkene wordt in de administratie (bij voorkeur in een proces-verbaal) van de vreemdelingendienst vastgelegd.

Stap 3c

a. Indien verwijdering nog niet aanstonds mogelijk is vanwege het ontbreken van de noodzakelijke reisdocumenten, dan kan de vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld te verhuizen naar het vertrekcentrum in Ter Apel te gaan. De vreemdelingendienst benadert daartoe de selectiecommissie in Ter Apel. Die commissie beoordeelt of aan de plaatsingscriteria wordt voldaan. Plaatsing in Ter Apel is erop gericht de terugkeer van de betrokken asielzoeker middels een gespecialiseerde unit te realiseren. Indien aan de plaatsingscriteria is voldaan en indien in het VC Ter Apel voldoende capaciteit is, dient de COA-directeur van het betreffende centrum te worden ingelicht. Het COA zal vervolgens een beslissing omtrent het overplaatsen (art. 7 RVA) naar VC Ter Apel nemen.

Overplaatsing naar VC Ter Apel geschiedt in de regel vanuit de centrale opvang. Een uitzondering hierop vormen gezinnen met minderjarige kinderen. Gezinnen met minderjarige kinderen in de decentrale opvang dienen steeds na vaststelling dat geen medewerking wordt verleend aan terugkeer te worden overgeplaatst naar het VC Ter Apel, indien wordt verwacht dat de terugzending op korte termijn gerealiseerd kan worden.

Om vervolgens in aanmerking te komen voor plaatsing in het VC Ter Apel dient tevens aan de criteria genoemd in de voor het VC Ter Apel geldende TBV te zijn voldaan:

(Hierop volgt stap 4 of 5)

Stap 3d

Indien niet wordt voldaan aan de plaatsingscriteria voor VC Ter Apel of de capaciteit laat opname aldaar niet toe, zullen door de vreemdelingendienst en de terugkeerteams van de IND vanuit de opvang de nodige activiteiten worden ontplooid om de terugkeer te realiseren dan wel de voorzieningen te beëindigen. (Hierop volgt stap 6)

Stap 4

De vreemdeling weigert te voldoen aan de beslissing tot overplaatsing van het COA/ opvang verlenende instantie. Deze weigering wordt in beginsel opgevat als een weigering tot meewerken aan de terugkeer. Informatie over deze weigering dient schriftelijk (bij voorkeur in een proces-verbaal) in de administratie van de vreemdelingendienst te worden vastgelegd. Indien de asielzoeker niet binnen 48 uur in het nieuwe centrum arriveert, worden in het eerste centrum geen verstrekkingen meer aangeboden.

(Hierop volgt stap 11)

Stap 5

De vreemdeling meldt zich aan in het VC Ter Apel en volgt daar de speciaal op terugkeer gerichte procedure. De aanmeldingsprocedure voor het VC Ter Apel verloopt conform de daarop betrekking hebbende TBV.

Stap 6

Is verwijdering nog niet mogelijk vanwege het ontbreken van noodzakelijke reisdocumenten en/of indien niet is voldaan aan de plaatsingscriteria voor het VC Ter Apel , dan vraagt de korpschef aan de vreemdeling of hij bereid is medewerking te verlenen aan het verkrijgen daarvan. In een aantal gevallen betekent dit dat hem zal worden gevraagd een aanvraag voor een reisdocument of een verklaring van vrijwillige terugkeer te ondertekenen.

De Korpschef reikt aan betrokkene een BRV 1 uit. Een kopie van de uitgereikte BRV 1 wordt in de administratie van de vreemdelingendienst bewaard.

In de BRV 1 wordt de vreemdeling nogmaals meegedeeld dat hij Nederland dient te verlaten. Tevens krijgt de vreemdeling een BRV 2 ter ondertekening of een formulier ter invulling voorgelegd. Aan de vreemdeling wordt een kopie van de BRV 2 uitgereikt. De vreemdeling wordt meegedeeld dat hij alleen van de voorzieningen gebruik kan blijven maken als hij meewerkt om een paspoort vervangend reisdocument te verkrijgen. Van meewerken is in dit verband sprake indien de vreemdeling alles doet wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd (zie dit stappenplan onder 3).

De inhoud en strekking van de BRV 1, BRV 2 en het ter invulling voorgelegde formulier wordt te allen tijde aan de betrokkene kenbaar gemaakt in een voor hem begrijpelijke taal (zonodig via een tolk). Aan de vreemdeling wordt een ’redelijke bedenktijd’ van in beginsel maximaal 7 kalenderdagen gegund en hem wordt de mogelijkheid geboden zich tot een rechtshulpverlener te wenden.

De volgende mogelijkheden kunnen zich vervolgens voordoen:

  • a) De vreemdeling verklaart zich bereid mee te werken en zich binnen 14 dagen tot de diplomatieke vertegenwoordiging van zijn land te zullen wenden en ondertekent BRV 2, of vult het aanvraagformulier voor een reisdocument in en werkt vervolgens daadwerkelijk mee aan het verkrijgen van een reisdocument.

    (Hierop volgt stap 7)

  • b) De vreemdeling geeft aan niet mee te werken.

(Hierop volgt stap 8a of 8b)

Vc ter apel

In het VC Ter Apel wordt bij de uitvoering van het stappenplan geen gebruik gemaakt van de formulieren BRV 1, 2 en 3. In plaats daarvan worden meerdere interviews gehouden waarbij de asielzoeker volledig wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van terugkeer, die hem voorbereiden op de terugkeer naar het land van herkomst of een ander land waar zijn toelating is gewaarborgd. De interviews worden schriftelijk vastgelegd.

Stap 7

De vreemdelingendienst (of de vreemdeling indien de procedure voor het verkrijgen van een reisdocument vereist dat de vreemdeling zelf de aanvraag ondertekent) onderneemt stappen om een reisdocument te verkrijgen. Zolang de vreemdeling meewerkt aan de verkrijging van vervangende reisdocumenten blijft hij in de opvang.

(Hierop volgt stap 9)

Stap 8a

Indien de vreemdelingendienst of het terugkeerteam constateert dat de vreemdeling een aanvraagformulier voor een reisdocument niet geheel juist of onvolledig heeft ingevuld, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld een en ander te herstellen. Dit geldt onverminderd de herstelmogelijkheden zoals opgenomen in stap 9a.

Onverminderd het bepaalde in stap 4 is er, voordat er contact is geweest met de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging in ieder geval sprake van niet-meewerken indien de vreemdeling:

  • a. uitdrukkelijk verklaart niet mee te willen werken aan zijn terugkeer;

  • b. weigert formulier BRV 2 te ondertekenen;

  • c. weigert het specifiek op zijn land betrekking hebbende formulier in te vullen.

  • d. weigert zich binnen een daarvoor gegunde termijn aan te melden voor een speciaal, voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe hij behoort, afgesloten terugkeerprogramma;

(Hierna volgt stap 11)

Stap 8b

Nadat er contact is geweest met de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging kan niet-meewerken zich o.a. manifesteren indien de vreemdeling:

  • a. weigert ter presentatie voor de diplomatieke vertegenwoordiging te verschijnen;

  • b. verklaart bij de diplomatieke vertegenwoordiging niet mee te willen werken aan de terugkeer;

  • c. weigert bij de diplomatieke vertegenwoordiging de taal van het land van herkomst te spreken;

  • d. weigert een door de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordiging vereiste verklaring van vrijwillige terugkeer af te leggen dan wel te ondertekenen;

(Hierop volgt stap 11)

Stap 9

Nadat een reisdocument is aangevraagd kunnen zich de volgende mogelijkheden voor doen:

  • a) de aanvraag voor een reisdocument wordt afgewezen en er is sprake van:

    • - het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens en/of

    • - de weigering contact te leggen met familie of kennissen. Het moet in dit geval gaan om contact met familieleden of kennissen van wie redelijkerwijs kan worden verondersteld dat zij documenten of informatie ten aanzien van nationaliteit en identiteit zouden kunnen verschaffen en/of

    • - de weigering documenten over te leggen waarover de asielzoeker beschikt dan wel kan beschikken. Indien de asielzoeker weigert stukken te overleggen waarover hij beschikt of kan beschikken, is sprake van niet meewerken.

    a1 de vreemdeling dient met de afwijzing van de aanvraag voor een reisdocument te worden geconfronteerd en één keer de gelegenheid te krijgen tot herstel van vergissingen indien moet worden geconcludeerd dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt:

    a2 Indien vergissingen zijn hersteld volgt voor de tweede keer stap 7.

    a3 Indien geen nadere gegevens worden verstrekt om eventuele vergissingen te herstellen

    of indien het wijzigen van die gegevens direct tot de conclusie leidt dat sprake is van niet-meewerken zal geen nadere aanvraag voor een reisdocument worden gedaan en volgt stap 11.

  • b) de aanvraag voor een reisdocument wordt afgewezen en de betrokkene heeft aangetoond dat hij aan de inspanningsverplichting heeft voldaan. De opvangvoorzieningen worden in dat geval niet beëindigd.

  • c) de aanvraag voor een reisdocument wordt ingewilligd. (Hierna volgt stap 10)

Stap 10

De vreemdeling vertrekt zelf of wordt door de vreemdelingendienst uit Nederland verwijderd.

Hierna volgt melding door de vreemdelingendienst middels formulier BRV 3.

(Zie stap 11)

Stap 11

Motivering

Beslissingen en adviezen tot beëindiging van de opvang dienen zorgvuldig te worden voorbereid en deugdelijk te worden gemotiveerd. Alvorens over te gaan tot het opstellen van een formulier BRV 3, voert een medewerker van een terugkeerteam een terugkeergesprek met de betrokken vreemdeling. De gronden op basis waarvan tot niet-meewerken wordt geconcludeerd, dienen expliciet door de vreemdelingendienst te worden vermeld op formulier BRV 3. Het verdient de voorkeur alle belangrijkste stappen zo goed als mogelijk schriftelijk vast te leggen, bij voorkeur in een proces-verbaal. Op die wijze kan worden nagegaan in hoeverre een vreemdeling is voorgelicht en op grond van welke feiten tot een weigering wordt geconcludeerd.

Aanzegging tot vertrek

Indien is vastgesteld dat de vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de voor terugkeer naar zijn land van herkomst benodigde reis- en identiteitspapieren, wordt hij schriftelijk door de Korpschef aangezegd Nederland binnen 7 dagen te verlaten. Op formulier BRV 3 dient de datum te worden ingevuld, waarop hij Nederland dient te hebben verlaten.

Inname W-document

Zolang de kosten van levensonderhoud voor de vreemdeling op grond van de ROA/RVA worden vergoed, dient de asielzoeker in het bezit te worden gelaten van zijn W-document.

Verzenden BRV 3

De vreemdelingendienst informeert COA/gemeente/IND-regio per BRV 3 over het vertrek van de vreemdeling of de weigering om medewerking te verlenen aan het verkrijgen van reisdocumenten en de aanzegging om Nederland te verlaten.

Einde traject A

Met deze stap is traject A beëindigd en wordt traject B in werking gesteld.

Instructie traject B

Inleiding

In deze instructie worden de verschillende stappen behorende tot het tweede deel (traject B) van het ’stappenplan tot de verwijdering van afgewezen technisch moeilijk-verwijderbare asielzoekers die weigeren mee te werken aan het verkrijgen van reisdocumenten’ weergegeven en vervolgens nader toegelicht.

Deze instructie beoogt verschillende doelen te dienen. Het voornaamste doel van de instructie is de lezer ervan, met name medewerkers van het COA en de gemeenten, te informeren over de verschillende tot Traject B behorende stappen. Deze stappen kunnen er uiteindelijk toe leiden dat de opvangvoorzieningen aan een afgewezen en rechtmatig verwijderbare asielzoeker die weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde reis- of identiteitsdocumenten worden beëindigd en de betrokken vreemdeling uiteindelijk uit de door de gemeente ter beschikking gestelde ROA-woonruimte of zijn woonruimte in een opvangcentrum wordt gezet. In die zin kan de instructie worden beschouwd als een handleiding voor het COA en gemeenten bij de beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen, nadat de Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat een rechtmatig verwijderbare, afgewezen asielzoeker weigert zijn medewerking te verlenen bij het verkrijgen van de benodigde reis- of identiteitsdocumenten. De instructie schrijft weliswaar voor welke stappen en activiteiten hiertoe door het COA of de gemeente moeten worden genomen, de instructie beoogt evenwel niet tot in detail en uitputtend de betrokken bestuursorganen dwingend voor te schrijven hoe moet worden gehandeld. Dit laat overigens onverlet dat voorop staat dat het doel van de toepassing van de instructie de beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen is, en de instructie in zoverre een nadere uitwerking is van artikel 8, eerste lid, onder b Rva 1997 en artikel 15, derde lid, onder c ROA. Vele ’voorschriften’ die in deze instructie zijn opgenomen volgen overigens direct uit de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB), zodat afwijking hiervan minder voor de hand ligt.

De instructie bevat daarnaast ’beleidsuitgangspunten’ daar waar beschreven is onder welke voorwaarden en in welke gevallen de door het COA of de gemeente gemaakte kosten door Justitie worden vergoed. Met name op de laatste pagina van de instructie worden hierover nadere opmerkingen gemaakt.

Traject B gaat van start vanaf het moment dat is vastgesteld dat de betrokken vreemdeling weigert zijn medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een benodigd (vervangend) reis- of identiteitsdocument.

De terugkeerteams van de IND verrichten ondersteunende taken ten behoeve van de gemeenten bij de uitvoering van het stappenplan. Dat gebeurt overigens in nauwe samenwerking met de vreemdelingendienst, het COA en de betrokken gemeente. Zoals in de terugkeernotitie van 3 juni 1997 is aangegeven voeren de terugkeerteams de regie bij de uitvoering van het stappenplan. Zij hebben bij de uitvoering tevens een voorlichtende en overredende taak.

In Traject A is beschreven wanneer en op welke wijze het terugkeerteam tot de vaststelling van niet-meewerken kan komen.

In Traject B vervult het COA, indien het woonruimte in de centrale opvang betreft, dan wel de gemeente indien het decentrale opvang (verblijf in een door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte) betreft de belangrijkste rol. Zij zullen na de vaststelling door de Vreemdelingendienst dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking te verlenen, een besluit tot beëindiging van de voorzieningen nemen, waarbij bepaalde zorgvuldigheidsvereisten in acht dienen te worden genomen. In deze instructie is beschreven aan welke voorwaarden het besluit moet voldoen, welke procedurele stappen hiertoe moeten worden genomen, en tot welke procedures het besluit kan leiden.

Traject B kan in voorkomende gevallen eindigen met de daadwerkelijke ontruiming van de woonruimte in een opvangcentrum, dan wel de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte, nadat de toestemming hiertoe is verkregen van de president van de rechtbank in Kort Geding. Ook over deze procedure zijn in deze instructie enige toelichtende opmerkingen geplaatst. Vanzelfsprekend eindigt traject B ook op het moment dat de betrokken ex-asielzoeker in de loop van het traject zelf de woning of het centrum verlaat.

Het COA en de gemeenten betrachten bij de uitvoering van het stappenplan de nodige voortgang.

Rol terugkeerteams IND

Het werkgebied van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) is opgedeeld in 5 regionale directies, n.l. de regionale directies Noord-Oost, Zuid-Oost, Noord-West, Zuid-West en Midden. Vanaf 1 januari 1997 is binnen van de vier eerstgenoemde regionale directies een taakgroep toezicht en terugkeer (terugkeerteam) werkzaam. Deze terugkeerteams zijn onder andere belast met de uitvoering van het stappenplan beëindiging opvangvoorzieningen. Het betreft daarbij het geven van voorlichting aan gemeenten, het begeleiden van de vreemdelingendiensten bij de uitvoering van traject A, het coördineren van de uitvoering van de werkzaamheden binnen het district, het voeren van een individueel terugkeergesprek met de vreemdeling en het in samenspraak met de vreemdelingendienst samenstellen van een terugkeerdossier ten behoeve van de gemeente.

Bij vragen of onduidelijkheden omtrent de toepassing van het stappenplan beëindiging voorzieningen of het inwinnen van (juridisch) advies daarbij kan de gemeente of het COA zich wenden tot het terugkeerteam. Het terugkeerteam is tevens bereid voorlichting te geven over de asielprocedure, het terugkeerbeleid, de gefaciliteerde terugkeermogelijkheden en de procedure tot het verkrijgen van paspoort vervangende reisdocumenten.

Traject B; De stappen

Stap 1

Het COA of de gemeente wordt door de Vreemdelingendienst (VD) schriftelijk en gemotiveerd geïnformeerd (BRV 3) over:

  • a. de vaststelling dat betrokkene weigert medewerking te verlenen aan de verkrijging van reis- en identiteitspapieren;

  • b. de last tot uitzetting;

  • c. de datum waarop betrokkene recentelijk wederom is aangezegd Nederland te verlaten.

Stap 2

Op grond van de bepalingen in artikel 8, eerste lid onder b van de Regeling Verstrekking Asielzoekers 1997 en artikel 15, derde lid, onder c, van de Regeling Opvang Asielzoekers besluit het COA of de gemeente dat, gelet op de constatering door de VD dat betrokkene weigert medewerking te verlenen, de opvangvoorzieningen worden beëindigd. Het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen wordt genomen conform de vereisten die daaraan worden gesteld in de Algemene Wet Bestuursrecht.

Stap 3

Het besluit om de opvangvoorzieningen te beëindigen wordt door het COA of de gemeente in een beschikking neergelegd en aan de betrokken vreemdeling overhandigd, al dan niet door overhandiging van formulier BRV 4a of BRV 4b. De vreemdeling wordt bij deze overhandiging schriftelijk verzocht om zich accoord te verklaren de woning te verlaten voor de dag waarop hem door de VD is aangezegd Nederland te verlaten. Hem wordt hiertoe ter ondertekening een verklaring (BRV 5) voorgelegd.

In het geval de vreemdeling, nadat het besluit de opvangvoorzieningen te beëindigen is genomen, alsnog te kennen geeft mee te willen werken, is er geen reden hem (daarom) opnieuw opvang aan te bieden. Traject B dient in die gevallen te worden vervolgd. Een uitzondering op deze regel vormen gezinnen met minderjarige kinderen. Deze dienen in alle gevallen naar het Vertrekcentrum Ter Apel te worden verwezen. Indien een gezin weigert naar Ter Apel de vertrekken dient de VD nader te overleggen met het terugkeerteam van de betreffende regionale directie van de IND.

Stap 4

4a Betrokkene verklaart zich bereid om de woning voor bedoelde datum te verlaten en ondertekent BRV 5.

Ga door naar stap 5

4b Betrokkene verklaart zich niet bereid om de woning voor bedoelde datum te verlaten en weigert BRV 5 te ondertekenen.

Ga door naar stap 6

Stap 5

5a De directie van het centrum of de gemeente constateert dat de opvangvoorziening op bedoelde datum is verlaten. De centrumdirectie informeert hierover schriftelijk het centraal bureau van het COA. De centrumdirectie en de gemeente informeren de regionale directie van de IND. Einde traject

5b De directie van het centrum of de gemeente constateert dat de opvangvoorziening op bedoelde datum niet is verlaten. De centrumdirectie informeert hierover schriftelijk het centraal bureau van het COA. De centrumdirectie en de gemeente informeren de regionale directie van de IND. Ga door naar stap 6

Stap 6

Het COA, dan wel de gemeente zet de procedure tot ontruiming in gang teneinde een gerechtelijk ontruimingsbevel te verkrijgen.

Stap 7

7a Een ontruimingsbevel wordt verkregen, waarna betrokkene met behulp van de sterke arm uit de opvangvoorziening wordt verwijderd. Einde traject.

7b Een ontruimingsbevel wordt niet verkregen. Het COA, dan wel de gemeente beraadt zich met het tijdelijk mobiel bijstandsteam van de betrokken regionale directie van de IND op nadere stappen.

Toelichting Traject B

Stap 1

1.1 De Vreemdelingendienst (VD) informeert gemotiveerd de directeur van het opvangcentrum dan wel de betrokken gemeente waar de betrokken vreemdeling verblijft, dat het heeft vastgesteld dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de benodigde reis- en identiteitsdocumenten. Deze “vaststelling” dient van een recente datum te zijn. Voorts stuurt de VD de aanwezige last tot uitzetting met de “vaststelling” naar het opvangcentrum of de gemeente toe. De VD stelt de directeur van het opvangcentrum of de gemeente in kennis van de weigering tot het verlenen van medewerking door hen het formulier BRV 3, het meldingsformulier met betrekking tot de beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen, toe te zenden. De VD vermeldt op het formulier de datum waarop de betrokken vreemdeling is aangezegd Nederland te hebben moeten verlaten.

De VD maakt hierbij melding van het onderzoek dat het heeft verricht (welke activiteiten zijn ondernomen) om tot deze vaststelling te komen. Voorts geeft de VD aan waarin de vaststelling dat de vreemdeling medewerking weigert is gelegen.

1.2 De vreemdeling kan op verschillende manieren zijn medewerking weigeren:

  • - door te vertrekken met onbekende bestemming;

  • - door niet te verschijnen op een vordering;

  • - door niet naar het Vertrek-Centrum in Ter Apel te gaan;

  • - door uitdrukkelijk te verklaren niet te willen meewerken aan terugkeer;

  • - door te weigeren formulier BRV 2 (waarin hij verklaart actie te ondernemen ter verkrijging van de benodigde documenten) of een aanvraag om een vervangend reisdocument te ondertekenen;

  • - door te weigeren zich binnen een daarvoor gegunde termijn aan te melden voor een speciaal voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe hij behoort, afgesloten terugkeerprogramma;

  • - door niet te verschijnen voor de presentatie bij de buitenlandse vertegenwoordiging;

  • - door bij de diplomatieke vertegenwoordiging te verklaren niet mee te willen werken;

  • - de bij de diplomatieke vertegenwoordiging de taal van zijn land te spreken;

  • - door te weigeren een verklaring van vrijwillige terugkeer te ondertekenen of af te leggen;

  • - door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;

  • - door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen;

  • - door te weigeren documenten over te leggen waarover hij beschikt of kan beschikken.

Deze opsomming is niet limitatief. Het is uiteraard goed mogelijk dat zich in de loop van de tijd nieuwe manieren van niet-meewerken aandienen.

In ieder individueel geval moet door de Vreemdelingendienst worden bekeken of voldaan is aan het criterium ’niet meewerken’.

1.3 De directeur van het centrum informeert het centraal bureau van het COA te Rijswijk. De VD zal in alle gevallen de IND-contactpersoon van het terugkeerteam van de betrokken regionale directie van de IND waaronder de VD valt, van de vaststelling dat de betrokken ex-asielzoeker medewerking weigert te verlenen, door toezending van het formulier BRV 3, in kennis stellen.

1.4 De mededeling door de VD aan het COA of de gemeente dat het heeft vastgesteld dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking te verlenen aan de verkrijging van de benodigde reis- en identiteitspapieren door de toezending van het formulier BRV 3 betekent niet dat hiermee de ROA/RVA-verstrekkingen zijn beëindigd.

Het is noodzakelijk dat door het COA of de gemeente daartoe eerst een

afzonderlijk besluit tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen wordt genomen.

De door het Ministerie van Justitie, na tussenkomst van het COA, aan gemeenten toegekende ROA/RVA-(rijks)bijdragen eindigen dan ook niet op het moment dat het formulier BRV 3 aan het COA of de gemeente wordt toegezonden. De toekenning van de bijdrage wordt stopgezet vanaf het moment dat het door het COA of de gemeente genomen besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-voorzieningen werking heeft gekregen én er geen juridische beletselen bestaan om de betrokken vreemdeling uit de woning te zetten.

1.5 De ’vaststelling’ door de Vreemdelingendienst heeft op zichzelf geen rechtsgevolg, in de zin dat daarmee de verstrekking van opvangvoorzieningen is beëindigd. De VD stelt het COA of de gemeente door toezending van BRV 3 in kennis van het feit dat (op dat moment) met betrekking tot de op het formulier vermelde vreemdeling(en) is voldaan aan de (formele) basisvoorwaarden om de ROA/RVA-verstrekkingen aan deze vreemdeling te beëindigen: Het formulier vermeldt enerzijds dat voldaan is aan de vereisten tot het beëindigen van ROA-verstrekkingen, zoals opgenomen in artikel 8 eerste lid, onder b Rva 1997 of artikel 15 lid 3, onder c ROA: er is een last tot uitzetting gegeven en de VD heeft de vreemdeling aangezegd Nederland op een bepaalde dag te moeten verlaten. Anderzijds vermeldt het formulier dat, en op welke wijze de betrokken vreemdeling geen medewerking heeft verleend tot het verkrijgen van de voor de verwijdering benodigde documenten.

Stap 2

2.1 Het COA, (de directeur van het centrum), of de gemeente (het College van B&W) neemt op grond van de constatering dat voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 8 lid 1, onder b Rva 1997 of artikel 15 lid 3, onder c ROA én het feit dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de voor de verwijdering benodigde reis- en identiteitsdocumenten een afzonderlijk besluit tot beëindiging van de ROA(opvang)-voorzieningen. Het nemen van een afzonderlijke besluit (beschikking) is noodzakelijk om de opvangvoorzieningen te kunnen beëindigen. In zoverre is de huidige (imperatieve) redactie van de RVA/ROA misleidend. Artikel 8 en artikel 15 wekken ten onrechte de indruk dat de opvangvoorzieningen automatisch (van rechtswege) zijn beëindigd indien sprake is van een last tot uitzetting en een datum waarop is aangezegd Nederland te hebben verlaten.

2.2 Het besluit vermeldt de naam van de vreemdeling tot wie het is gericht. Het besluit vermeldt, naast de datum waarop het besluit is genomen (de dagtekening) ook de datum met ingang waarvan de verstrekkingen zullen worden beëindigd. Voorts dient het besluit melding te maken van het feit dat de betrokkene voor deze datum het centrum of de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte zal hebben moeten verlaten.

2.3 Het besluit tot beëindiging van ROA/RVA-verstrekkingen is een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB).

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 15 juli 1996 op het hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Zutphen dit “uitgangspunt” bevestigd. Ten aanzien van beëindiging van RVA-verstrekkingen in de centrale opvang is een rechtbasis te vinden in artikel 12 van de Wet COA . Dientengevolge dienen de van toepassing zijnde regels in hoofdstukken I en II van de RVA aangemerkt te worden als algemeen verbindende voorschriften. Een besluit op basis van deze regels is daarmee een beschikking in de zin van artikel 1:3 AWB. Ten aanzien van de beëindiging van de ver-strekkingen aan vreemdelingen woonachtig in een door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte (decentrale opvang) oordeelde de Raad van State dat de regels in de ROA, zoals neergelegd in Hoofdstuk III, die betrekking hebben op de inhoud van met gemeenten afgesloten overeenkomsten omtrent het bieden van opvang aan asielzoekers, zijn aan te merken als beleidsregels. Hierin heeft de Minister (lees, Staatssecretaris) de voorwaarden neergelegd waaronder het Rijk de bijdragen ter beschikking stelt van de gemeente die zich er toe heeft verplicht opvang te verschaffen aan de betrokken asielzoekers. Deze regels zijn, aldus de Raad van State, niet rechtstreeks van toepassing op de beslissingen van B&W ter zake van de verstrekkingen in het kader van die opvang, doch B&W plegen die regels toe te passen, waar het gaat om het toekennen en beëindigen van verstrekkingen aan individuele asielzoekers. Onder deze omstandigheden komt de Raad van State tot het oordeel dat het besluit van B&W tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen een beschikking is in de zin van artikel 1:3 AWB.

2.4 De beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen dient te worden genomen met in inachtneming van de vereisten zoals vermeld in de AWB. Dit brengt met zich mee dat het besluit (de beschikking) zorgvuldig moet worden voorbereid. De AWB stelt bovendien in artikel 3:2 als voorwaarde dat bij de voorbereiding van de beschikking het bestuursorgaan de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Het COA of de gemeente zal zelfstandig dienen na te gaan of er voldoende gronden zijn om de ROA/RVA-voorzieningen te beëindigen. Het zal zich ten eerste er van dienen te vergewissen dat voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 8 Rva 1997 en artikel 15 ROA. Het COA of de gemeente zal moeten nagaan of (werkelijk) een last tot uitzetting is afgegeven en voorts de vreemdeling een datum is aangezegd waarop hij Nederland zal hebben moeten verlaten. Daarnaast zal het COA of de gemeente zich ervan dienen te vergewissen dat de betrokken vreemdeling weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van vervangende reis- en identiteitsdocumenten en hierbij dienen na te gaan of de ’vaststelling’ van de Vreemdelingen-dienst gebaseerd is op een zorgvuldig onderzoek.

Het is aldus niet voldoende dat in het besluit tot beëindiging van de verstrekkingen slechts wordt verwezen naar de vaststelling van de VD dat voldaan is aan de vereisten vermeld in artikel 8 Rva 1997 of artikel 15 ROA en de vaststelling dat de betrokken vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de benodigde reis- en identiteitsdocumenten.

2.5 Het bovenstaande brengt met zich mee dat het COA of de gemeente zich zal moeten afvragen of zij de “vaststelling” (het oordeel) van de VD dat de vreemdeling niet meewerkt aan het verkrijgen van de voor zijn verwijdering benodigde documenten in het voorliggende individuele geval kan overnemen, door deze vaststelling “op marginale wijze” te toetsen. Benadrukt moet worden dat dit dus géén toetsing in volle omvang door de gemeente of het COA inhoudt. De toetsing bestaat (slechts) hieruit dat de gemeenten of het COA nagaat of de VD, gelet op de door de VD ondernomen onderzoeksactiviteiten en de daarbij behorende gegevens, in alle redelijkheid tot deze “vaststelling” is kunnen komen. Het COA of de gemeente maakt aldus een zelfstandige afweging of zij de door de VD vastgestelde weigering door de vreemdeling om medewerking te verlenen zal overnemen. Het COA of de gemeente zal zich aldus (slechts) de vraag moeten stellen en beantwoorden of de gegeven motivering van de VD de “vaststelling” kan dragen (of deze “vaststelling” voldoende is onderbouwd). Dit overigens zonder het door de VD verrichte onderzoek nog eens over te doen. Het is immers de taak en verantwoordelijkheid van de Vreemdelingen-diensten om de benodigde documenten te verkrijgen. Ook is bij de VD en IND de specifieke deskundigheid en ervaring aanwezig om te bepalen op welke wijze de benodigde documenten verkregen kunnen worden én in welke gevallen de conclusie kan worden getrokken dat de betrokken vreemdeling zijn medewerking tot het verkrijgen van de documenten zal hebben geweigerd. Het is, met andere woorden, dan ook zeker niet zo dat de gemeente of het COA de asielaanvraag opnieuw moet toetsen of dient te beoordelen of terugkeer naar het land van herkomst wel veilig is.

Het COA en de gemeenten kunnen dan ook in beginsel de “vaststelling” van de VD dat medewerking is geweigerd overnemen, tenzij het COA of de gemeente op grond van de beschikbare gegevens van mening is dat de “vaststelling” van de VD dat medewerking is geweigerd niet kan worden gevolgd. Met andere woorden, de gemeente of het COA zal met name moeten nagaan of de VD in het concrete geval een voldoende onderbouwde en draagkrachtige motivering heeft gegeven voor de “vaststelling”.

2.6 Het COA of de gemeente zal in voorkomende gevallen de VD in kennis moeten stellen van het feit dat zij de door de VD gegeven “vaststelling” niet overneemt. Het verdient aanbeveling dat alvorens de VD hiervan in kennis wordt gesteld, het COA of de gemeente bij de VD nadere informatie inwint over de wijze waarop de VD tot de “vaststelling” is gekomen. Wellicht is immers niet alle bij de VD aanwezige informatie aan de gemeente verstrekt of kan de VD anderszins de “vaststelling” toelichten.

Het verdient daarnaast ook aanbeveling de VD te berichten wanneer de vaststelling wel is overgenomen als feitelijke grondslag voor de beschikking tot beëindiging van de opvangvoorzieningen.

2.7 Indien de gemeente of het COA na de bovenvermelde “marginale” toetsing de door de VD vastgestelde weigering tot het verlenen van medewerking overneemt zal door het COA of de gemeente een belangenafweging worden verricht: In het kader van een zorgvuldige besluitvorming dient het COA of de gemeente na te gaan of zich in casu “bijzondere omstandigheden” voordoen, op grond waarvan in het betrokken individuele geval de vreemdeling toch aanspraak blijft maken op de ROA/RVA-verstrekkingen. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van de beschikking dienen niet onevenredig te zijn in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen, zo volgt uit artikel 3:4, tweede lid AWB. Onder “bijzondere omstandigheden” kunnen worden begrepen feiten en omstandigheden die ertoe leiden dat de beëindiging van opvangvoorzieningen met het oog op zijn gezondheidstoestand of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is. Ook buiten de medische gevallen is het in uitzonderlijke gevallen mogelijk dat zich de situatie voordoet dat de beëindiging van de opvang, gelet op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval, van een onredelijke hardheid zou getuigen.

2.8 Ingevolge het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene Wet Bestuursrecht zal de vreemdeling, alvorens het besluit tot beëindiging wordt genomen, door het COA of de gemeente in staat moeten worden gesteld zijn of haar zienswijze naar voren te brengen. De vreemdeling wordt aldus ook in staat gesteld zijn situatie en belangen toe te lichten.

2.9 Indien het COA of de gemeente van oordeel is dat géén besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen kan worden genomen, omdat het van oordeel is dat de door de VD toegezonden “vaststelling” niet kan worden overgenomen of omdat sprake is van “bijzondere omstandigheden” zoals boven bedoeld, vindt geen beëindiging van de ROA/ RVA-verstrekkingen plaats. De vreemdeling blijft aldus aanspraak houden op toekenning van de op de ROA/RVA gebaseerde verstrekkingen. Vanzelfsprekend betekent dit ook dat de door het COA of de gemeente aan de vreemdeling toegekende ROA/RVA-verstrekkingen door de rijksoverheid (het Ministerie van Justitie) aan het COA of, na tussenkomst van het COA, aan de gemeente worden (door)betaald.

Stap 3

3.1 De bekendmaking van de beschikking, ingevolge artikel 3:40 AWB een vereiste voor het naar buiten toe kunnen werken ervan, zal moeten geschieden door uitreiking of toezending van de beschikking aan de betrokken vreemdeling. Gelet op het belang van de beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen en de verstrekkende gevolgen ervan, wordt aanbevolen deze beschikking in persoon uit te reiken.

De gemeente of het COA kan voor de beschikking gebruik maken van formulier BRV 4a of BRV 4b, die in dat geval het raamwerk (kader) biedt voor deze beschikking. Ook kan de gemeente of het COA gebruik maken van een eigen (standaard) beschikking. Het bij deze instructie gevoegde formulier BRV 4a (indien de vreemdeling verblijft in een centrum) of BRV 4b (indien de vreemdeling verblijft in een gemeentewoning) kan als een (ruwe) standaardbeschikking worden aangemerkt van de beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen die moet worden afgegeven.

Bij de uitreiking van de beschikking kan gebruik moeten worden gemaakt van een tolk die de inhoud van de beschikking mondeling aan de vreemdeling kan toelichten.

Ter voorkoming van claims op de woonruimte in de toekomst door vreemdelingen die op het moment van de beslissing tot beëindiging van de voorzieningen niet in de gemeente of het centrum verblijven, dient, indien uitreiking in persoon niet mogelijk is de beschikking te worden toegezonden aan zijn gemachtigde of aangetekend naar het laatstbekende adres van de betrokken vreemdeling te worden verstuurd. Vanaf dat moment gaat de bezwaartermijn lopen en wordt de beslissing na 6 weken onherroepelijk.

3.2 In de beschikking moet vermeld staan wat de betekenis is en de gevolgen zijn van de beslissing tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen. Het moet de betrokken vreemdeling uit de beschikking duidelijk zijn dat hij het centrum of de gemeentelijke woning zal moeten verlaten en hij geen aanspraak meer zal kunnen maken op enige voorziening als in de ROA/RVA bedoeld. Dit betekent dat geen aanspraak meer bestaat op kleedgeld, zakgeld en de bijdrage voor buitengewone kosten. Ook zal de vreemdeling niet meer verzekerd zijn tegen ziektekosten en voor de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Gezinnen met minderjarige kinderen die in de decentrale opvang verblijven, dienen te worden aangezegd naar het Vertrekcentrum in Ter Apel te gaan. Daar wordt opvang geboden en worden tevens activiteiten ontplooid, gericht op terugkeer. Indien een gezin weigert naar Ter Apel te gaan overlegt de VD met het terugkeerteam van de betreffende regionale directie van de IND.

3.3 Sinds de inwerkingtreding van de Koppelingswet op 1 juli 1998 is voor de betrokken vreemdeling ten aanzien van de vergoeding van medische kosten hetgeen in deze wet is neergelegd van toepassing. Dit houdt in dat niet-rechtmatig verblijvenen (w.o. illegalen) niet meer verzekerd zijn of kunnen worden tegen ziektekosten. Een uitzondering zal evenwel gelden voor de situaties waarin sprake is van medisch noodzakelijke zorg. De hulpverlener zal in dergelijke situaties in eerste instantie zijn kosten moeten declareren bij degene die de hulp ontvangt. Voorop staat immers dat wanneer een niet rechtmatig verblijvende vreemdeling gebruik maakt van gezondheidszorgvoorzieningen, hij in beginsel zelf de rekening betaalt. Is hij evenwel niet in staat de kostendeclaratie te voldoen, dan kan de hulpverlener een beroep doen op de zogenaamde stichting Koppeling. Dit fonds wordt beheerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De stichting stelt financiële middelen ter beschikking om financiële knelpunten op te lossen als gevolg van zorgverlening aan niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen. De stichting beoordeelt of de door de hulpverlener, na tussenkomst van regionale samenwerkingsverbanden, ingediende aanvraag tot de toekenning van een financiële bijdrage wordt vergoed.

3.4 Artikel 6:7 AWB bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt. De vreemdeling zal (ingevolge artikel 3:45 AWB) in kennis moeten worden gesteld van het feit dat hij tegen het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekking binnen 6 weken bezwaar kan aantekenen, door de indiening van een daartoe strekkend bezwaarschrift, bij het bestuursorgaan (COA of gemeente) dat het besluit heeft genomen. Voorts verdient aanbeveling de vreemdeling op de hoogte te stellen van de vereisten die in artikel 6:5 AWB aan het in behandeling nemen van een bezwaarschrift worden gesteld. Het bezwaarschrift zal de naam en het adres van de indiener moeten bevatten, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden van het bezwaar.

3.5 In het algemeen gesteld heeft een beschikking formeel bezien geen schorsende werking. Dit zou betekenen dat de opvangvoorzieningen dienen te worden onthouden vanaf het moment dat de beschikking werking verkrijgt.

Gevolg hiervan zou zijn dat de betrokken vreemdeling na deze datum nog wel in de woning kan blijven zitten - immers er zal eerst toestemming van de kort geding rechtermoeten zijn verkregen om betrokkene uit de woning te plaatsen- maar geen aanspraak maakt op de toekenning van de kosten voor levensonderhoud (de persoonlijke toelage). In de praktijk is overigens gebleken dat hieraan op verschillende wijze invulling wordt gegeven waardoor een ongelijke behandeling ontstaat van uitgeprocedeerden die niet wenselijk is. Ook ontstaan vanuit humanitair oogpunt bezwaren tegen dit uitgangspunt. Om deze redenen dienen gemeenten en het COA de kosten van levensonderhoud door(te)betalen aan de vreemdeling tot het moment dat geen juridische beletselen meer bestaan de woning te ontruimen (met andere woorden, tot het moment dat de gemeente toestemming heeft gekregen van de rechter om de woning te ontruimen). Deze kosten worden vervolgens uiteraard door Justitie, al dan niet door tussenkomst van het COA, aan gemeenten en het COA worden vergoed.

Een uitzondering op deze regel vormen de in de centrale opvang verblijvende asielzoekers van wie het COA heeft bepaald dat zij naar een ander centrum worden overgeplaatst (art. 7, 1e en 2e lid Rva 1997). Dit brengt met zich mee dat de verstrekkingen niet meer in het eerste centrum worden aangeboden maar in het andere. De verstrekkingen worden dus niet stopgezet. Echter volgens art. 8, 1e lid onder d zijn de opvangvoorzieningen beëindigd indien de betrokken asielzoeker niet binnen 48 uur na melding door het centraal bureau van het COA arriveert in het centrum.

Dit betekent in de praktijk dat indien het COA, na daartoe van de vreemdelingendienst de relevante informatie - zoals het voldoen aan de criteria voor plaatsing in Ter Apel - te hebben ontvangen, bepaalt dat een asielzoeker wordt overgeplaatst naar VC Ter Apel, deze asielzoeker alleen in in het VC Ter Apel verstrekkingen krijgt aangeboden indien hij zich daar binnen 48 uur meldt. Na het verstrijken van deze termijn dienen de verstrekkingen te worden beëindigd en zal doorbetaling van de kosten van levensonderhoud in het eerste centrum niet plaatsvinden.

3.6 Behoudens de onder 3.5 genoemde uitzondering zal het aldus niet meer nodig zijn dat de betrokken vreemdeling, zoals voorheen het geval was, tegen de beschikking tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen op grond van artikel 8:81 AWB de voorzitter van de bestuurskamer van de rechtbank verzoekt een voorlopige voorziening (VoVo) te treffen, inhoudende de schorsing van het bestreden besluit teneinde te voorkomen dat hij (de vreemdeling) iedere vorm van opvangvoorzieningen wordt onthouden tot het moment dat op het bezwaarschrift is beslist.

Het COA en de gemeenten dienen er op bedacht te zijn dat hierdoor voor de betrokken rechtmatig verwijderbare vreemdeling de druk wegvalt om zo spoedig mogelijk na het verschijnen van de beschikking een bezwaarschrift in te dienen teneinde een VoVo-procedure te kunnen starten. De VoVo-procedure had er toe moeten leiden dat de kosten van levensonderhoud worden doorbetaald zolang betrokkene in het centrum of de ROA-woning verblijft.

3.7 De kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de behandeling van het bezwaarschrift komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze procedure is immers gericht op een bestuurlijke heroverweging van een eerder door het gemeentebestuur genomen besluit. Ook de beroepskosten, indien de vreemdeling van de beslissing op bezwaar in beroep gaat bij de bestuursrechter komen in beginsel niet voor vergoeding door Justitie in aanmerking. Dit met name omdat de beroepsprocedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent. Het inroepen van rechtsbijstand is aldus niet noodzakelijk, zoals dat bij een procedure voor de civiele rechter wel is.

Wel kunnen gemeenten desgewenst juridische bijstand krijgen van de terugkeerteams van de IND.

3.8 De betrokken vreemdeling kan van de beslissing die het COA dan wel het gemeentebestuur heeft genomen op het door de vreemdeling ingediende bezwaarschrift beroep instellen bij de bestuursrechter (bestuurskamer van de rechtbank).

Indien de vreemdeling niet zelf de benodigde griffierechten kan voldoen in het kader van het beroep bij de bestuursrechter, verdient het aanbeveling dat de betrokken gemeente of centrumdirectie de griffierechten aan de betrokken vreemdeling voorschiet, dan wel indien de vreemdeling niet zelf de griffierechten betaalt, direkt aan de betrokken rechtbank zal betalen. In dat geval zal het Ministerie van Justitie deze kosten aan het COA of de gemeenten terugbetalen.

3.9 Het verdient aanbeveling het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen persoonlijk in handen van de betrokken vreemdeling te stellen. In een centrum dient dit door de directeur, of bij diens afwezigheid zijn of haar plaatsvervanger, te geschieden. In de gemeente zal een gemeente-ambtenaar belast met de uitvoering van de “opvangtaak” het besluit aan de vreemdeling moeten overhandigen, zo nodig met behulp van een tolk. De vreemdeling zal hierbij zo goed als mogelijk mondeling uitgelegd moeten worden wat de betekenis is en de gevolgen zijn van het besluit.

De uitreiking van het besluit (de beschikking) geschiedt zo mogelijk op de datum van dagtekening hiervan. In de beschikking zal de betrokken vreemdeling geïnformeerd moeten worden over zowel de betekenis en de gevolgen van het besluit als over de verdere procedurele stappen die zonodig worden ondernomen (het starten van een kort gedingprocedure) en die ertoe zullen leiden dat hij het centrum of de gemeentewoning zal worden uitgezet.

De beschikking dient uitdrukkelijk (nogmaals) de datum te vermelden waarop de vreemdeling is aangezegd Nederland.

3.10 Bij de overhandiging van de beschikking zal de betrokken vreemdeling verzocht worden om formulier BRV 5 te ondertekenen. Met de ondertekening van dit formulier verklaart hij bereid te zijn het centrum of de gemeentewoning te verlaten. De vreemdeling zal duidelijk moeten worden gemaakt dat indien het formulier niet wordt ondertekend, het COA of de gemeente er vanuit gaan dat hij niet bereid is de woonruimte vrijwillig te verlaten en zij dan ook weldra zonodig een kort geding-procedure zullen opstarten met het doel de President van de rechtbank om een ontruimingsbevel te vragen.

Het stellen van de voorwaarde om de vreemdeling formulier BRV 5 te laten ondertekenen heeft aldus tot doel om hiermee vast te komen doen staan dat de vreemdeling de betekenis en consequenties van het alles dat hem verteld is, beseft.

Stap 4

4a. De vreemdeling ondertekent formulier BRV 5 en verklaart zich aldus bewust te zijn van de gevolgen van het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen en verklaart zich bereid het opvangcentrum, dan wel de door de gemeente ter beschikking gestelde woning voor de aangezegde datum vrijwillig te verlaten.

4b. De vreemdeling verklaart zich niet bereid het opvangcentrum, dan wel de door de gemeente ter beschikking gestelde woning te verlaten en weigert, nadat hem (nogmaals) verteld is dat dit niet betekent dat hij in de opvang zal kunnen blijven, dan ook formulier BRV 5 te ondertekenen.

Stap 5

5a. De directie van het centrum, dan wel de gemeente (gemeente-ambtenaar) constateert na controle dat de opvangvoorziening of de gemeentelijke woning op de bedoelde datum is verlaten. Het COA informeert hierover schriftelijk de directie van het centraal bureau van het COA. De gemeente informeert de IND-contactpersoon van het terugkeerteam van de IND.

5b. De directie van het centrum, dan wel de gemeente (gemeente-ambtenaar) constateert na controle dat de opvangvoorziening of de gemeentelijke woning op de bedoelde datum niet is verlaten. Het COA informeert hierover schriftelijk de directie van het centraal bureau van het COA. De directie van het centrum en de gemeente informeren de IND-contactpersoon van het terugkeerteam van de IND.

Stap 6

6.1 Het COA of de gemeente zet de (wonings)ontruimingsprocedure in gang, teneinde een gerechtelijke ontruimingsbevel (toestemming van de rechter de woning te ontruimen) te verkrijgen: Het COA of de gemeente dagvaart de betrokken vreemdeling in kort geding voor de President van de rechtbank en vordert de vreemdeling te veroordelen tot ontruiming van het centrum of de gemeentewoning.

6.2 Met het opstarten van deze procedure kunnen verschillende procedures naast elkaar komen te lopen. De kort geding-procedure staat immers los van de bezwaarschriftprocedure die mogelijkerwijs ook van start is gegaan.

De bezwaarschriftprocedure moet door de vreemdeling zelf in gang worden gezet door het indienen van een bezwaarschrift bij het COA of de gemeente. In de bezwaarschriftprocedure vindt een beoordeling plaats van het tegen het besluit tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen ingediende bezwaar.

Het COA of de gemeente zal zelf het initiatief tot de kort geding-procedure moeten nemen. Procesvertegenwoordiging is in deze procedure verplicht. De advocaat van de gemeente zal in een inleidende dagvaarding de President van de rechtbank verzoeken toestemming tot de ontruiming van de woonruimte in het centrum of de gemeentewoning te krijgen. Hij stelt hiertoe dat de betrokken vreemdeling, gelet op het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen, thans zonder recht of titel in het centrum of woning verblijft en vordert om die reden ontruiming van de woning.

6.3 Artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt als voorwaarde voor een kort geding de aanwezigheid van een spoedeisend belang. De vordering zal door de president van de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard indien onverwijlde spoed tot het verkrijgen van een onmiddelijke voorziening bij voorraad ontbreekt. In de inleidende dagvaarding zal een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een ontruimingsbevel moeten worden opgenomen.

Over het spoedeisend belang kan ter toelichting het volgende worden opgemerkt:

Tussen het kabinet en de VNG en de IPO zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Rijk en de gemeenten met betrekking tot de opvang van asielzoekers en verblijfsgerechtigden. De Rijksoverheid is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid voor de huisvesting van statushouders. Gevolg van deze afspraak is dat vanaf 1 januari 1996 geen asielzoekers meer worden geplaatst in een gemeentelijke woning. Een spoedeisend belang zal daarom niet meer gelegen kunnen zijn in het ter beschikking komen van gemeentewoningen voor de opvang van asielzoekers. In de inleidende dagvaarding zal daarom moeten worden aangegeven dat het spoedeisend belang voor de gemeente is gelegen in het zo spoedig mogelijk beschikbaar komen van woningen (of een gedeelte van een woning) ten behoeve van de reguliere woningmarkt, dan wel ten behoeve van de plaatsing van verblijfsgerechtigden.

6.4 Het COA of de gemeente zal, alvorens de inleidende dagvaarding in te dienen, moeten controleren of wellicht toch de woonruimte vrijwillig is verlaten. Dit geldt ook voor het moment vlak voor de behandeling van de procedure in kort geding. Een deel van de uitgeprocedeerde vreemdelingen verlaat immers (alsnog) de opvangvoorziening na dit eerder (soms meerdere malen) geweigerd te hebben.

6.5 De kort geding procedure tot ontruiming van de woonruimte kan worden opgestart ook al heeft het besluit tot beëindiging van de ROA/RVA-verstrekkingen nog geen formele rechtskracht (omdat de termijn waarbinnen het bezwaarschrift moet worden ingediend nog niet is verlopen of nog geen beslissing is genomen op het ingediende bezwaarschrift of beroep).

Stap 7

7a. De President van de rechtbank geeft het COA of de gemeente het verzochte ontruimingsbevel. Hiermee geeft de rechter toestemming om de vreemdeling met behulp van de sterke arm uit het centrum of de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte te zetten. De betrokken vreemdeling wordt dan ook, na het tijdstip waarop hem is bevolen de woonruimte te verlaten, met behulp van de sterke arm (politie) daadwerkelijk uit het centrum of de door de gemeente ter beschikking gestelde woonruimte verwijderd.

7b. De President van de rechtbank weigert het centrum, dan wel de gemeente toestemming te geven de woonruimte te ontruimen. Het centraal bureau van het COA stelt de directie van het centrum hiervan in kennis. De centrumdirectie of de gemeente stelt de IND-contactpersoon van het terugkeerteam in de regionale directie van de IND van deze beslissing op de hoogte. Het centraal bureau van de COA beraadt zich samen met de regionale directie van de IND op nadere stappen.

Te vergoeden kosten

De proceskosten en de kosten van juridische bijstand voor de ontruimingsprocedure die een gemeente of het COA maakt, worden vergoed door het Ministerie van Justitie.

Onder proceskosten vallen, voor alle duidelijkheid de eventuele kosten voor procureurstelling en deurwaarderskosten als ook de griffierechten die de gemeente of het COA maakt in het kader van de ontruimingsprocedure bij de kort geding rechter.

De declaratie kan, samen met een specificatie van de gemaakte kosten en een kopie van het vonnis van de President, worden ingediend bij het Ministerie van Justitie, Directie Vreemdelingenbeleid, Postbus 20301, 2500 EH te Den Haag.

Brv 1

Aan de vreemdeling:

Van de vreemdelingendienst:

Datum:

Uw verzoek om een verblijfstitel is afgewezen. U moet Nederland daadwerkelijk verlaten. U wordt in de gelegenheid gesteld terug te keren naar uw land van herkomst. Indien u niet in het bezit bent van een geldig reisdocument, moet u zich wenden tot de diplomatieke vertegenwoordiging van uw land van herkomst.

*)

Aan u wordt hierbij een document (BRV 2) ter ondertekening voorgelegd waarmee u zich bereid verklaart zelf stappen te ondernemen ter verkrijging van een reisdocument waarmee u terug kunt keren naar uw land van herkomst. Indien u alvorens deze verklaring te ondertekenen eerst wilt overleggen met een rechtshulpverlener krijgt u daarvoor maximaal 7 kalenderdagen de tijd.

Binnen de door de vreemdelingendienst aan u gegeven termijn bent u in de gelegenheid om uw diplomatieke vertegenwoordiging (ambassade of consulaat) te bezoeken en een (vervangend)reisdocument aan te vragen. De vreemdelingendienst zal u voor dit doel een openbaar vervoersbiljet of een reiskostenvergoeding geven. Aan het einde van eerdergenoemde termijn (over het algemeen 14 dagen) meldt u zich weer aan bij de vreemdelingendienst. Dan dient u minimaal aan te tonen dat u inmiddels een aanvraag voor een reisdocument heeft ingediend. Zodra u het gevraagde document heeft verkregen dient u zo spoedig mogelijk Nederland te verlaten.

*)

U krijgt ter invulling voorgelegd een formulier .................. . U dient dit formulier volledig en juist in te vullen. Indien u alvorens dit formulier in te vullen eerst wilt overleggen met een rechtshulpverlener krijgt u daarvoor maximaal 7 dagen de tijd. Met deze gegevens zal een identiteitsonderzoek worden ingesteld en zal een laissez-passer bij de (competente en dichtstbijzijnde) diplomatieke vertegenwoordiging van uw land worden aangevraagd.

Gedurende in ieder geval de vertrektermijn, uiteraard voor zolang u er blijk van geeft mee te werken aan het verkrijgen van een reisdocument, zult u gebruik kunnen blijven maken van de ROA/RVA - voorzieningen in Nederland. Dit betekent dat u in het opvangcentrum of in een gemeentelijke ROA-woning kunt blijven wonen en u aanspraak kunt blijven maken op zak- en kleedgeld. Dit geldt tot u het gevraagde document heeft verkregen en u Nederland feitelijk kunt verlaten.

Indien u echter niet meewerkt aan het verkrijgen van een reisdocument o.a. door:

  • - met onbekende bestemming te vertrekken;

  • - uitdrukkelijk te verklaren niet te willen meewerken aan terugkeer;

  • - niet te voldoen aan een beslissing tot overplaatsing naar het Vetrek-Centrum in Ter Apel

  • - te weigeren een formulier BRV 2 te ondertekenen;

  • - te weigeren een aanvraag om een vervangend reisdocument in te vullen;

  • - te weigeren zich binnen een daarvoor aan u gegeven termijn aan te melden voor een speciaal voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe u behoort, afgesloten terugkeerprogramma;

  • - niet te verschijnen voor presentatie bij uw diplomatieke vertegenwoordiging;

  • - bij uw diplomatieke vertegenwoordiging te verklaren niet mee te willen werken;

  • - bij uw diplomatieke vertegenwoordiging te weigeren de taal van uw land te spreken;

  • - indien door uw diplomatieke vertegenwoordiging wordt gewenst dat u een verklaring van vrijwillige terugkeer ondertekent of aflegt, dit te weigeren;

  • - door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;

  • - door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen ter verkrijging van documenten;

  • - door te weigeren documenten over te leggen waarover u beschikt of kunt beschikken,

zullen de ROA/RVA-voorzieningen gestopt worden.

Direct nadat geconstateerd is dat u niet of niet voldoende meewerkt of niet op de vorderingen van de vreemdelingendienst verschijnt, zult u, op grond van een gegeven last tot uitzetting, worden aangezegd Nederland te verlaten. De vreemdelingendienst zal van die aanzegging mededeling doen aan het opvangcentrum/de gemeente waar u verblijft. Het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers/de gemeente zal vervolgens het besluit tot beëindiging van de opvang nemen. U dient daarna het opvangcentrum/de ROA-woning verlaten.

Indien u het opvangcentrum/de woning niet vrijwillig verlaat, zal via een kort geding procedure bij de president van de rechtbank een rechterlijk bevel tot ontruiming worden gevorderd. Op grond van dit rechterlijk bevel zult u door de politie uit het opvangcentrum of de woning worden gezet.

Indien u nadat de beslissing tot beëindiging van de ROA/RVA-voorzieningen is genomen alsnog bereid bent mee te werken aan uw terugkeer, bestaat er geen aanleiding u weer in de opvang op te nemen. U dient in dat geval zelf stappen te ondernemen ter verkrijging van documenten voor terugkeer bij uw vertegenwoordiging.

*) = facultatief

Brv 2

Hierbij verklaar ik,

naam ................................................................................................................

voornamen ......................................................................................................

geboortedatum ...............................................................................................

geboorteplaats ................................................................................................

nationaliteit ....................................................................................................

onmiddellijk actie te zullen ondernemen ter verkrijging van een reisdocument waarmee ik naar het land waarvan ik onderdaan ben, kan terugkeren.

Ik zal zelf binnen 14 dagen naar de diplomatieke vertegenwoordiging van mijn land gaan om een reisdocument aan te vragen. Over 14 dagen zal ik u informeren over de stand van zaken van de aanvraag.

plaats ............................................................

datum ..........................................................

handtekening ..............................................

De inhoud en strekking van dit formulier en het uitgereikte formulier BRV 1 zijn op ..........................

(datum) aan de betrokkene kenbaar gemaakt in de ........................... taal met gebruikmaking van de

tolk ...........................................(naam).

Kopie uitreiken aan de vreemdeling!

Brv 4a

AAN: ................................... naam asielzoeker)

geboren te ................................................

nationaliteit: ...............................................

ADRES:...................................................................... (datum beschikking)

In de brief van de Vreemdelingendienst ................. (datum) is u aangezegd dat u Nederland dient te hebben verlaten voor .......... (datum welke in de mededeling van de Vreemdelingendienst (BRV 3) is genoemd).

Ik deel u naar aanleiding hiervan het volgende mede.

De Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat u weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten.

Hiertoe heeft de Vreemdelingendienst het volgende van belang geacht :

(...)

Op grond van artikel 8, eerste lid, onder b van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers en andere Vreemdelingen zullen de verstrekkingen die u ontvangt in het kader van de Rva 1997 worden beëindigd op de bovengenoemde datum, oftewel de dag waarop u Nederland dient te hebben verlaten.

Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b luidt namelijk als volgt:

De in artikel 5, eerste lid, bedoelde verstrekkingen eindigen in de volgende gevallen:b. indien het een asielzoeker betreft voor wie een last tot uitzetting is gegeven en die ingevolge een daartoe strekkende mededeling van de Korpschef van de politieregio waar de vreemdeling zijn woon- of verblijfplaats heeft Nederland moet verlaten: op de dag waarop hij Nederland ingevolge die mededeling dient te verlaten.

Wij zien ook na afweging van de betrokken belangen, waarbij de in het voorliggende individuele geval aanwezige feiten en omstandigheden die bij de beslissing tot beëindiging van de RVA-verstrekkingen een rol kunnen spelen in ogenschouw zijn genomen, geen reden u nog langer aanspraak te laten maken op de toekenning van de verstrekkingen in het kader van de Rva 1997.

U dient aldus voor de bovengenoemde datum de woonruimte in het centrum te hebben verlaten.

Ik verzoek u deze mededeling door middel van bijgaand formulier (BRV 5) voor akkoord te ondertekenen. Door ondertekening van dit formulier stemt u ermee in per bovengenoemde datum het opvangcentrum te hebben verlaten.

Indien u weigert bijgaand formulier BRV 5 te ondertekenen en de woonruimte in het centrum te verlaten, of indien u ondanks ondertekening weigert de woonruimte te verlaten, zal aan de President van de Rechtbank in kort geding om toestemming worden gevraagd om met behulp van de politie, de woning waar u verblijft te ontruimen en u aldus uit de woning te zetten. De kort geding-procedure zal daartoe spoedig worden opgestart.

Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 7:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht tegen deze beslissing tot beëindiging van de RVA-verstrekkingen een bezwaarschrift kunt indienen bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers die deze beslissing heeft genomen. U dient uw bezwaarschrift binnen 6 weken na de dag waarop deze beslissing aan u bekend is gemaakt, te hebben ingediend. U wordt verzocht het bezwaarschrift te richten aan:

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 3002

2280 ME Rijswijk

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. De beëindiging van de RVA-verstrekkingen zal dan ook formeel bezien niet door het indienen van een bezwaarschrift worden opgeschort.

Voor het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

de Algemeen Directeur,

namens deze,

de directeur van het opvangcentrum........

c.c. Algemeen Directeur COA

Afdeling Spreiding en Plaatsing

Brv 3 (meldingsformulier i.v.m. beëindiging roa-voorzieningen)

Aan:

  • 1. COA (Juridische afdeling), Postbus 3002, 2280 ME, Rijswijk

  • 2. regionale directie van de IND....................................................................

  • 3. Gemeente...................................................................

  • 4. Centrumdirectie..........................................................

De vreemdelingendienst te............................................................................deelt mede dat:

naam......................................................................voorna(a)m(en)................................

geboortedatum.......................................................geboorteplaats..............................

nationaliteit.............................................................IND doss. nr...............................................................

( ) op ................................... (datum) is aangezegd naar het VC in Ter Apel te gaan;

( ) op ................................... (datum) in het VC in Ter Apel is gearriveerd;

( ) niet heeft voldaan aan de beslissing tot overplaatsing naar het VC in Ter Apel;

( ) met onbekende bestemming is vertrokken ;

( ) niet is verschenen op een vordering bij de vreemdelingendienst ondanks meerdere verzoeken daartoe;

( ) uitdrukkelijk verklaart niet te willen meewerken aan terugkeer;

( ) weigert een formulier BRV 2 (waarin hij verklaart actie te ondernemen ter verkrijging van de benodigde documenten) te ondertekenen;

( ) weigert een aanvraag om een vervangend reisdocument correct en volledig in te vullen;

( ) weigert zich binnen een daarvoor gegunde termijn aan te melden voor een speciaal voor de categorie afgewezen asielzoekers waartoe hij behoort, afgesloten terugkeer programma;

( ) niet is verschenen voor presentatie bij de buitenlandse vertegenwoordiging;

( ) verklaart bij de diplomatieke vertegenwoordiging niet mee te willen werken;

( ) weigert bij de diplomatieke vertegenwoordiging de taal van zijn land te spreken;

( ) weigert een verklaring van vrijwillige terugkeer te ondertekenen of af te leggen;

( ) zijn aanvraag voor een vervangend reisdocument is afgewezen door de diplomatieke vertegenwoording:

( ) door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;

( ) door te weigeren contact te leggen met familie of kennissen;

( ) door te weigeren documenten over te leggen waarover hij beschikt of kan beschikken.

of bovengenoemde vreemdeling

( ) heeft Nederland op ............................................. verlaten.

( ) overig, n.l. ...............................................................................

N.B. Op een bijlage dient de vreemdelingendienst steeds (uitvoerig) te vermelden welke onderzoeksactiviteiten zij heeft verricht en welke feiten en omstandigheden hebben geleid tot het doen van de mededeling dat de vreemdeling niet (langer) blijk geeft mee te werken. Alle relevante stukken (o.a. last tot uitzetting, aanzegging Nederland te verlaten, BRV 1 en 2) dienen in kopie te worden bijgevoegd.

Deze mutatie is ook van toepassing op de volgende familieleden:

1................................................... 2.................................................

Datum:.............................

Brv 4b

AAN: ............................................... naam asielzoeker)

geboren te .............................................................

nationaliteit: ...............................................

ADRES:.......................................................................................... (datum beschikking)

In de brief van de Vreemdelingendienst ................. (datum) is u aangezegd dat u Nederland dient te hebben verlaten voor .......... (datum welke in de mededeling van de Vreemdelingendienst (BRV 3) is genoemd).

Ik deel u naar aanleiding hiervan het volgende mede.

De Vreemdelingendienst heeft vastgesteld dat u weigert medewerking te verlenen aan het verkrijgen van de benodigde reisdocumenten.

Hiertoe heeft de Vreemdelingendienst het volgende van belang geacht :

(...)

Op grond van artikel 15, derde lid, onder c van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers en andere Vreemdelingen (RVA, voorheen de Regeling Opvang Asielzoekers; ROA) zullen de verstrekkingen die u ontvangt in het kader van de ROA worden beëindigd op de bovengenoemde datum, oftewel de dag waarop u Nederland dient te hebben verlaten.

Artikel 15, derde lid, aanhef en onder c luidt namelijk als volgt:

De opvang van een asielzoeker eindigt in elk geval: c. indien het een asielzoeker betreft voor wie een last tot uitzetting is gegeven en die ingevolge een daartoe strekkende mededeling van de plaatselijke politie Nederland moet verlaten: op de dag waarop hij Nederland ingevolge die mededeling dient te verlaten.

Wij zien ook na afweging van de betrokken belangen, waarbij de in het voorliggende individuele geval aanwezige feiten en omstandigheden die bij de beslissing tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen een rol kunnen spelen in ogenschouw zijn genomen, geen reden u nog langer aanspraak te laten maken op de toekenning van de verstrekkingen in het kader van de ROA.

U dient aldus voor de bovengenoemde datum de woning te hebben verlaten.

Ik verzoek u deze mededeling door middel van bijgaand formulier (BRV 5) voor akkoord te ondertekenen. Door ondertekening van dit formulier stemt u ermee in per bovengenoemde datum de woning te hebben verlaten.

Indien u weigert bijgaand formulier BRV 5 te ondertekenen en de woning te verlaten, of indien u ondanks ondertekening weigert de woninig te verlaten, zal aan de President van de Rechtbank in kort geding om toestemming worden gevraagd om met behulp van de politie, de woning waar u verblijft te ontruimen en u aldus uit de woning te zetten. De kort geding-procedure zal daartoe spoedig worden opgestart.

Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 7:1 van de Algemene Wet Bestuursrecht tegen deze beslissing tot beëindiging van de ROA-verstrekkingen een bezwaarschrift kunt indienen bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente die deze beslissing heeft genomen. U dient uw bezwaarschrift binnen 6 weken na de dag waarop deze beslissing aan u bekend is gemaakt, te hebben ingediend.

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. De beëindiging van de ROA-verstrekkingen zal dan ook formeel bezien niet door het indienen van een bezwaarschrift worden opgeschort. Wel blijft u aanspraak maken op de gebruikelijke opvangvoorzieningen tot het moment dat de gemeente van de rechter toestemming heeft gekregen de woning te ontruimen.

Het College van Burgemeester en Wethouders,

Brv 5

HIERBIJ VERKLAAR IK ......................................(naam asielzoeker)

DAT IK VOOR ..............................(datum waarop is aangezegd Nederland te hebben moeten verlaten)

HET OPVANGCENTRUM DAN WEL DE DOOR DE GEMEENTE TER BESCHIKKING GESTELDE WOONRUIMTE ZAL VERLATEN.

HANDTEKENING

............................

PLAATS

............................

DATUM

............................

Bijlage 143963.png
Bijlage 143964.png