Aanvaarden van geschenken door rijksambtenaren

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010.
Geldend van 14-07-1999 t/m heden

Aanvaarden van geschenken door rijksambtenaren

Circulaire aan de ministers

Aanleiding

Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende. Op 3 februari 1999 heeft een Algemeen Overleg plaatsgevonden met de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer betreffende uitvoering motie Kamp c.s. inzake integriteit in de sector Rijk. In dit overleg is een scala van onderwerpen aan de orde gekomen. Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn brieven van 7 oktober 1998, kenmerk AD1998/52180 en van 30 maart 1999, kenmerk AD1999/U57824 en het verslag van het Algemeen Overleg.

Eén van de onderwerpen die in bovengenoemd overleg aan bod is gekomen, is het aannemen van geschenken of diensten door rijksambtenaren. Kamerbreed is de wens geuit op dit terrein binnen de rijksdienst te komen tot één uniforme richtlijn tot welk maximumbedrag rijksambtenaren een geschenk kunnen aanvaarden in persoonlijke eigendom. In het overleg is in verkennende zin gesproken over een maximale grens van f 50,00 à f 100,00. Een algemeen verbod op het aanvaarden van geschenken wordt ook door de Kamer niet zinvol geacht. Voorkomen moet immers worden dat de ambtenaar door het weigeren van een geschenk de grenzen van de hoffelijkheid overschrijdt.

Ik heb toegezegd te zullen komen met één uniform maximumbedrag voor het aannemen van geschenken of diensten. In het Algemeen Overleg van 9 juni jl. is dit standpunt door de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nogmaals naar voren gebracht.

Huidige norm in het ARAR en het beleid ten aanzien van aanvaarden van geschenken of gunsten

Geschenken of diensten kunnen aan rijksambtenaren worden aangeboden in velerlei vormen, maar de doelstelling is dezelfde. De aanbieder hoopt op deze wijze de relatie met de ambtenaar in stand te houden, dan wel te verbeteren. Er kleven derhalve aan het aanvaarden van geschenken door ambtenaren integriteitsrisico’s.

Kernpunt bij het aannemen van geschenken of diensten is dat de ambtenaar zijn onafhankelijkheid dient te waarborgen. In artikel 64 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) wordt deze norm voor de sector Rijk uitgewerkt. Op grond van het eerste lid is het de ambtenaar verboden anders dan met goedvinden van het bevoegde gezag vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen. Het tweede lid bepaalt dat aannemen van steekpenningen ten strengste verboden is.

De zinsnede ’anders dan met goedvinden van het bevoegde gezag’ in het eerste lid van artikel 64 ARAR betekent, dat de ambtenaar niet zonder instemming van het daartoe bevoegde gezag geschenken mag aanvaarden. Eveneens wordt met deze zinsnede de mogelijkheid voor afzonderlijke departementen gecreëerd om richtlijnen vast te stellen in welke individuele gevallen het bevoegd gezag toestemming verleent.

Bij brief van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken van 19 februari 1997, kenmerk AD97/U114, is aan de departementen onder meer een kader van integriteitsregels toegezonden. In dit kader wordt onder meer aandacht besteed aan het aannemen van geschenken of diensten. Voor de volledigheid wordt dit kader ten aanzien van het aanvaarden van geschenken of diensten hier herhaald. De departementen zijn in ieder geval verzocht de volgende regels in een richtlijn op te nemen:

  • geschenken die van de superieur niet mogen worden geaccepteerd, worden teruggestuurd;

  • besloten kan worden geschenken die wel acceptabel zijn in de afdeling in te brengen, voor algemeen gebruik of om te verloten;

  • geschenken mogen nooit op het huisadres worden ontvangen;

  • leveranciers worden hier, voor zover nodig, per brief op gewezen;

  • uitstapjes, reizen, diners, lunches e.d. worden in principe niet bekostigd door derden. Gemaakte kosten kunnen conform de geldende regels bij het ministerie worden gedeclareerd;

  • uitnodigingen worden altijd besproken in het afdelingsoverleg of met de superieur. Zodoende kan in alle openheid worden bepaald of een uitnodiging kan worden geaccepteerd.

Ten behoeve van de afweging die een manager moet maken of een ambenaar een geschenk mag behouden, is het volgende kader versterkt:

  • Ambtenaren moeten indien zij een geschenk of dienst krijgen aangeboden, dit melden aan hun superieur;

  • De superieur maakt de afweging met gebruikmaking van de volgende noties:

    • op welk moment wordt iets aangeboden (na afloop van een contract, is iets anders dan voordat er een opdracht moet worden gegund)?

    • waarvoor wordt iets gegeven?

    • staat het geschenk of de dienst in de juiste verhouding tot de geleverde prestatie?

    • bestaat het risico dat er een contraprestatie wordt verlangd (m.a.w. risico dat de ambtenaar manipuleerbaar wordt)?;

    • wordt er open mee omgegaan?

    • betreft het een incidenteel geval, ontvangt betrokkene vaker iets van dezelfde relatie?

    • zijn er andere ambtenaren binnen de dienst of het departement die regelmatig van dezelfde relatie een geschenk of een dienst ontvangen?

Uniforme richtlijn

Integriteitsrisico’s dienen zoveel mogelijk te worden geminimaliseerd. In dit kader past het vaststellen van een maximumbedrag voor het aannemen van geschenken. Ter bevordering van de eenheid in de rijksdienst verdient het daarbij aanbeveling om voor de gehele rijksdienst hetzelfde maximumbedrag te hanteren.

Nu reeds bij een drietal ministeries de maximumgrens voor het aanvaarden van een geschenk is gelegd op een bedrag van f 100,00 en dit bedrag in het parlementair overleg niet als onredelijk is beschouwd, stel ik u voor deze grens als centrale richtlijn voor alle departementen aan te houden met betrekking tot het aanvaarden van geschenken door ambtenaren in persoonlijke eigendom, althans vast te stellen dat in elk geval geschenken of gunsten van meer dan f 100,00 moeten worden geweigerd. Hierbij moet wel worden bedacht dat deze richtsnoer moet worden ingebed in het reeds bestaande beleid ten aanzien van het aanvaarden van geschenken en diensten.

Op grond van de kamerbreed geuite wens om te komen tot een uniform maximumbedrag voor het aanvaarden van geschenken of diensten door ambtenaren binnen de rijksdienst, verzoek ik u in door uw departement opgestelde of nog op te stellen richtlijn op te nemen, dat geschenken met een waarde van meer dan f 100,00 in ieder geval moeten worden geweigerd. Op grond van specifieke omstandigheden kan het echter noodzakelijk zijn deze grens voor bepaalde ’integriteitsgevoelige’ dienstonderdelen lager te stellen. Tevens kan uit andere hoofde bezwaren bestaan tegen het aanvaarden van geschenken of diensten. Maatwerk blijft het uitgangspunt. Ik verzoek u te bewerkstelligen, dat aan deze richtlijn onder het personeel in brede zin bekendheid wordt gegeven.

Een afschrift van deze brief wordt aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gestuurd.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper