Uitvoeringsbesluit WEB

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 20-02-2003

Besluit van 6 augustus 1999, houdende vaststelling van de algemene berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, de educatie en de landelijke organen, alsmede vaststelling van voorschriften over het informatieverkeer, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (Uitvoeringsbesluit WEB)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordrachten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 8 maart 1999, nr. 1998/8716 (3704) en van 31 maart 1999, nr. 1999/14257 (3693), directie Wetgeving en Juridische Zaken, de eerste voordracht gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 2.2.1, eerste lid en vijfde lid, 2.2.4, vierde lid, 2.2.12, tweede lid, 2.3.1, eerste en derde lid, 2.3.6, tweede en derde lid, 2.4.1, eerste en tweede lid, 2.4.2, vierde lid, 2.5.3, negende lid, 2.5.5, tweede en derde lid, 2.5.10, eerste lid, en 2.6a van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede artikel 19, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (adviezen van 29 april 1999, nr. W05.99.0160/II en van 6 mei 1999, nr. W05.99/0111/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 22 juli 1999, nr. 1999/30854 (3704), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 2. Bekostiging beroepsonderwijs

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 2.1.1. Reikwijdte hoofdstuk 2

  • 3 Paragraaf 3 onderscheidenlijk de paragrafen 4 en 5 heeft betrekking onderscheidenlijk hebben mede betrekking op het voorbereidend beroepsonderwijs dat wordt verzorgd aan agrarische opleidingscentra.

Artikel 2.1.2. Begripsbepalingen hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. opleiding: een beroepsopleiding die is opgenomen in het Centraal register en die wordt bekostigd ingevolge een beslissing van Onze Minister op grond van artikel 2.1.1, eerste lid, van de wet;

  • b. voltijds deelnemer: een deelnemer die blijkens een overeenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de wet een opleidingstraject volgt dat blijkens een onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.4.8 van de wet voldoet aan de eisen van Wet studiefinanciering 2000 of van de de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • c. deeltijds deelnemer: een deelnemer aan een opleiding, niet zijnde een voltijds deelnemer;

  • d. diploma beroepsonderwijs: een door een examencommissie uitgereikt bewijsstuk dat met goed gevolg is afgelegd het examen van een onder a bedoelde opleiding, alsmede van een opleiding die niet langer is opgenomen in het in artikel 2.1.1 van de wet bedoelde overzicht,

  • e. agrarisch opleidingscentrum: een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de wet;

  • f. voorbereidend beroepsonderwijs: voorbereidend beroepsonderwijs dat wordt verzorgd aan een agrarisch opleidingscentrum;

  • g. leerling: een leerling die voor het volgen van voorbereidend beroepsonderwijs is ingeschreven aan een agrarisch opleidingscentrum.

Artikel 2.1.3. Vaststelling omvang landelijk beschikbare budgetten beroepsonderwijs

Binnen het raam van de door de begrotingswetgever voor het desbetreffende kalenderjaar beschikbaar gestelde middelen, stelt Onze Minister jaarlijks de omvang vast van de landelijk beschikbare budgetten voor de exploitatiekosten en voor de huisvestingskosten voor zowel het beroepsonderwijs als het voorbereidend beroepsonderwijs.

Paragraaf 2. Exploitatiekosten

Artikel 2.2.1. Verdeling landelijk beschikbaar budget voor exploitatiekosten beroepsonderwijs

  • 1 Onze Minister stelt jaarlijks de omvang vast van het landelijk beschikbare budget ten behoeve van voorbereidende en ondersteunende activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.2, vierde lid, van de wet dat in mindering wordt gebracht op het landelijk beschikbare budget voor de exploitatiekosten voor het beroepsonderwijs.

  • 2 Het na toepassing van het eerste lid resterende deel van het landelijk beschikbare budget voor de exploitatiekosten voor het beroepsonderwijs voor een kalenderjaar wordt verdeeld als volgt:

    • a. 80% wordt toegerekend aan het landelijk deel ten behoeve van de maatstaf ingeschreven deelnemers, en

    • b. 20% wordt toegerekend aan het landelijk deel ten behoeve van de maatstaf diploma's beroepsonderwijs.

Artikel 2.2.2. Berekening rijksbijdrage voor exploitatiekosten beroepsonderwijs

  • 1 Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor een instelling voor de exploitatiekosten voor het beroepsonderwijs voor een kalenderjaar door bij elkaar op te tellen:

    • a. het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf ingeschreven deelnemers,

    • b. het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf diploma's beroepsonderwijs, en

    • c. het rijksbijdragedeel ten behoeve van voorbereidende en ondersteunende activiteiten, zoals deze delen voor het desbetreffende kalenderjaar voor de instelling worden berekend op grond van artikel 2.2.3, artikel 2.2.4 respectievelijk artikel 2.2.5.

  • 2 De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 2.2.3. Berekening rijksbijdragedeel volgens maatstaf ingeschreven deelnemers beroepsonderwijs

  • 1 Onze Minister berekent het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf ingeschreven deelnemers volgens de formule:

    i = n

    Σ {[(DDi x DFi) + VDi] x Pi}

    i = 1

    ----------------------------------------------- x LMID

    LDw

    In deze formule wordt verstaan onder:

    i: opleiding verzorgd aan de desbetreffende instelling,

    n: het aantal opleidingen verzorgd aan de desbetreffende instelling,

    DDi: het aantal deeltijds deelnemers dat op 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar aan de desbetreffende instelling voor de desbetreffende opleiding is ingeschreven en daadwerkelijk die opleiding volgt, en voor zover het deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg, bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b, van de wet betreft, voor zover deze deelnemers:

    • a. uiterlijk op 31 december van datzelfde kalenderjaar een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8, tweede lid, van de wet hebben gesloten, en

    • b. indien zij een opleiding volgen als bedoeld in het tweede lid, onder b, uiterlijk op 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar, dan wel in geval zij een andere opleiding volgen uiterlijk op dezelfde datum als genoemd onder a, daadwerkelijk de opleiding in de praktijk van het beroep, bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid, van de wet volgen op de grondslag van een overeenkomst als bedoeld onder a,

    DFi: de op grond van het tweede lid aan de desbetreffende opleiding toegekende deeltijdfactor,

    VDi: het aantal voltijds deelnemers dat op 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar aan de desbetreffende instelling voor de desbetreffende opleiding is ingeschreven en daadwerkelijk die opleiding volgt,

    Pi: de op grond van het derde lid aan de desbetreffende opleiding toegekende prijsfactor,

    het gedeelte van de formule boven de streep: de deelnemerswaarde van de desbetreffende instelling,

    LDw: de landelijke deelnemerswaarde, zijnde de som van de deelnemerswaarden van de instellingen, en

    LMID: het landelijk deel ten behoeve van de maatstaf ingeschreven deelnemers, zoals dat voor het desbetreffende jaar is vastgesteld op grond van artikel 2.2.1, tweede lid, onder a.

  • 2 De deeltijdfactor, bedoeld in het eerste lid onder DFi, bedraagt:

    • a. voor de opleidingen die zijn opgenomen in het Centraal register en die worden bekostigd door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij: 0,5;

    • b. voor de opleidingen die zijn opgenomen in het Centraal register en die worden bekostigd door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, voor zover voor die opleidingen eindtermen als bedoeld in artikel 7.2.4, eerste lid, van de wet zijn vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: 0,8, en

    • c. voor de overige opleidingen: 0,35.

  • 3 Jaarlijks voor 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld, wordt bij ministeriële regeling de prijsfactor, bedoeld in het eerste lid onder Pi, vastgesteld die wordt toegekend aan een opleiding die in dat kalenderjaar voor het eerst in het Centraal register wordt opgenomen. Wijzigingen van prijsfactoren van reeds in het Centraal register opgenomen opleidingen worden eveneens jaarlijks voor 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld, bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 2.2.4. Berekening rijksbijdragedeel volgens maatstaf diploma's beroepsonderwijs

Onze Minister berekent het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf diploma's beroepsonderwijs volgens de formule:

DI.1 + 2DI.2 + 4DI.3

----------------------------------- x LMD

LD.1 + 2LD.2 + 4LD.3

In deze formule wordt verstaan onder:

DI.1: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat aan die instelling is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de wet,

DI.2: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat aan die instelling is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de wet,

DI.3: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat aan die instelling is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c tot en met f, van de wet,

LD.1: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat landelijk is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a, van de wet,

LD.2: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat landelijk is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de wet,

LD.3: het aantal diploma's beroepsonderwijs dat landelijk is uitgereikt in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar bij opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c tot en met f, van de wet, en

LMD: het landelijk deel ten behoeve van de maatstaf diploma's beroepsonderwijs, zoals dat voor het desbetreffende jaar is vastgesteld op grond van artikel 2.2.1, tweede lid, onder b.

Artikel 2.2.5. Berekening rijksbijdragedeel voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten

Onze Minister berekent het rijksbijdragedeel voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.2, vierde lid, van de wet, voor een kalenderjaar door het landelijk beschikbare budget ten behoeve van voorbereidende en ondersteunende activiteiten, zoals dat voor dat kalenderjaar is vastgesteld op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, over de instellingen te verdelen naar rato van het aantal deelnemers per instelling, voor zover deze deelnemers voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. zij waren op 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar ingeschreven aan de desbetreffende instelling voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a of b, van de wet, en waren tevens

  • b. niet in het bezit van:

    • 1°. een diploma lager beroepsonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs, tenzij dat diploma is verkregen op grond van een eindexamen waarbij een of meer vakken op A-niveau of vier of meer vakken op B-niveau zijn geëxamineerd,

    • 2°. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs,

    • 3°. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, of

    • 4°. een diploma beroepsonderwijs van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met f, van de wet.

Artikel 2.2.6. Aangepaste berekening bij fusie van instellingen en splitsing van werkzaamheden

In geval van fusie van instellingen of indien vanwege afspraken tussen instellingen over de verzorging van beroepsopleidingen, bepaalde gegevens als bedoeld in de artikelen 2.2.3, eerste lid, 2.2.4 of 2.2.5, anders moeten worden toegerekend, geeft Onze Minister op overeenkomstige wijze toepassing aan die bepalingen. Afspraken als bedoeld in de eerste volzin blijken uit een door het bevoegd gezag, in voorkomend geval tezamen met andere betrokken bevoegde gezagsorganen, aan Onze Minister overgelegde en ondertekende verklaring dienaangaande.

Paragraaf 3. Voorbereidend beroepsonderwijs aan agrarische opleidingscentra

Artikel 2.3.1. Uitzondering toepassing bekostigingsbepalingen Wet educatie en beroepsonderwijs en Wet op het voortgezet onderwijs op voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd aan agrarische opleidingscentra

Artikel 2.3.2. Berekening rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs

  • 1 Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor een agrarisch opleidingscentrum voor de exploitatiekosten voor het voorbereidend beroepsonderwijs dat ten behoeve van deze berekening is onderverdeeld in beroepsonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs, volgens de formule:

    {Liv x PLiv} + {Lil x PLil}

    In deze formule wordt verstaan onder:

    Liv: het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar aan het desbetreffende agrarisch opleidingscentrum staat ingeschreven voor het beroepsonderwijs,

    Lil: het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende jaar aan het desbetreffende agrarisch opleidingscentrum staat ingeschreven voor het leerwegondersteunend onderwijs,

    PLiv: de op grond van het tweede lid voor het desbetreffende kalenderjaar toegekende prijs per leerling beroepsonderwijs, en

    PLil: de op grond van het tweede lid voor het desbetreffende kalenderjaar toegekende prijs per leerling leerwegondersteunend onderwijs.

  • 2 Jaarlijks voor 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld, worden bij ministeriële regeling de prijzen per leerling vastgesteld.

Paragraaf 4. Huisvesting

Artikel 2.4.1. Berekening rijksbijdrage huisvestingskosten voor instellingen

  • 1 Onze Minister verdeelt het op grond van artikel 2.1.3 voor een kalenderjaar vastgestelde landelijk beschikbare budget voor de huisvestingskosten voor het beroepsonderwijs over de instellingen naar rato van de voor dat kalenderjaar op grond van artikel 2.2.2 berekende rijksbijdrage voor exploitatiekosten per instelling.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het voorbereidend beroepsonderwijs.

  • 4 De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Paragraaf 5. Vermindering rijksbijdrage in verband met kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid

Artikel 2.5.1. Begripsbepalingen paragraaf 5

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 61, datum inwerkingtreding 21-02-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

De zinsnede "b. uitkering: een werkloosheidsuitkering of een suppletie inzake arbeidsongeschiktheid".

Artikel 2.5.2. Vermindering rijksbijdrage

  • 1 Onze Minister brengt op de rijksbijdrage voor een instelling voor een kalenderjaar een bedrag in mindering volgens de volgende formule:

    PI

    ------ x (A + B + C)

    PL

    In deze formule wordt verstaan onder

    PI: de rijksbijdrage voor de desbetreffende instelling voor de exploitatiekosten zoals vastgesteld op grond van:

    PL: de som van de rijksbijdragen van de instellingen voor de exploitatiekosten zoals vastgesteld op grond van de bij PI vermelde grondslagen;

    A: de kosten van de uitkeringen in het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar van gewezen personeel van de instellingen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd voor 1 augustus 1995;

    B: de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar van gewezen personeel van de instellingen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd in de periode tussen 31 juli 1995 en 1 augustus 1998 en waarvoor de rechtspersoon, bedoeld in artikel 4.4.2 van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, heeft ingestemd op grond van artikel 2.5.8, derde lid, van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, met het ten laste van bedoelde rechtspersoon brengen van de kosten van deze uitkeringen, en

    C: 40% van de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van de instellingen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 1998.

  • 2 Onze Minister brengt vervolgens op de rijksbijdrage van een instelling voor het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar in mindering:

    • a. de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van de desbetreffende instelling, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd in de periode tussen 31 juli 1995 en 1 augustus 1998 en waarvoor de rechtspersoon, bedoeld in artikel 4.4.2 van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, niet heeft ingestemd op grond van artikel 2.5.8, derde lid, van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, met het ten laste van bedoelde rechtspersoon brengen van de kosten van deze uitkeringen, en

    • b. 60% van de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van de desbetreffende instelling, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 1998.

  • 3 De uitkomsten van de in het eerste en tweede lid bedoelde berekeningen worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.

Artikel 2.5.3. Voorlopige inhouding; definitieve vaststelling

  • 1 Onze Minister gaat gedurende het kalenderjaar waarop de verminderingen op de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.5.2, eerste lid, betrekking hebben, per maand over tot een voorlopige inhouding op de rijksbijdrage.

  • 2 De definitieve vaststelling van de verminderingen, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in maart of zoveel eerder als mogelijk is, volgend op het desbetreffende jaar.

Hoofdstuk 3. Rijksbijdrage educatie en huisvesting opleidingen VAVO

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 3.1. Begripsbepaling hoofdstuk 3

In dit hoofdstuk wordt onder volwassen inwoner verstaan, een persoon van 18 jaren of ouder die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij een gemeente is ingeschreven.

Paragraaf 2. De rijksbijdrage educatie

Artikel 3.2.1. Vaststelling omvang landelijk beschikbare budget educatie

Binnen het raam van de door de begrotingswetgever voor het desbetreffende kalenderjaar beschikbaar gestelde middelen, stelt Onze Minister jaarlijks de omvang vast van het landelijk beschikbare budget voor de educatie, bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet.

Artikel 3.2.2. Berekeningsmaatstaven educatie

  • 1 De in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet bedoelde rijksbijdrage educatie wordt door Onze Minister berekend op grond van:

    • a. het door het Centraal Bureau voor de Statistiek op verzoek van Onze Minister berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld,

    • b. het door het Centraal Bureau voor de Statistiek op verzoek van Onze Minister berekende gemiddelde percentage volwassen inwoners van de gemeente met een opleiding op ten hoogste het niveau van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs over het zevende tot en met tweede jaar voorafgaande aan het jaar van de rijksbijdrage, vermenigvuldigd met het onder a bedoelde aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld, en

    • c. het door het Centraal Bureau voor de Statistiek op verzoek van Onze Minister berekende aantal volwassen inwoners van de gemeente op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld, waarvoor geldt dat beide ouders of de volwassen inwoner zelf en 1 ouder geboren zijn in een land dat niet is opgenomen in bijlage 1c bij dit besluit.

  • 2 Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie wordt de rijksbijdrage die op grond van het eerste lid is berekend voor een gemeente die geheel of gedeeltelijk opgaat in 1 of meer andere gemeenten, vanaf de datum van herindeling aan de gemeenten toegerekend naar rato van het aantal inwoners dat in de desbetreffende gemeente blijft onderscheidenlijk naar de desbetreffende gemeente overgaat.

  • 3 De in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet bedoelde rijksbijdrage educatie kan met inachtneming van het eerste en tweede lid worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 3.2.3. Toerekening landelijk beschikbare budget aan berekeningsmaatstaven educatie

Onze Minister berekent de in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet bedoelde rijksbijdrage educatie voor 15% aan hand van de maatstaf, bedoeld in artikel 3.2.2, eerste lid, onderdeel a, voor 45% aan de hand van de maatstaf, bedoeld in artikel 3.2.2, eerste lid, onderdeel b, en voor 40% aan de hand van de maatstaf, bedoeld in artikel 3.2.2, eerste lid, onderdeel c.

Paragraaf 3. Rijksbijdrage voor huisvestingskosten vavo

Artikel 3.3.1. Berekening rijksbijdrage huisvestingskosten vavo

  • 2 De in het eerste lid bedoelde rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Hoofdstuk 4. Bekostiging landelijke organen

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1. Reikwijdte hoofdstuk 4

  • 1 De paragrafen 1 tot en met 3 zijn van toepassing op de landelijke organen als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet, met uitzondering van het landelijk orgaan op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving voor zover niet anders is bepaald.

  • 2 Paragraaf 4 is van toepassing op het landelijk orgaan op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving.

  • 3 Paragraaf 5 is van toepassing op alle landelijke organen.

Artikel 4.1.2. Begripsbepalingen hoofdstuk 4

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel 4.1.3. Componenten rijksbijdrage landelijke organen

De rijksbijdrage omvat:

  • a. een bedrag voor exploitatiekosten, berekend volgens paragraaf 2, daaronder mede begrepen een bedrag in verband met kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, en

  • b. een bedrag voor huisvestingskosten, berekend volgens paragraaf 3.

Artikel 4.1.4. Vaststelling omvang landelijk beschikbare budgetten landelijke organen

Binnen het raam van de door de begrotingswetgever voor het desbetreffende kalenderjaar beschikbaar gestelde middelen, stelt Onze Minister jaarlijks de omvang vast van de landelijk beschikbare budgetten voor de exploitatiekosten en voor de huisvestingskosten van de landelijke organen.

Paragraaf 2. Exploitatiekosten

Artikel 4.2.1. Berekeningsmaatstaven rijksbijdrage exploitatiekosten landelijke organen

Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten voor een landelijk orgaan voor:

Artikel 4.2.2. Verdeling landelijk beschikbaar budget voor exploitatiekosten landelijke organen

Het landelijk beschikbare budget voor de exploitatiekosten van de landelijke organen wordt verdeeld als volgt:

  • a. 20% wordt toegerekend aan het landelijk deel ten behoeve van de maatstaf opleidingen,

  • b. 60% wordt toegerekend aan het landelijk deel ten behoeve van de maatstaven bpv-plaatsen in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg, en

  • c. 20% wordt toegerekend aan het landelijk deel ten behoeve van de maatstaven leerbedrijven in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg.

Artikel 4.2.3. Berekening rijksbijdrage voor exploitatiekosten landelijke organen

  • 1 Onze Minister berekent voor een landelijk orgaan de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten door bij elkaar op te tellen:

    • a. het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaf opleidingen,

    • b. het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaven bpv-plaatsen in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg, en

    • c. het rijksbijdragedeel op grond van de maatstaven leerbedrijven in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg,

      zoals deze delen voor het desbetreffende kalenderjaar voor het landelijk orgaan worden berekend op grond van respectievelijk de artikelen 4.2.4 en 4.2.5, 4.2.6, 4.2.7 en 4.2.8.

  • 2 Het aandeel van de op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage voor de exploitatiekosten van het landelijk orgaan in het desbetreffende landelijk beschikbare budget wordt uitgedrukt in een percentage van dat budget.

  • 3 De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 4.2.4. Berekening rijksbijdragedeel exploitatiekosten landelijke organen volgens maatstaf opleidingen

  • 1 Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten voor het landelijk orgaan voor zover het betreft het gedeelte van het landelijk beschikbare budget dat is toegerekend aan de maatstaf opleidingen, door:

    • a. voor elke opleiding waarvoor het landelijk orgaan de eindtermen heeft voorgesteld, en voor zover deze eindtermen op 1 augustus voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt berekend, zijn vermeld in het Centraal register, het aantal studiebelastingsuren dat is vastgesteld als onderdeel van de eindtermen voor die opleiding te delen door 1600, dit aantal af te ronden op een half naar boven, en het totaal te vermenigvuldigen met

    • b. het aantal in het Centraal register opgenomen deelkwalificaties van de onder a bedoelde opleidingen, met dien verstande dat een deelkwalificatie slechts eenmaal meetelt, en de uitkomst te delen door

    • c. het totaal van de in het Centraal register opgenomen deelkwalificaties van de onder a bedoelde opleidingen, zonder de beperking in onderdeel b.

  • 2 De berekening volgens het eerste lid leidt tot een aantal punten voor het landelijk orgaan, rekenkundig afgerond op een half. Onze Minister verdeelt het in het eerste lid bedoelde gedeelte van het landelijk beschikbare budget over de landelijke organen naar rato van het aantal punten van elk landelijk orgaan.

Artikel 4.2.5. Bpv-plaats; normatieve bpv-plaats

  • 1 Voor de toepassing van artikel 4.2.6 wordt onder een bpv-plaats verstaan, een beroepspraktijkvormingsplaats waarvoor een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8, tweede lid, van de wet, is gesloten op grond waarvan een leerbedrijf verplicht is in het tweede studiejaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft, beroepspraktijkvorming te verzorgen.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 4.2.6 wordt uitgegaan van een aantal normatieve bpv-plaatsen per landelijk orgaan per leerweg. Dat aantal wordt berekend door:

    • a. bij elkaar op te tellen de aantallen uren beroepspraktijkvorming van alle bpv-plaatsen in die leerweg in het studiejaar, bedoeld in het eerste lid, voor zover het betreft opleidingen waarvoor dat landelijk orgaan de eindtermen heeft voorgesteld, en

    • b. dat totale aantal te delen door 960 uren.

Artikel 4.2.6. Berekening rijksbijdragedeel exploitatiekosten landelijke organen volgens maatstaven normatieve bpv-plaatsen

  • 1 Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten voor het landelijk orgaan voor zover het betreft het gedeelte van het landelijk beschikbare budget dat is toegerekend aan de maatstaven bpv-plaatsen in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg, op de wijze als bepaald in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 Met betrekking tot het voorlaatste studiejaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft, worden vastgesteld:

    • a. het landelijk aantal normatieve bpv-plaatsen in de beroepsbegeleidende leerweg,

    • b. het landelijk aantal normatieve bpv-plaatsen in de beroepsopleidende leerweg,

    • c. voor elk landelijk orgaan, het aantal normatieve bpv-plaatsen in de beroepsbegeleidende leerweg, en

    • d. voor elk landelijk orgaan, het aantal normatieve bpv-plaatsen in de beroepsopleidende leerweg.

  • 3 De op grond van het tweede lid, aanhef en onder a en b, vastgestelde landelijke aantallen worden vermenigvuldigd met respectievelijk 0,00433 en 0,00414, de uitkomsten worden bij elkaar opgeteld en het procentuele aandeel van elk landelijk aantal in dat totale aantal wordt vastgesteld.

  • 4 Van het in het eerste lid bedoelde gedeelte van het landelijk beschikbare budget wordt het bedrag vastgesteld voor elk landelijk aantal, overeenkomstig het in het derde lid bedoelde percentage. Dat bedrag wordt over de landelijke organen verdeeld naar rato van de voor elk landelijk orgaan op grond van het tweede lid, aanhef en onder c en d, vastgestelde aantallen.

Artikel 4.2.7. Berekening rijksbijdragedeel exploitatiekosten landelijke organen volgens maatstaven leerbedrijven

  • 1 Onze Minister berekent de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten voor het landelijk orgaan voor zover het betreft het gedeelte van het landelijk beschikbare budget dat is toegerekend aan de maatstaven leerbedrijven in de beroepsbegeleidende leerweg en in de beroepsopleidende leerweg, op de wijze als bepaald in het tweede tot en met het vijfde lid.

  • 2 Ten aanzien van de drie studiejaren die voorafgaan aan het jaar waarin de rijksbijdrage wordt vastgesteld, wordt een derde gedeelte bepaald van:

    • a. het landelijk aantal leerbedrijven dat de beroepspraktijkvorming in de beroepsbegeleidende leerweg in die studiejaren verzorgt;

    • b. het landelijk aantal leerbedrijven dat de beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg in die studiejaren verzorgt;

    • c. voor elk landelijk orgaan, het aantal leerbedrijven dat de beroepspraktijkvorming in de beroepsbegeleidende leerweg in die studiejaren verzorgt;

    • d. voor elk landelijk orgaan, het aantal leerbedrijven dat de beroepspraktijkvorming in de beroepsopleidende leerweg in die studiejaren verzorgt.

  • 3 Een leerbedrijf telt slechts eenmaal mee in de aantallen, bedoeld in het tweede lid, onder c en d.

  • 4 De op grond van het tweede lid, onder a en b, vastgestelde landelijke aantallen worden vermenigvuldigd met respectievelijk 0,00314 en 0,0018, de beide uitkomsten worden bij elkaar opgeteld en het procentuele aandeel van elk landelijk aantal in dat totale aantal wordt vastgesteld.

  • 5 Van het landelijk beschikbare budget voor de exploitatiekosten wordt het bedrag vastgesteld voor elk landelijke aantal, overeenkomstig het in het vierde lid bedoelde percentage. Dat bedrag wordt over de landelijke organen verdeeld naar rato van de voor elk landelijk orgaan op grond van het tweede lid, aanhef en onder c en d, vastgestelde aantallen.

Artikel 4.2.8. Voorwaarden meetellen leerbedrijven in berekeningsmaatstaven rijksbijdrage

  • 1 Bij de vaststellingen, bedoeld in artikel 4.2.7, tweede lid, betrekt Onze Minister uitsluitend de leerbedrijven:

    • a. die zijn aangeduid met de code leerbedrijf, bedoeld in bijlage 3 bij dit besluit, en

    • b. waar op enig moment in het studiejaar dat direct voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de rijksbijdrage wordt vastgesteld, ten minste één deelnemer daadwerkelijk de opleiding in de praktijk van het beroep, bedoeld in artikel 7.2.8, eerste lid, van de wet, volgt op de grondslag van een overeenkomst als bedoeld in het tweede lid van dat artikel.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, stelt het landelijk orgaan de betrokken instellingen in kennis van de in het eerste lid onder a bedoelde codes van de leerbedrijven, en stelt het de instellingen tijdig in kennis van wijzigingen daarin. De in de eerste volzin bedoelde instellingen zijn instellingen als bedoeld in artikel 1.3.1 of 1.4.1 van de wet, een in artikel 12.3.8 van de wet genoemd instituut of een in artikel 12.3.9 van de wet genoemde hogeschool.

Paragraaf 3. Huisvesting

Artikel 4.3.1. Berekening rijksbijdrage huisvestingskosten landelijke organen

  • 1 Onze Minister stelt het bedrag voor huisvestingskosten voor elk landelijk orgaan vast overeenkomstig het percentage dat op grond van artikel 4.2.3, tweede lid, voor dat landelijk orgaan is vastgesteld, met dien verstande dat aanpassingen als bedoeld in het derde lid van dat artikel daarbij buiten beschouwing blijven.

  • 2 De op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Paragraaf 4. Exploitatie en huisvesting landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

Artikel 4.4.1. Componenten rijksbijdrage landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

De rijksbijdrage omvat:

  • a. een bedrag voor exploitatiekosten, berekend volgens deze paragraaf, daaronder mede begrepen een bedrag in verband met kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid, en

  • b. een bedrag voor huisvestingskosten, berekend volgens deze paragraaf.

Artikel 4.4.2. Vaststelling omvang landelijk beschikbaar budget voor landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

Binnen het raam van de door de begrotingswetgever voor het desbetreffende begrotingsjaar beschikbaar gestelde middelen, stelt Onze Minister jaarlijks het landelijk beschikbare budget vast voor de exploitatiekosten en voor de huisvestingskosten van het landelijk orgaan op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving.

Artikel 4.4.3. Berekeningsmaatstaven rijksbijdrage landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

Onze Minister berekent de rijksbijdrage afzonderlijk voor:

Artikel 4.4.4. Verdeling landelijk beschikbare budget exploitatiekosten landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

Van het landelijk beschikbare budget voor de exploitatiekosten van het landelijk orgaan wordt:

  • a. 20% toegerekend aan de taken, bedoeld in artikel 4.4.3, onder a, met dien verstande dat 10% van het desbetreffende deel van het landelijk beschikbare budget betrekking heeft op strategische expertise-ontwikkeling,

  • b. 60% toegerekend aan de taken, bedoeld in artikel 4.4.3, onder b, en

  • c. 20% toegerekend aan de taken, bedoeld in artikel 4.4.3, onder c.

Artikel 4.4.5. Vaststelling hoogte rijksbijdrage exploitatiekosten landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

  • 1 Onze Minister berekent de totale rijksbijdrage voor de exploitatiekosten van het landelijk orgaan door de middelen bij elkaar op te tellen die voor het landelijk orgaan zijn berekend op grond van de artikelen 4.4.3 en 4.4.4.

  • 2 De op grond van het eerste lid vastgestelde rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 4.4.6. Rijksbijdrage huisvestingskosten landelijk orgaan op gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

  • 1 Onze Minister stelt het bedrag voor huisvestingskosten voor het landelijk orgaan vast.

  • 2 De op grond van het eerste lid vastgestelde rijksbijdrage kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Paragraaf 5. Vermindering rijksbijdrage in verband met kosten van werkloosheidsuitkeringen en suppleties inzake arbeidsongeschiktheid

Artikel 4.5.1. Begripsbepalingen paragraaf 5

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In deze paragraaf wordt onder uitkering verstaan, een werkloosheidsuitkering als bedoeld in de hoofdstukken I en II van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel of een suppletie inzake arbeidsongeschiktheid als bedoeld in hoofdstuk 3 van het tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, voortvloeiend uit een dienstbetrekking aan een landelijk orgaan.

Terugwerkende kracht

Stb. 2003, 61, datum inwerkingtreding 21-02-2003, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.

Zinsdeel "of een suppletie inzake arbeidsongeschiktheid".

Artikel 4.5.2. Vermindering rijksbijdrage

  • 1 Het in artikel 2.4.1, tweede lid, van de wet bedoelde bedrag dat Onze Minister in verband met uitkeringen in mindering brengt op de rijksbijdrage voor een kalenderjaar, wordt berekend volgens het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen berekent voor elk landelijk orgaan, daaronder mede begrepen het landelijk orgaan op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar het relatieve aandeel van de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten in het totaal van deze rijksbijdragen zoals berekend volgens paragraaf 2 en paragraaf 4 voor zover het betreft de exploitatiekosten.

  • 3 Onze Minister brengt op de rijksbijdrage voor een kalenderjaar een bedrag in mindering, berekend met de volgende formule:

    RALO x (A + B + C)

    In deze formule wordt verstaan onder:

    RALO: het in het tweede lid bedoelde relatieve aandeel;

    A: de kosten van de uitkeringen in het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar voor gewezen personeel van de in het tweede lid bedoelde landelijke organen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd voor 1 augustus 1995;

    B: de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van de in het tweede lid bedoelde landelijke organen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd in de periode tussen 31 juli 1995 en 1 augustus 1998 en waarvoor de rechtspersoon, bedoeld in artikel 4.4.2 van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, heeft ingestemd op grond van artikel 2.5.8, derde lid, van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, met het ten laste van bedoelde rechtspersoon brengen van de kosten van deze uitkeringen;

    C: 65% van de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van de in het tweede lid bedoelde landelijke organen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 1998.

  • 4 Onze Minister brengt vervolgens op de rijksbijdrage voor het landelijk orgaan voor de exploitatiekosten en de huisvestingskosten gezamenlijk, voor het in het eerste lid bedoelde kalenderjaar in mindering:

    • a. de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van dat landelijk orgaan, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd in de periode tussen 31 juli 1995 en 1 augustus 1998 en waarvoor de rechtspersoon, bedoeld in artikel 4.4.2 van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, niet heeft ingestemd op grond van artikel 2.5.8, derde lid, van de wet zoals luidend op 31 juli 1998, met het ten laste van bedoelde rechtspersoon brengen van de kosten van deze uitkeringen, en

    • b. 35% van de kosten van de uitkeringen in dat kalenderjaar voor gewezen personeel van dat landelijk orgaan, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 1998.

  • 5 De uitkomsten van de in het derde en vierde lid bedoelde berekeningen worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.

Artikel 4.5.3. Voorlopige inhouding; definitieve vaststelling

  • 1 Onze Minister gaat gedurende het kalenderjaar waarop de verminderingen van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, betrekking hebben, per maand over tot een voorlopige inhouding op de rijksbijdrage.

  • 2 De definitieve vaststelling van de verminderingen, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in maart of zoveel eerder als mogelijk is, volgend op het kalenderjaar.

  • 3 De definitieve vaststelling van de verminderingen betrekking hebbend op het kalenderjaar 2001 vindt plaats in euro's door de bedragen van de vermindering te delen door 2.20371.

Hoofdstuk 5. Informatie

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 5.1.1. Reikwijdte hoofdstuk 5

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op:

Artikel 5.1.2. Begripsbepalingen hoofdstuk 5

In dit hoofdstuk wordt onder gegevenswoordenboek verstaan, de opsomming van een door het bevoegd gezag van een instelling, een gemeentebestuur of het bestuur van een landelijk orgaan te verzamelen gegevens, bedoeld in artikel 5.2.1.

Paragraaf 2. Ordening en wijze van beschikbaarstelling gegevens

Artikel 5.2.1. Ordening gegevens

  • 4 De gegevens, bedoeld in het eerste en derde lid, die betrekking hebben op de bekostiging, zijn in het desbetreffende gegevenswoordenboek als zodanig aangeduid.

Artikel 5.2.2. Wijze van beschikbaarstelling gegevens

Op verzoek van Onze Minister stelt het bevoegd gezag van een instelling, het gemeentebestuur dan wel het bestuur van een landelijk orgaan gegevens aan hem ter beschikking, die door de instelling, de gemeente of het landelijk orgaan op grond van artikel 5.2.1 zijn verzameld. De beschikbaarstelling geschiedt overeenkomstig de formulieren die op het beroepsonderwijs, de educatie respectievelijk de werkzaamheden van het landelijk orgaan van toepassing zijn, zoals die zijn opgenomen in bijlage 4, bijlage 5, respectievelijk bijlage 6 bij dit besluit. De beschikbaarstelling kan zowel schriftelijk als langs elektronische weg geschieden. In voorkomende gevallen kan Onze Minister bij het verzoek om beschikbaarstelling reeds bij hem bekende gegevens opnemen.

Artikel 5.2.3. Aanvulling gegevensvraag over bekostiging

Bij ministeriële regeling kan in bijzondere gevallen een aanvullende vragenlijst ten aanzien van bekostiging worden vastgesteld ter beantwoording door het bevoegd gezag van een instelling.

Artikel 5.2.4. Bewaarplicht gegevens

  • 1 Het bevoegd gezag van een instelling, het gemeentebestuur en het bestuur van een landelijk orgaan bewaren de boeken, bescheiden en informatie op andere informatiedragers die verband houden met de toepassing van dit hoofdstuk voor zover het betreft gegevens ten behoeve van het door Onze Minister te voeren beleid ten aanzien van het beroepsonderwijs, van de educatie en van de landelijke organen, gedurende ten minste vijf jaren.

  • 2 Het bevoegd gezag van een instelling, het gemeentebestuur en het bestuur van een landelijk orgaan bewaren de gegevens die verband houden met de toepassing van dit hoofdstuk op zodanige wijze dat daaruit de voor de vaststelling van de geaggregeerde gegevens van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en invoeringsbepalingen

Paragraaf 1. Beroepsonderwijs

Artikel 6.1.1. Overgangsbepaling bestaande opleidingen; opleidingen in afbouw

  • 1 Bij ministeriële regeling kan worden voorgeschreven, welke gegevens Onze Minister in afwijking van artikel 2.2.4 hanteert voor de bekostiging voor de jaren 2000 en 2001 voor zover nog niet kan worden beschikt over de in dat artikel voorgeschreven gegevens. De vervangende gegevens komen zoveel mogelijk overeen met de voorgeschreven gegevens.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan worden voorgeschreven, welke gegevens Onze Minister in afwijking van artikel 2.2.5 hanteert voor de bekostiging voor zover nog niet kan worden beschikt over de in dat artikel, onder b, voorgeschreven gegevens. De vervangende gegevens komen zoveel mogelijk overeen met de voorgeschreven gegevens.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld:

    • a. in afwijking van artikel 2.2.3, eerste lid, onder Pi: welke prijsfactor wordt toegekend aan opleidingen die op de dag voor de eerste toepassing van artikel 2.2.3 zijn opgenomen in het Centraal register,

    • b. in afwijking van artikel 2.2.3, eerste lid, onder Pi respectievelijk DFi: welke prijsfactor respectievelijk welke deeltijdfactor:

      • 1°. tot uiterlijk 1 januari 1999 voor deelnemers aan 2-jarige opleidingen beroepsbegeleidend onderwijs en voor voltijdse deelnemers aan 2-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 2°. tot uiterlijk 1 januari 2000 voor deeltijdse deelnemers aan 2-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 3°. tot uiterlijk 1 januari 2000 voor deelnemers aan 3-jarige opleidingen beroepsbegeleidend onderwijs en voor voltijdse deelnemers aan 3-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 4°. tot uiterlijk 1 januari 2001 voor deeltijdse deelnemers aan 3-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 5°. tot uiterlijk 1 januari 2001 voor deelnemers aan 4-jarige opleidingen beroepsbegeleidend onderwijs en voor voltijdse deelnemers aan 4-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs, en

      • 6°. tot uiterlijk 1 januari 2002 voor deeltijdse deelnemers aan 4-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      wordt toegekend aan opleidingen waarvan de opleidingen zoals vermeld in het overzicht, bedoeld in artikel 12.3.17, eerste lid, van de wet, een voortzetting vormen.

    • c. in afwijking van artikel 2.2.3, eerste lid, onder Pi respectievelijk DFi: welke prijsfactor respectievelijk welke deeltijdfactor:

      • 1°. tot uiterlijk 1 januari 1999 voor deelnemers aan 2-jarige opleidingen beroepsbegeleidend onderwijs en voor voltijdse deelnemers aan 2-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 2°. tot uiterlijk 1 januari 2000 voor deeltijdse deelnemers aan 2-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 3°. tot uiterlijk 1 januari 2000 voor deelnemers aan 3-jarige opleidingen beroepsbegeleidend onderwijs en voor voltijdse deelnemers aan 3-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 4°. tot uiterlijk 1 januari 2001 voor deeltijdse deelnemers aan 3-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      • 5°. tot uiterlijk 1 januari 2001 voor voltijdse deelnemers aan 4-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs, en

      • 6°. tot uiterlijk 1 januari 2002 voor deeltijdse deelnemers aan 4-jarige opleidingen middelbaar beroepsonderwijs,

      wordt toegekend aan bekostigde opleidingen die niet vallen onder a of b en die in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan de eerste toepassing van artikel 2.2.3 werden verzorgd aan de instellingen, en

    • d. welk niveau wordt toegekend aan een opleiding als bedoeld onder b of c met het oog op de toepassing van artikel 2.2.4, en voor zover van toepassing, welk niveau wordt toegekend aan een opleiding als bedoeld onder b of c, met het oog op de toepassing van artikel 2.2.5.

Artikel 6.1.2. Afwijking risicodeelnemers

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2.2.3, eerste lid, DDi, voor het kalenderjaar 2000 worden onder deelnemers in de beroepsbegeleidende leerweg van opleidingen als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a en b, van de wet, ook verstaan, deelnemers als bedoeld in artikel 5, derde, vierde en vijfde lid, van de Overgangsregeling bekostiging beroepsonderwijs WEB tot 2000 zoals luidend op 1 augustus 1998.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de kalenderjaren 2001 en 2002, met dien verstande dat in genoemd artikel 5, derde, vierde en vijfde lid, voor «1998» telkens wordt gelezen «1999» respectievelijk «2000» en voor «1999» telkens «2000» respectievelijk «2001».

Artikel 6.1.3. Overgangsbepaling huisvestingskosten in verband met decentralisatie huisvesting

  • 1 Indien de op grond van artikel 2.4.1, eerste lid, voor een instelling, niet zijnde een agrarisch opleidingscentrum, vastgestelde rijksbijdrage ten behoeve van de huisvestingskosten voor een kalenderjaar van de desbetreffende instelling, vermeerderd met het gedeelte van de rijksbijdrage, berekend op grond van artikel 2.4.1, tweede lid, minder bedraagt dan het op grond van artikel 3, alsmede in voorkomende gevallen op grond van artikel 8 van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector 1999 voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde bedrag voor de desbetreffende instelling, ontvangt de instelling voor het desbetreffende kalenderjaar een aanvulling tot dat bedrag.

  • 2 Indien de op grond van artikel 2.4.1, eerste lid, voor een agrarisch opleidingscentrum vastgestelde rijksbijdrage ten behoeve van de huisvestingskosten voor een kalenderjaar van de desbetreffende instelling, vermeerderd met het gedeelte van de rijksbijdrage, berekend op grond van artikel 2.4.1, derde lid, minder bedraagt dan het op grond van artikel 4, alsmede in voorkomende gevallen op grond van artikel 7 van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde bedrag voor de desbetreffende instelling, ontvangt de instelling voor het desbetreffende kalenderjaar een aanvulling tot dat bedrag.

Artikel 6.1.4. Overgangsbepaling exploitatiekosten en huisvestingskosten

  • 1 In afwijking van de artikelen 2.2.2, 2.4.1 en 6.1.3 wordt de rijksbijdrage voor het kalenderjaar 2000 van een instelling waarbij het verschil tussen B.2000 en het B.1999 negatief onderscheidenlijk positief is, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd overeenkomstig het tweede, derde en vierde lid. Van een negatief verschil is sprake indien de uitkomst van B.2000 lager is dan die van B.1999. Van een positief verschil is sprake indien de uitkomst van B.2000 hoger is dan die van B.1999. In de eerste en tweede volzin wordt verstaan onder:

    • B.2000: de som van de delen van de rijksbijdrage die op prijspeil 1999 voor de desbetreffende instelling worden vastgesteld voor het kalenderjaar 2000 ten behoeve van de exploitatiekosten respectievelijk de huisvestingskosten voor het beroepsonderwijs op grond van de artikelen 2.2.2 respectievelijk 2.4.1 en 6.1.3, eerste lid, met uitzondering van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 8 van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector 1999 en in artikel 7 van het Regeling bekostiging huisvesting bve-sector, en met uitzondering van de delen van de rijksbijdrage, bedoeld in de artikelen 2.2.2, 2.4.1 en 6.1.1 die zijn vastgesteld voor in artikel 2.2.3, tweede lid, onderdeel b, bedoelde opleidingen waarvoor een deeltijdfactor van 0,8 geldt, en

    • B.1999: de som van de delen van de rijksbijdrage die op prijspeil 1999 voor de desbetreffende instelling worden vastgesteld voor het kalenderjaar 1999 ten behoeve van het beroepsonderwijs voor:

      • a. personeel, materieel, nascholing en studie- en beroepskeuzevoorlichting, op grond van de Overgangsregeling bekostiging beroepsonderwijs WEB tot 2000 dan wel in geval van een agrarisch opleidingscentrum, de Regeling bekostiging agrarische opleidingscentra tot 2000, alsmede

      • b. huisvesting, op grond van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector, voor zover het betreft agrarische opleidingscentra, dan wel de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector 1999, met uitzondering van de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten voor opleidingen vavo, als bedoeld in artikel 3.3.1.

    Bij de berekening van B.1999 blijven buiten beschouwing de aanvullende bedragen, toegekend op grond van de paragrafen 3, 4a, 5a, 5d, 5e, paragraaf 5f voor zover geen betrekking hebbend op beroepsonderwijs, van de Overgangsregeling bekostiging beroepsonderwijs WEB tot 2000, alsmede artikel 8 van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector 1999, dan wel ingeval van een agrarisch opleidingscentrum, artikel 7 van de Regeling bekostiging huisvesting bve-sector.

  • 2 Een instelling met een negatief verschil als bedoeld in het eerste lid, komt in aanmerking voor een verhoging van de rijksbijdrage voor het kalenderjaar 2000 indien het bevoegd gezag binnen acht weken na ontvangst van de bekendmaking van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, van de wet, een plan indient bij Onze Minister dat voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en tevens ten aanzien van het onderliggende feitenmateriaal is voorzien van een verklaring omtrent de aanvaardbaarheid, afgegeven door een door het bevoegd gezag aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3 De verhoging van de rijksbijdrage, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend volgens de formule:

    2,3838 x (B.1999 – B.2000).

  • 4 De verlaging van de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend volgens de volgende formule:

    RbI

    ------- x T

    RbT

    In deze formule wordt verstaan onder:

    RbI: het verschil tussen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, B.2000, en het bedrag, bedoeld in het eerste lid, B.1999,

    RbT: de som van RbI van de instellingen, en

    T: de som van de verhogingen van de rijksbijdrage van de instellingen, zoals deze zijn berekend op grond van het derde lid.

Artikel 6.1.5. Compensatie voor verschillen

Indien het negatieve verschil, bedoeld in artikel 6.1.4, eerste lid, bij een instelling gelijk is aan of meer is dan 8% van B.2000, geldt in plaats van de in artikel 6.1.4, derde lid, genoemde factor 2,3838 de factor 2,5855.

Paragraaf 2. Educatie

Artikel 6.2.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

rijksbijdrage educatie: de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet;

landelijk beschikbare budget: het landelijk beschikbare budget voor de educatie, bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, van de wet;

oude berekening: berekening van de rijksbijdrage educatie voor het jaar 2000 op grond van de Tijdelijke regeling rijksbijdrage educatie zoals luidend op 1 september 1999, toegepast op het landelijk beschikbare budget voor het jaar 2000;

nieuwe berekening: berekening van de rijksbijdrage educatie voor het jaar 2000 op grond van de artikelen 3.2.2 en 3.2.3, toegepast op het landelijk beschikbare budget voor het jaar 2000.

Artikel 6.2.2. Berekening rijksbijdrage educatie in de jaren 2000 tot en met 2003

  • 1 De berekeningsmaatstaven, bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3, worden in de jaren 2000 tot en met 2003 toegepast op het landelijk beschikbare budget, verminderd met een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag. In de ministeriële regeling worden de bedragen van de vermindering voor de jaren 2001, 2002 en 2003 vastgesteld op onderscheidenlijk 75%, 50% en 25% van het bedrag van de vermindering voor het jaar 2000.

  • 2 De op grond van het eerste lid berekende verminderingen van de rijksbijdrage educatie kunnen worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 6.2.3. Verhoging of verlaging rijksbijdrage educatie op grond van overgangsregeling in de jaren 2000 tot en met 2003

  • 1 Indien de rijksbijdrage educatie in het jaar 2000 bij de nieuwe berekening hoger of lager is dan bij de oude berekening, wordt in de jaren 2000 tot en met 2003 de op grond van de artikelen 3.2.2, 3.2.3 en 6.2.2 bepaalde rijksbijdrage educatie verlaagd onderscheidenlijk verhoogd met het verschil tussen de uitkomsten van die beide berekeningen, vermenigvuldigd met A x B/C, waarin:

    A =

    • in het jaar 2000: 4/5,

    • in het jaar 2001: 3/5,

    • in het jaar 2002: 2/5,

    • in het jaar 2003: 1/5;

    B = het landelijk beschikbare budget voor het desbetreffende jaar, verminderd met het op grond van artikel 6.2.2 voor het desbetreffende jaar vastgestelde bedrag en

    C = het landelijk beschikbare budget voor het desbetreffende jaar.

  • 2 Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie worden de op grond van het eerste lid berekende verlagingen of verhogingen van de rijksbijdrage educatie voor een gemeente die geheel of gedeeltelijk opgaat in 1 of meer andere gemeenten vanaf de datum van herindeling aan de gemeenten toegerekend naar rato van het aantal inwoners dat in de desbetreffende gemeente blijft onderscheidenlijk naar de desbetreffende gemeente overgaat.

  • 3 De op grond van het eerste en tweede lid berekende verlagingen of verhogingen van de rijksbijdrage educatie kunnen worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 6.2.4. Bedrag educatie op grond van afwijking in verband met bijzondere omstandigheden in de jaren 2000 tot en met 2003

  • 1 Onze Minister voegt in het jaar 2000 een bedrag toe aan de rijksbijdrage educatie voor een gemeente indien deze rijksbijdrage bij de nieuwe berekening ten minste f 2 000 000,– lager is dan bij de oude berekening.

  • 2 Onze Minister voegt in het jaar 2000 een bedrag toe aan het totaal van de rijksbijdragen educatie in een samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen naar de situatie op 1 januari 1999, indien

    • a. het totaal van de rijksbijdragen educatie voor de gemeenten in dat gebied bij de nieuwe berekening ten minste f 800 000,– lager is dan bij de oude berekening, of

    • b. het totaal van de rijksbijdragen educatie voor de gemeenten in dat gebied bij de nieuwe berekening, gelijk is aan of lager is dan 0,9 x dat totaal bij de oude berekening.

  • 3 De op grond van het eerste of tweede lid toe te voegen bedragen worden bepaald door het op grond van artikel 6.2.2 voor het jaar 2000 vastgestelde bedrag te verdelen over de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, en de samenwerkingsgebieden, bedoeld in het tweede lid. Deze verdeling geschiedt naar rato van de omvang van de verschillen tussen de uitkomsten van de oude en de nieuwe berekening bij die gemeenten onderscheidenlijk bij het totaal van de gemeenten in die gebieden.

  • 4 De op grond van het tweede en derde lid berekende bedragen voor de samenwerkingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, worden door Onze Minister verdeeld over de gemeenten in het desbetreffende gebied die bij de nieuwe berekening een lagere rijksbijdrage educatie zouden ontvangen dan bij de oude berekening. De verdeling vindt plaats naar rato van de omvang van de verschillen tussen de uitkomsten van de oude en de nieuwe berekening bij die gemeenten.

  • 5 Bij de berekeningen, bedoeld in het tweede en vierde lid, en bij de berekening op grond van het derde lid met betrekking tot de gemeenten in de samenwerkingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, worden de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten.

  • 6 In de jaren 2001, 2002 en 2003 voegt Onze Minister aan de rijksbijdragen van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, en de gemeenten, bedoeld in het vierde lid, onderscheidenlijk 75%, 50% en 25% van het bedrag voor het jaar 2000 toe.

  • 7 Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie worden de op grond van het eerste tot en met zesde lid berekende bedragen voor een gemeente die geheel of gedeeltelijk opgaat in 1 of meer andere gemeenten vanaf de datum van herindeling aan de gemeenten toegerekend naar rato van het aantal inwoners dat in de desbetreffende gemeente blijft onderscheidenlijk naar de desbetreffende gemeente overgaat.

  • 8 De op grond van het eerste tot en met zesde lid berekende bedragen kunnen worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 6.2.5

De in deze paragraaf voor de jaren 2002 en 2003 berekende bedragen worden vastgesteld in euro's door de uitkomst van de berekeningen te delen door 2.20371.

Paragraaf 3. Landelijke organen

Artikel 6.3.1. Tijdelijke vervangende gegevens t.b.v. invoering bekostiging landelijke organen

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt voorgeschreven, welke gegevens Onze Minister in afwijking van de artikelen 4.2.4 tot en met 4.2.8 hanteert voor zover nog niet kan worden beschikt over de in die artikelen voorgeschreven gegevens. De vervangende gegevens komen zoveel mogelijk overeen met de voorgeschreven gegevens.

Artikel 6.3.2. Overgangsbekostiging exploitatie kalenderjaar 2000

  • 1 In afwijking van paragraaf 2 van hoofdstuk 4 wordt de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten voor het kalenderjaar 2000 berekend op de som van:

    • a. 25% van de rijksbijdrage die voor het landelijk orgaan voor het kalenderjaar 1997 is berekend op grond van de Regeling bekostiging landelijke organen 1997 zoals luidend op 1 januari 1997, met dien verstande dat de berekening geschiedt op de grondslag van de gegevens die het landelijk orgaan heeft vermeld op het door Onze Minister vastgestelde en door de accountant van het landelijk orgaan gecontroleerde formulier betreffende de telling van de leerovereenkomsten en leerbedrijven 1996/1997, en

    • b. 75% van de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten zoals voor dat landelijk orgaan berekend op grond van paragraaf 2 van hoofdstuk 4 en met inachtneming van artikel 6.3.1.

  • 2 Onze Minister bepaalt het relatieve aandeel van de rijksbijdrage voor de exploitatiekosten van het landelijk orgaan in het totaal van de in het eerste lid, onder b, bedoelde rijksbijdrage. Indien het totaal van de rijksbijdragen, berekend op grond van het eerste lid, minder is dan het bedrag dat voor de exploitatiekosten is opgenomen in de rijksbegroting, voegt Onze Minister het verschil overeenkomstig dat relatieve aandeel toe aan de voor elk landelijk orgaan op grond van het eerste lid berekende rijksbijdrage.

Artikel 6.3.3. Overgangsbekostiging huisvesting kalenderjaren 2000 en 2001

  • 1 In afwijking van paragraaf 3 van hoofdstuk 4 en van artikel 6.3.1 berekent Onze Minister de rijksbijdrage ten behoeve van huisvestingskosten voor een landelijk orgaan voor de kalenderjaren 2000 en 2001 op het totaal van de volgende bedragen, voor zover van toepassing:

    • a. het bedrag van de voor dat landelijk orgaan ten behoeve van het kalenderjaar 1996 vastgestelde vergoeding aan huurpenningen;

    • b. de voor het kalenderjaar 1996 vastgestelde normatieve uitgaven voor rente en aflossing ten gevolge van de schuld die resteert van het op 31 december 1996 nog uitstaande door het Rijk aan dat landelijk orgaan overgedragen leenbedrag ter zake van een investering waarvoor door het Rijk toestemming is verleend;

    • c. de omvang van de voor het kalenderjaar 1996 vastgestelde eigenaarsvergoeding, bedoeld in artikel 5 van de Regeling vaststelling grondslagen bekostiging landelijke organen ingaande 1 mei 1995.

  • 2 Voor een landelijk orgaan waarop het eerste lid niet van toepassing is, berekent Onze Minister de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten op 5 procent van de vergoeding ten behoeve van het kalenderjaar 1995, zoals berekend op grond van de artikelen H.3 tot en met H.8 van het Uitvoeringsbesluit W.C.B.O.

  • 3 De rijksbijdrage voor zover berekend op grond van het eerste lid, onder a, kan worden aangepast in verband met uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen.

Artikel 6.3.4. Correctie rijksbijdrage huisvestingskosten kalenderjaren 2000 en 2001

  • 1 Onze Minister kan, na overleg met de landelijke organen, de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten voor de landelijke organen, voor zover berekend op grond van artikel 6.3.3, eerste lid, onder a, voor het kalenderjaar 2000 of het kalenderjaar 2001 verhogen of verlagen indien de bij ministeriële regeling voor de toepassing van dit lid vastgestelde personele component van de rijksbijdrage voor dat kalenderjaar 20% of meer afwijkt van de vergoeding voor de personele component voor het kalenderjaar 1995, zoals berekend op grond van de artikelen H.3 tot en met H.7 van het Uitvoeringsbesluit W.C.B.O.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde berekening van de afwijking van de vergoeding van de personele component voor het kalenderjaar 1995 blijven algemene salarismaatregelen en andere uit de rijksbegroting voortvloeiende maatregelen buiten beschouwing.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan jaarlijks een correctiefactor worden vastgesteld om de omvang van de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten voor de landelijke organen in enig kalenderjaar, berekend op grond van het eerste lid, af te stemmen op de beschikbare middelen voor de huisvestingskosten voor de landelijke organen in dat kalenderjaar.

Artikel 6.3.5. Vermindering rijksbijdrage kalenderjaren 2000 en 2001

  • 1 In afwijking van artikel 4.5.2, derde lid, wordt voor de berekening van de vermindering van de rijksbijdragen voor de kalenderjaren 2000 en 2001 het onderdeel «(A + B + C)» van de formule «RALO x (A + B + C)» vervangen door «(A + B + C + quotum LOB's)».

  • 2 Onder quotum LOB's als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan, het deel van de kosten van de uitkeringen in het desbetreffende kalenderjaar dat is ontstaan ten gevolge van de invoering van de Regeling bekostiging landelijke organen voor het beroepsonderwijs onder de WEB en dat volgens bij ministeriële regeling te geven voorschriften ten laste wordt gebracht van de landelijke organen gezamenlijk. Onze Minister stelt de landelijke organen in de gelegenheid, hem een voorstel te doen voor het gedeelte dat ten laste van de landelijke organen gezamenlijk dient te worden gebracht.

  • 3 In afwijking van artikel 4.5.2, derde lid, geldt voor de berekening van de vermindering van de rijksbijdragen voor de kalenderjaren 2000 en 2001 in plaats van onderdeel C van de in dat lid genoemde formule:

    C: 65% van de kosten van de uitkeringen in het begrotingsjaar voor gewezen personeel van de landelijke organen, voor zover deze kosten voortvloeien uit een ontslag dat is geëffectueerd op of na 1 augustus 1998 en dat ingevolge bij ministeriële regeling te geven voorschriften niet wordt gerekend tot het quotum LOB's.

  • 4 In afwijking van artikel 4.5.2, vierde lid, onder b, behoren voor de berekening van de vermindering van de rijksbijdragen voor de kalenderjaren 2000 en 2001 tot de daar bedoelde kosten niet die welke op grond van het tweede lid niet worden gerekend tot het quotum LOB's.

Artikel 6.3.6. Overgangsregeling bekostiging huisvesting voor kalenderjaar 2002

  • 1 Indien de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten van een landelijk orgaan zoals voor het kalenderjaar 2002 berekend ingevolge paragraaf 3 van hoofdstuk 4 juncto artikel 6.3.3 lager is dan de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten van dat landelijk orgaan voor het kalenderjaar 2001, wordt in afwijking van paragraaf 3 van hoofdstuk 4 juncto artikel 6.3.3 de rijksbijdrage voor het kalenderjaar 2002 verhoogd met 50% van het verschil.

  • 2 Indien de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten van een landelijk orgaan zoals voor het kalenderjaar 2002 berekend ingevolge paragraaf 3 van hoofdstuk 4 juncto artikel 6.3.3 hoger is dan de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten van dat landelijk orgaan voor het kalenderjaar 2001, wordt in afwijking van paragraaf 3 van hoofdstuk 4 juncto artikel 6.3.3 de rijksbijdrage voor het kalenderjaar 2002 verlaagd met 50% van het verschil.

  • 3 Voor de bepaling van het verschil, bedoeld in in het eerste en tweede lid, wordt de rijksbijdrage voor de huisvestingskosten voor het jaar 2001 omgerekend in euro's door het vastgestelde bedrag te delen door 2,20 371.

Artikel 6.3.7. Evaluatie hoofdstuk 4

Onze Minister evalueert de werking van hoofdstuk 4 na afloop van een periode van 5 jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van dat hoofdstuk.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt, met uitzondering van de hoofdstukken 2, 3, 4, 5 voor zover het betreft de artikelen 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.4, en 6, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2 De hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, paragrafen en artikelen verschillend kan worden vastgesteld. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen dan nadat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in de hoofdstukken 2 en 6, paragraaf 1, dan wel de hoofdstukken 3 en 6, paragraaf 2, dan wel de hoofdstukken 4 en 6, paragraaf 3, van dit besluit geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. De bepalingen vinden voor het eerst toepassing ten aanzien van de rijksbijdragen voor het jaar 2000.

  • 2 De artikelen 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.4 van dit besluit treden in werking 12 maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat de formulieren ten aanzien van de gegevens inzake uitgereikte diploma's niet eerder van toepassing zijn dan over het kalenderjaar 2001 en de overige formulieren niet eerder dan over het studiejaar 2001–2002.

Artikel 7.2. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit WEB.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 augustus 1999

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de tweede september 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage 1. Informatieverzameling instellingen bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

A. Deelnemers

B. Personeel

INHOUDSOPGAVE

1.

INLEIDING

74

2.

BEGRIPSBEPALINGEN EN DEFINITIES

75

3.

GEGEVENSLIJST

76

A.

Deelnemers

76

 

GROEP: Deelnemer

76

 

A1.

Achternaam

76

 

A2.

Voorvoegsels achternaam

76

 

A3.

Voorletters

77

 

A4.

Geboortedatum

77

 

A5.

Geslacht

77

 

A6.

Woonadres

77

 

A7.

Opleiding afgelopen jaar

77

 

A8.

Code Doelgroep

78

   

Gehandicapte

78

   

Nieuwkomer

78

   

Allochtoon

78

   

VOA-deelnemer

79

 

GROEP: Kwalificatie

79

 

A9.

Code Kwalificatie

79

 

A10.

Inschrijfdatum

79

 

A11.

Datum einde inschrijving

80

 

A12.

Hoogste vooropleiding

80

 

A13.

Datum diploma

80

 

GROEP: Leerweg

80

 

A14.

Code leerweg

80

 

A15.

Datum begin leerweg

80

 

A16.

Intensiteit

81

 

A17.

Locatie onderwijs

81

 

GROEP: BPV-plaats

81

 

A18.

Afsluitdatum BPV

81

 

A19a.

Datum begin BPV

81

 

A19b.

Datum einde BPV

82

 

A20.

Code leerbedrijf

82

 

A21.

BPV-omvang

82

B.

Personeel

83

 

GROEP: Persoonskenmerken

83

 

B1.

Geslacht

83

 

B2.

Geboortedatum

83

 

GROEP: Arbeidsovereenkomst

83

 

B3.

Functiecategorie

83

 

B4.

Inschaling

83

 

B5.

Maximum salarisschaal bij functie

84

 

B6.

Salarisgarantie

84

 

B7.

Datum indiensttreding

84

 

B8.

Datum einde dienstverband

84

 

B9.

Soort aanstelling

85

 

B10.

Betrekkingsomvang

85

 

B11.

BAPO-UREN

85

 

B12.

FPU

85

 

B13.

Einde dienstverband

85

1. Inleiding

In dit gegevenswoordenboek staat per gegeven de technische uitwerking, zoals die dient voor de uitwisseling van het gegeven tussen de instellingen en OCenW. Het gaat hierbij om de gegevens zoals die door de scholen worden vastgelegd. Dit betekent niet dat deze gegevens ook zo worden geleverd aan het departement. De manier waarop dat gebeurt wordt bepaald in bijlage 4, Formulieren. Verder betekent dit ook niet dat in alle gevallen de hier gepresenteerde waarden (codes) dienen te worden gebruikt in de eigen administratie. Dat hoeft feitelijk alleen bij de levering. Zo kan de instelling een volledige buitenlandse postcode hanteren, maar die naar de hier beschreven waarden omzetten bij levering.

De gegevens hebben betrekking op opleidingen die geregeld zijn in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Het gaat hierbij niet alleen om gegevens van deelnemers die begonnen zijn met hun opleiding nadat die wet van kracht is geworden: de wet en deze bijlage regelen ook de gegevens van deelnemers die daarvóór zijn ingeschreven, maar hun opleiding nog niet hebben beëindigd. Deze deelnemers en opleidingen worden pre-WEBs genoemd. Een nadere definitie en de opleidingen die hieronder vallen worden gegeven in hoofdstuk 2.

Het gaat in het Uitvoeringsbesluit alléén om opleidingen die voor bekostiging door de overheid in aanmerking komen. Voor de opleidingen die gebaseerd zijn op eerdere wetgeving worden zo veel mogelijk dezelfde gegevens gehanteerd. Afwijkingen zullen in de rubriek «opmerkingen» worden aangegeven. Waar nodig wordt verwezen naar tabellen die zijn opgenomen in de bijlage (bijvoorbeeld opleidingscodes). Sommige gegevens zijn nodig van examendeelnemers (extraneï). Dat zal apart worden aangegeven.

De gegevens staan gegroepeerd volgens een hiërarchische datamodel. Dat is een structuur die aangeeft hoe de gegevens met elkaar samenhangen. Deels blijkt die al uit de inhoudsopgave. Zo horen bij een Beroepspraktijkvormingsplaats (BPV-plaats) een begin-, een einddatum, een omvang en een leerbedrijf. Deze gegevens vormen samen de Groep BPV-plaats. In deze bijlage zal worden aangegeven bij welke Groep elk gegeven hoort. De hiërarchische structuur geeft niet alleen aan tot welke Groep een gegeven hoort, maar ook hoe groepen samenhangen. Bij de deelnemergegevens is het hoogste niveau de Groep Deelnemer. Daaronder vallen de Groepen Kwalificatie en Doelgroep. De Groep Leerweg valt onder Kwalificatie, de Groep BPV-plaats onder Leerweg. De hiërarchische structuur geeft dus ook aan dat de gegevens van een leerweg bij een Kwalificatie horen. Een Groep kan verscheidene keren voorkomen. Zo kan een deelnemer voor verschillende kwalificaties zijn ingeschreven, en binnen een kwalificatie verschillende leerwegen volgen (dit laatste niet tegelijkertijd). Dat betekent dat de bijbehorende gegevens ook even vaak dienen te worden geregistreerd. In theorie kan een gegeven ook verscheidene keren in een Groep voorkomen. In deze bijlage is dat echter niet het geval. Er geldt een aparte structuur voor personeel. Hier is het hoogste niveau de Werknemer, waaronder de groepen Persoonskenmerken en Arbeidsovereenkomst vallen, maar geen losse gegevens.

Deze bijlage is ook van toepassing op educatiedeelnemers. Dat geldt in het bijzonder voor enkele gegevens die bij beroepsonderwijs onder de Groep Leerweg vallen. Maar bij educatie kennen we geen leerweg. Bij educatiedeelnemers vallen deze gegevens eigenlijk onder de Groep Kwalificatie. Dat wordt bij dit gegeven ook opgemerkt. Op deze wijze wordt voorkomen dat deze gegevens dubbel worden opgenomen, een keer voor beroepsonderwijs en een keer voor educatie.

De informatie die in deze bijlage per gegeven wordt verstrekt, omvat een aantal vaste rubrieken, de zogenaamde Kenmerken. Dat zijn bijvoorbeeld definitie en domein. Tezamen vormen deze Kenmerken het profiel van het gegeven. Er zijn Kenmerken die steeds aanwezig zijn, zoals Definitie. Andere, zoals Validiteit, komen slechts een enkele keer voor. Een (vast) Kenmerk is Type onderwijs. Dit geeft aan of het gegeven van toepassing is op beroepsonderwijs, educatie of beide. Een overzicht van alle Kenmerken en hun definitie wordt gegeven in hoofdstuk 2.

De indeling van deze bijlage is als volgt. In hoofdstuk 2 worden enkele gebruikte termen gedefinieerd, voor zover dat niet al in andere teksten (wet, tekst Uitvoeringsbesluit) is gebeurd. Het bestaat uit twee delen: algemene termen en de Kenmerken. Hoofdstuk 3 vormt de kern van deze bijlage en omvat de profielen van alle te registreren gegevens. Aan deelnemergegevens en aan personeelsgegevens zijn aparte paragrafen gewijd.

De gegevens die hier worden opgenomen dienen door de accountant gecontroleerd te kunnen worden aan de hand van in de administratie opgeslagen brondocumenten, zoals een onderwijsovereenkomst, een uittreksel uit het bevolkingsregister (bijvoorbeeld op grond van de Koppelingswet) of een kopie van een diploma.

2. Begripsbepalingen en definities

A. Algemeen

Gegeven:

Het object van een gegevensvraag. Het meest elementaire, betekenisvolle stuk informatie dat kan worden vastgelegd. Zo'n gegeven is bijvoorbeeld geslacht.

   

Kenmerk (van een gegeven):

Dat is het aspect van een gegeven uit de gegevenslijst dat standaard in het Gegevenswoordenboek is opgenomen, zoals« definitie» of «domein».

   

(Gegevens)profiel:

De verzameling kenmerken van een gegeven. Deze verzameling bepaalt en beschrijft het gegeven. Ook het commentaar maakt dus deel uit van de beschrijving.

   

Groep:

Een set van bij elkaar horende (samenhangende) gegevens. Bij voorbeeld: «Begindatum BPV» hoort bij de Groep «BPV».

   

Pre-WEB-opleiding:

Geeft aan of dit gegeven verplicht moet worden geleverd voor opleidingen die reeds zijn gestart voordat de WEB in werking is getreden. Dat zijn opleidingen in het BBO, MBO en deeltijd-MBO. In onderstaand woordenboek zijn alle deelnemergegevens ook voor pre-WEB-deelnemers verplicht, tenzij anders aangegeven.

B. Gegevenswoordenboek (Kenmerken)

Sommige Kenmerken komen slechts bij een paar gegevens voor.

Definitie:

De definitie geeft een nauwkeurige en eenduidige omschrijving van het gegeven.

   

Type onderwijs:

Geeft aan of dit gegeven alleen voorkomt bij het Beroepsonderwijs, alleen bij de Educatie of bij beide.

   

Lengte:

Geeft het maximale aantal tekens waaruit het gegeven kan bestaan. Hangt samen met Type en Domein.

   

Domein:

Waarden die het gegeven kan aannemen, bijvoorbeeld een getal tussen 0 en 999999999. Het domein omvat ook de waarde van Afwezigheid (zie onder).

   

Doel:

Geeft het doel aan waartoe het gegeven wordt opgevraagd. De deelnemergegevens worden doorgaans voor bekostiging van de instelling opgevraagd, de personeelsgegevens uitsluitend voor beleidsvoorbereiding en -evaluatie. Soms zijn ze nodig voor de bekostiging van de landelijke organen; dat wordt dan expliciet vermeld. Bekostiging is alleen het doel bij het beroepsonderwijs, niet bij educatie. De voor bekostiging relevante gegevens worden ook voor beleidsdoeleinden gebruikt.

   

Validiteit:

Geeft aan welke controle er kan of moet worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: «aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister» of «Wordt gecontroleerd door IBG aan de hand van de GBA».

3. Gegevenslijst

A. Deelnemers

GROEP: Deelnemer

A1. Achternaam

Definitie

Officiële achternaam van de deelnemer, significant deel, zonder voorvoegsel.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Doel

Bekostiging, uitsluitend ten behoeve van controle door de accountant.

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

A2. Voorvoegsels achternaam

Definitie

De verzameling van één of meer voorvoegsels en/of lidwoorden die aan het significante deel van de officiële achternaam van de deelnemer voorafgaat en daarmee gezamenlijk de achternaam vormt.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

10

Doel

Bekostiging, uitsluitend ten behoeve van controle door de accountant.

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

A3. Voorletters

Definitie

De verzameling letters die wordt gevormd door de eerste letter van alle in volgorde voorkomende voornamen van de deelnemer.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

6

Doel

Bekostiging, uitsluitend ten behoeve van controle door de accountant.

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

A4. Geboortedatum

Definitie

De datum waarop de deelnemer geboren is.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD (century, year, month, day). Legitieme datum conform NEN 1888.

Doel

Bekostiging, beleidsinformatie

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

A5. Geslacht

Definitie

De aanduiding of de deelnemer een man of een vrouw is.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

1

Domein

1 (= man),2 (= vrouw).

Doel

Bekostiging, beleidsinformatie

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

A6. Woonadres

Definitie

De code van het adres waar de deelnemer woont.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs

Lengte

4

Domein

De vier cijfers van de postcode volgens het Postcodeboek PTT (NEN 5825) voor postcodes binnen Nederland.

 

Daarnaast (o.a. voor woonadressen buiten Nederland) :

 

0010 : woonadres in België

 

0020 : woonadres in Duitsland;

 

0030 : woonadres elders buiten Nederland;

 

0040 : geen vaste woon- of verblijfplaats.

Doel

Beleidsinformatie

   

A7. Opleiding afgelopen jaar

Definitie

De code van de opleiding die de deelnemer volgde op 1 oktober van het vorige studiejaar inclusief het resultaat dat over dat studiejaar werd bereikt.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

5

Domein

Vooropleidingstabel OC&W (zie bijlage 1a)

Doel

Beleidsinformatie

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

A8. Code Doelgroep

Definitie

De code van de Groep waartoe de deelnemer behoort (zie onder).

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

3

Domein

Zie de codes bij de volgende subgegevens

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie.

Opmerkingen

Voor de duidelijkheid zullen de doelgroepen hierna worden opgenomen als subgegevens van Code Doelgroep. Hierin zullen in het profiel als kenmerk, indien van toepassing, ook een begin- en einddatum worden opgenomen. Deze geven aan, in welke periode de doelgroep kan worden gebruikt.

   

Gehandicapte

Definitie

De deelnemer die, met extra ondersteuning verband houdende met zijn functiebeperking, een beroepsopleiding in het secundair beroepsonderwijs volgt. Hierbij is een functiebeperking een motorische, zintuiglijke (gezichts- of gehoor-), orgaan-, bewustzijns-, spraak- of taalstoornis, of een verstandelijke handicap.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

3

Code

001

Validiteit

Een verklaring van een deskundige. Deze verklaring kan maximaal drie jaar oud zijn, gerekend tot aan de aanmelding voor de opleiding.

Doel

Beleidsinformatie

Begindatum

1 augustus 1998

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

Nieuwkomer

Definitie

Een deelnemer die als nieuwkomer door een gemeente wordt aangemeld.

Type onderwijs

Educatie

Lengte

3

Code

002

Validiteit

Opgave gemeente

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Begindatum

1 augustus 1998

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

Allochtoon

Definitie

Een allochtoon is een persoon die zélf, én van wie één van de ouders in een doelgroepland (zie bijlage 1c) geboren zijn, of van wie beide ouders in een doelgroepland geboren zijn.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

3

Code

003

Doel

Beleidsinformatie

Begindatum

1 augustus 1998

Opmerkingen

Een doelgroepland is een land dat niet voorkomt in de Lijst ontwikkelde landen bij Tabel Doelgroepen BVE (bijlage 1c). Niet pre-WEB.

VOA-deelnemer

Definitie

Een VOA-deelnemer is een deelnemer die voldoet aan de volgende voorwaarden:

 

a. hij is ingeschreven voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a of b, van de wet, en is tevens

 

b. niet in het bezit van:

 

1°. een diploma lager beroepsonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs, tenzij dat diploma is verkregen op grond van een eindexamen waarbij een of meer vakken op A-niveau of vier of meer vakken op B-niveau zijn geëxamineerd,

 

2°. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs,

 

3°. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, of

 

4°. een diploma beroepsonderwijs van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met f, van de wet.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

3

Code

004

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

   

GROEP: Kwalificatie

   

A9. Code Kwalificatie

Definitie

Het nummer van de kwalificatie waarvoor de deelnemer zich heeft ingeschreven volgens de onderwijsovereenkomst. Voor pre-WEBse en educatiedeelnemers is het de opleidingscode.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs

Lengte

5

Domein

CREBO, KSE (zie bijlage 1b), MBO, Deeltijd-MBO, BBO.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

   

A10. Inschrijfdatum

Definitie

De datum waarop de onderwijsovereenkomst met de deelnemer respectievelijk de examenovereenkomst met de examendeelnemer van kracht wordt volgens die overeenkomst. (In de praktijk is dat bij de deelnemer de datum aanvang van de opleiding van de deelnemer.) Voor pre-WEBse deelnemers is het de datum waarop de deelnemer als daadwerkelijk schoolgaand is ingeschreven.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer.

A11. Datum einde inschrijving

Definitie

De geplande datum waarop de inschrijving voor de opleiding volgens de onderwijsovereenkomst van de deelnemer eindigt. Indien de deelnemer de opleiding eerder beëindigt dan is het de werkelijke einddatum. Voor pre-WEBse deelnemers is het de datum waarop de opleiding beëindigd is.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

   

A12. Hoogste vooropleiding

Definitie

De hoogst genoten opleiding van de deelnemer (behaald diploma of met succes doorlopen leerjaar) bij aanvang van de opleiding, in relatie tot de te volgen kwalificatie.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

5

Domein

Vooropleidingstabel OC&W (zie bijlage 1a)

Doel

beleidsinformatie

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

A13. Datum diploma

Definitie

De datum waarop door de deelnemer of de examendeelnemer succesvol het bij de opleiding behorende examen is afgelegd.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer

   

GROEP: Leerweg

   

A14. Code leerweg

Definitie

De aanduiding van de leerweg die de deelnemer volgt.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs

Lengte

1

Domein

1: Beroepsopleidend

 

2: Beroepsbegeleidend

 

Van de code 1 en 2 moet de combinatie met de kwalificatie voorkomen in de BRIN-CREBO-tabel van het betreffende studiejaar.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

A15. Datum begin leerweg

Definitie

De datum waarop de leerweg begint.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

A16. Intensiteit

Definitie

De aanduiding van de intensiteit van door de deelnemer gevolgde opleiding (kwalificatie + leerweg) in het betreffende studiejaar.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs

Lengte

1

Domein

1 = voltijdsdeelnemer; dat is een deelnemer die blijkens een overeenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de wet een opleidingstraject volgt dat blijkens een onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.4.8 van de wet voldoet aan de eisen van de Wet studiefinanciering 2000 of van de hoofdstukken 3 en 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

 

2 = deeltijdsdeelnemer; dat is een deelnemer aan een opleiding, niet zijnde een voltijds deelnemer;

 

3 = examendeelnemer.

Doel

Bekostiging en beleidsinformatie

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer. Valt bij educatie onder de Groep Kwalificatie.

   

A17. Locatie onderwijs

Definitie

De code van de locatie (gemeente) waar de deelnemer het meeste onderwijs volgt. (Dit is exclusief beroepspraktijkvorming.)

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs

Lengte

4

Domein

Tabel «gemeenten» GBA (volgens Postcodetabel);

 

Daarnaast (o.a. voor locatie-adressen buiten Nederland):

 

0010: adres in België

 

0020: adres in Duitsland;

 

0030: adres elders buiten Nederland.

Doel

Beleidsinformatie

Opmerking

Valt bij educatie onder de Groep Kwalificatie.

   

GROEP: BPV-plaats

   

A18. Afsluitdatum BPV

Definitie

De datum waarop de praktijkovereenkomst is afgesloten.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging instelling

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

A19a. Datum begin BPV

Definitie

De datum waarop de beroepspraktijkvorming aanvangt volgens de praktijkovereenkomst.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging instelling en landelijke organen

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

A19b. Datum einde BPV

Definitie

De geplande datum waarop de beroepspraktijkvorming wordt beëindigd volgens de praktijkovereenkomst. Indien de deelnemer de praktijkovereenkomst eerder beëindigt dan is het de werkelijke einddatum.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Doel

Bekostiging instelling en landelijke organen

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

A20. Code leerbedrijf

Definitie

De code van het leerbedrijf, gedefinieerd in Bijlage 3 (gegeven D28), waar de deelnemer de beroepspraktijkvorming volgt op grond van de praktijkovereenkomst.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

17

Domein

99ZZ1234XY9999988

 

99ZZ   = BRIN-nummer van het Landelijke Orgaan voor het Beroepsonderwijs;

 

1234XY = postcode van het adres waar het leerbedrijf/-organisatie is gevestigd;

 

99999   = huisnummer. Dit moet naar rechts worden aangeschoven en aangevuld met spaties;

 

88   = nummer leerbedrijf/-organisatie, toegekend door Landelijk Orgaan voor het Beroepsonderwijs. Een getal van één cijfer dient een voorloopnul te krijgen.

Doel

Bekostiging instelling en landelijke organen

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

   

A21. BPV-omvang

Definitie

Het berekend aantal klokuren beroepspraktijkvorming per week.

Type onderwijs

Beroepsonderwijs.

Lengte

2

Domein

0–50.

Doel

Bekostiging landelijke organen

Specificatie

De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens:

 

A. het aantal praktijkuren van de BPV-plaats, blijkend uit de praktijkovereenkomst;

 

B. de begindatum beroepspraktijkvorming;

 

C. de einddatum beroepspraktijkvorming.

 

Stap 1: Vaststellen van het aantal weken beroepspraktijkvorming: het aantal weken dat ligt tussen de begindatum beroepspraktijkvorming en de einddatum beroepspraktijkvorming (rekenkundig afgerond op één decimaal).

 

Stap 2: Herberekenen van het aantal weken beroepspraktijkvorming: het aantal weken van stap 1 wordt vermenigvuldigd met het getal 40; dit resultaat wordt daarna gedeeld door het getal 52 (rekenkundig afgerond op één decimaal).

 

Stap 3: Deel het «overeengekomen aantal uren BPV» door het «herberekende aantal weken BPV» uit stap 2.

 

De factor 40/52 is het gevolg van het feit dat er in het beroepsonderwijs gewerkt wordt met jaren van 40 weken. In praktijk is deze berekening een onderschatting van het werkelijke aantal uren. Er zal meestal méér dan 40 weken in een jaar gewerkt worden.

Opmerkingen

Niet pre-WEB.

B. Personeel

In deze paragraaf is een werknemer iemand die een arbeidsrelatie heeft met de instelling, waarbij hij / zij is benoemd in een functie die is vastgelegd in het vastgestelde formatieplan van de instelling.

GROEP: Persoonskenmerken

   

B1. Geslacht

Definitie

Aanduiding of de werknemer een man of vrouw is.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

1

Domein

1 = man2 = vrouw

Doel

Beleidsinformatie

   

B2. Geboortedatum

Definitie

De datum waarop de werknemer geboren is.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD (century, year, month, day). Legitieme datum conform NEN 8601

Doel

Beleidsinformatie

   

GROEP: Arbeidsovereenkomst

   

B3. Functiecategorie

Definitie

Functiecategorie van de werknemer, zoals genoemd in de CAO-BVE en vastgelegd in het formatieplan van de instelling.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

1

Domein

1 = onderwijsgevend personeel

 

2 = ondersteunend en beheerspersoneel

Doel

Beleidsinformatie

   

B4. Inschaling

Definitie

Inschaling van de werknemer in het carrièrepatroon zoals vermeld in de vigerende CAO-BVE.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

4

Domein

xxnn, waarin:

 

xx: schaal volgens Kaderbesluit rechtspositie BVE (01 t/m 99 of een letter (cijfer) combinatie. Zo wordt de code Bt gebruikt voor de Melkertbanen. Deze hebben overigens alleen betekenis in combinatie met een Maximumschaal);

 

nn: regelnummer binnen de schaal volgens het Kaderbesluit rechtspositie BVE 01 t/m 99.

 

Bij xx en nn zo nodig voornullen.

Doel

Beleidsinformatie

Opmerking

Wanneer het salarisbedrag van de werknemer niet voorkomt in het desbetreffende carrièrepatroon wordt als benadering gebruikt de hoogste inschaling in het carrièrepatroon waarvan het bijbehorende bedrag niet hoger is dan het salarisbedrag van de werknemer.

   

B5. Maximum salarisschaal bij functie

Definitie

De maximumsalarisschaal die hoort bij de functie waarin de werknemer is benoemd.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

2

Domein

01 t/m 98 (voorloopnul bij schaal < 10),

 

99: vast bedrag, benaderd met schaal en regelnummer bij Inschaling.

Doel

Beleidsinformatie

Opmerking

Code 99 is niet toegestaan in combinatie met een lettercombinatie bij Inschaling.

 

B6. Salarisgarantie

Definitie

Het salaris dat de werknemer krijgt en dat niet uitsluitend gebaseerd is op zijn huidige functie.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

6

Domein

xxabnn:

 

xx = maximumschaal volgens Kaderbesluit;

 

ab = lettercombinatie in het regelnummer, zoals Bt;

 

nn = regelnummer binnen een schaal van het Kaderbesluit rechtspositie BVE 01 t/m 99.

 

Bij xx en nn zo nodig voornullen. a en b mogen spaties zijn, b alléén als a dat ook is.

Doel

Beleidsinformatie

Opmerkingen

xx mag niet lager zijn dan Maximum salarisschaal.

 

Wanneer het bedrag dat de werknemer krijgt niet voorkomt in enig carrièrepatroon wordt als benadering gebruikt de hoogste inschaling in een carrièrepatroon waarvan het bijbehorende bedrag niet hoger is dan het salarisbedrag van de werknemer.

   

B7. Datum indiensttreding

Definitie

De datum waarop de werknemer bij de instelling dan wel bij een van de fusiepartners/rechtsvoorgangers van de instelling in dienst is getreden.

 

Deze datum dient betrekking te hebben op een ononderbroken tijdvak.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD (century, year, month, day). Legitieme datum conform NEN 8601.

Doel

Beleidsinformatie

   

B8. Datum einde dienstverband

Definitie

De datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD (century, year, month, day). Legitieme datum conform NEN 8601.

Doel

Beleidsinformatie

   

B9. Soort aanstelling

Definitie

Aard van het dienstverband.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

1

Domein

1 = dienstverband voor bepaalde tijd;

 

2 = dienstverband voor bepaalde tijd, behorend bij de opleiding die door de werknemer wordt gevolgd;

 

3 = dienstverband voor onbepaalde tijd.

Doel

Beleidsinformatie

   

B10. Betrekkingsomvang

Definitie

Betrekkingsomvang volgens de arbeidsovereenkomst, uitgedrukt als een fractie van een normbetrekking volgens de geldende CAO.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

6

Domein

Positie 1: 0 of 1,

 

positie 2: komma,

 

positie 3 t/m 6: decimalen.

Verplicht

J

Doel

Beleidsinformatie

Opmerkingen

In geval van een variabele werktijd wordt het geschatte gemiddelde genomen.

   

B11. BAPO-UREN

Definitie

Het aantal klokuren en minuten per week waarvoor de werknemer verlof geniet op grond van de geldende BAPO-regeling, uitgedrukt als een fractie van een normbetrekking volgens de geldende CAO.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

6

Domein

Positie 1: 0 of 1,

 

positie 2: komma,

 

positie 3 t/m 6: decimalen.

Doel

Beleidsinformatie

   

B12. FPU

Definitie

Het aantal klokuren en minuten per week waarmee de betrekkingsomvang is verminderd in het kader van de geldende regeling Flexibel pensioen en uittreden, uitgedrukt als een fractie van een normbetrekking volgens de geldende CAO..

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

6

Domein

Positie 1: 0 of 1,

 

positie 2: komma,

 

positie 3 t/m 6: decimalen.

Doel

Beleidsinformatie

   

B13. Einde dienstverband

Definitie

De reden van het eindigen van het dienstverband of de situatie na dienstverband.

Type onderwijs

Educatie en Beroepsonderwijs.

Lengte

1

Domein

1: heeft een wachtgelduitkering op basis van een aanstelling in het onderwijs;

 

2: heeft vrijwillig ontslag genomen;

 

3: is met pensioen gegaan;

 

4: is ontslagen in verband met arbeidsongeschiktheid

 

5: is overleden;

 

6: einde tijdelijke benoeming volgens de datum op overeenkomst.

Doel

Beleidsinformatie

Bijlage 1A. Vooropleidingentabel bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Sector

Code positie 1 t/m 4

Diploma positie 5

Omschrijving opleiding

Leerweg

Vol-/deeltijd

Aggregatie

Startdatum

Einddatum

PO

0010

 

basisonderwijs

   

30

19980801

99999999

PO

0020

 

speciaal onderwijs

   

30

19980801

99999999

PO

0030

 

voortgezet speciaal onderwijs

   

6

19980801

99999999

VO

0041

 

algemeen leerjaar AVO eerste leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0042

 

algemeen leerjaar AVO tweede leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0043

 

algemeen leerjaar AVO derde leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0051

 

algemeen leerjaar AVO/VBO eerste leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0052

 

algemeen leerjaar AVO/VBO tweede leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0053

 

algemeen leerjaar AVO/VBO derde leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0061

 

algemeen leerjaar VBO eerste leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0062

 

algemeen leerjaar VBO tweede leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0071

 

algemeen leerjaar IVBO eerste leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0072

 

algemeen leerjaar IVBO tweede leerjaar

   

1

19980801

99999999

VO

0083

 

ivbo-techniek derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0084

X

ivbo-techniek vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0093

 

ivbo-dgo derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0094

X

ivbo-dgo vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0103

 

ivbo-handel, economie en administratie derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0104

X

ivbo-handel, economie en administratie vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0113

 

ivbo-landbouw derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0114

X

ivbo-landbouw vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0123

 

vbo-techniek derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0124

X

vbo-techniek vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0133

 

vbo-dgo derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0134

X

vbo-dgo vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0143

 

vbo-handel, economie en administratie derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0144

X

vbo-handel, economie en administratie vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0153

 

vbo-landbouw derde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0154

X

vbo-landbouw vierde leerjaar

   

5

19980801

99999999

VO

0163

 

mavo derde leerjaar

   

2

19980801

99999999

VO

0164

X

mavo vierde leerjaar

   

2

19980801

99999999

VO

0173

 

havo derde leerjaar

   

3

19980801

99999999

VO

0174

 

havo vierde leerjaar

   

3

19980801

99999999

VO

0175

X

havo vijfde leerjaar

   

3

19980801

99999999

VO

0183

 

vwo derde leerjaar

   

4

19980801

99999999

VO

0184

 

vwo vierde leerjaar

   

4

19980801

99999999

VO

0185

 

vwo vijfde leerjaar

   

4

19980801

99999999

VO

0186

X

vwo zesde leerjaar

   

4

19980801

99999999

BVE

0191

 

voltijd mbo-techniek lange en tussenopleidingen eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0192

 

voltijd mbo-techniek lange en tussenopleidingen tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0193

X

voltijd mbo-techniek lange opleidingen derde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0194

X

voltijd mbo-techniek lange opleidingen vierde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0201

 

voltijd mbo-economie lange en tussenopleidingen eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0202

 

voltijd mbo-economie lange en tussenopleidingen tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0203

X

voltijd mbo-economie lange opleidingen derde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0204

X

voltijd mbo-economie lange opleidingen vierde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0211

 

voltijd mbo-dgo lange opleidingen eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0212

 

voltijd mbo-dgo lange opleidingen tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0213

X

voltijd mbo-dgo lange opleidingen derde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0221

 

voltijd mbo-agrarisch lange opleidingen eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0222

 

voltijd mbo-agrarisch lange opleidingen tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0223

X

voltijd mbo-agrarisch lange opleidingen derde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0224

X

voltijd mbo-agrarisch lange opleidingen vierde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0231

X

voltijd mbo-techniek korte opleiding eerste leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0232

X

voltijd mbo-techniek korte opleiding tweede leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0241

X

voltijd mbo-economie korte opleiding eerste leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0242

X

voltijd mbo-economie korte opleiding tweede leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0251

X

voltijd mbo-dgo korte opleiding eerste leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0252

X

voltijd mbo-dgo korte opleiding tweede leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0261

X

voltijd mbo-agrarisch korte opleiding eerste leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0262

X

voltijd mbo-agrarisch korte opleiding tweede leerjaar

   

7

19980801

99999999

BVE

0271

 

voltijd mbo-havo/mbo eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0272

X

voltijd mbo-havo/mbo tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0281

 

voltijd mbo-VHBO eerste leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0282

 

voltijd mbo-VHBO tweede leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0283

X

voltijd mbo-VHBO derde leerjaar

   

8

19980801

99999999

BVE

0291

 

voltijd mbo-oriëntatie en schakelen

   

7

19980801

99999999

BVE

0300

X

deeltijd mbo-techniek

   

11

19980801

99999999

BVE

0310

X

deeltijd mbo-economie

   

11

19980801

99999999

BVE

0320

X

deeltijd mbo-dgo

   

11

19980801

99999999

BVE

0330

X

deeltijd mbo-agrarisch

   

11

19980801

99999999

BVE

0341

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek primair eerste leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0342

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek primair tweede leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0343

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek primair derde leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0344

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek primair vierde leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0351

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek voortgezet en tertiair eerste leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0352

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek voortgezet en tertiair tweede leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0353

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek voortgezet en tertiair derde leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0354

X

beroeps begeleidend onderwijs techniek voortgezet en tertiair vierde leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0361

X

beroeps begeleidend onderwijs economie primair eerste leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0362

X

beroeps begeleidend onderwijs economie primair tweede leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0363

X

beroeps begeleidend onderwijs economie primair derde leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0371

X

beroeps begeleidend onderwijs economie voortgezet en tertiair eerste leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0372

X

beroeps begeleidend onderwijs economie voortgezet en tertiair tweede leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0381

X

beroeps begeleidend onderwijs dgo primair eerste leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0382

X

beroeps begeleidend onderwijs dgo primair tweede leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0391

X

beroeps begeleidend onderwijs dgo voortgezet en tertiair eerste leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0392

X

beroeps begeleidend onderwijs dgo voortgezet en tertiair tweede leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0393

X

beroeps begeleidend onderwijs dgo voortgezet en tertiair derde leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0401

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch primair eerste leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0402

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch primair tweede leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0403

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch primair derde leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0404

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch primair vierde leerjaar

   

9

19980801

99999999

BVE

0411

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch voortgezet en tertiair eerste leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0412

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch voortgezet en tertiair tweede leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0413

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch voortgezet en tertiair derde leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0414

X

beroeps begeleidend onderwijs agrarisch voortgezet en tertiair vierde leerjaar

   

10

19980801

99999999

BVE

0420

X

beroepsonderwijs niveau 1 (Assistentopleiding) beroepsopleidende leerweg

BO

VT+DT

12

19980801

19990731

BVE

0430

X

beroepsonderwijs niveau 2 (Basisberoepsopleiding) beroepsopleidende leerweg

BO

VT+DT

13

19980801

19990731

BVE

0440

X

beroepsonderwijs niveau 3 (Vakopleiding) beroepsopleidende leerweg

BO

VT+DT

14

19980801

19990731

BVE

0450

X

beroepsonderwijs niveau 4 (Middenkaderopleiding) beroepsopleidende leerweg

BO

VT+DT

15

19980801

19990731

BVE

0460

X

beroepsonderwijs niveau 4 (Specialistenopleiding) beroepsopleidende leerweg

BO

VT+DT

15

19980801

19990731

BVE

0640

X

beroepsonderwijs niveau 1 (assistentopleiding) beroepsopleidende leerweg voltijd

BO

VT

12

19990801

99999999

BVE

0650

X

beroepsonderwijs niveau 1 (assistentopleiding) beroepsopleidende leerweg deeltijd

BO

DT

16

19990801

99999999

BVE

0660

X

beroepsonderwijs niveau 2 (basisberoepsopleiding) beroepsopleidende leerweg voltijd

BO

VT

13

19990801

99999999

BVE

0670

X

beroepsonderwijs niveau 2 (basisberoepsopleiding) beroepsopleidende leerweg deeltijd

BO

DT

17

19990801

99999999

BVE

0680

X

beroepsonderwijs niveau 3 (vakopleiding) beroepsopleidende leerweg voltijd

BO

VT

14

19990801

99999999

BVE

0690

X

beroepsonderwijs niveau 3 (vakopleiding) beroepsopleidende leerweg deeltijd

BO

DT

18

19990801

99999999

BVE

0700

X

beroepsonderwijs niveau 4 (middenkaderopleiding) beroepsopleidende leerweg voltijd

BO

VT

15

19990801

99999999

BVE

0710

X

beroepsonderwijs niveau 4 (middenkaderopleiding) beroepsopleidende leerweg deeltijd

BO

DT

19

19990801

99999999

BVE

0720

X

beroepsonderwijs niveau 4 (specialistenopleiding) beroepsopleidende leerweg voltijd

BO

VT

15

19990801

99999999

BVE

0730

X

beroepsonderwijs niveau 4 (specialistenopleiding) beroepsopleidende leerweg deeltijd

BO

DT

19

19990801

99999999

BVE

0470

X

beroepsonderwijs niveau 1 (Assistentopleiding) beroepsbegeleidende leerweg

BB

 

20

19980801

99999999

BVE

0480

X

beroepsonderwijs niveau 2 (Basisberoepsopleiding) beroepsbegeleidende leerweg

BB

 

21

19980801

99999999

BVE

0490

X

beroepsonderwijs niveau 3 (Vakopleiding) beroepsbegeleidende leerweg

BB

 

22

19980801

99999999

BVE

0500

X

beroepsonderwijs niveau 4 (Middenkaderopleiding) beroepsbegeleidende leerweg

BB

 

23

19980801

99999999

BVE

0510

X

beroepsonderwijs niveau 4 (Specialistenopleiding) beroepsbegeleidende leerweg

BB

 

23

19980801

99999999

BVE

0520

X

educatie-mavo

   

25

19980801

99999999

BVE

0530

X

educatie-havo

   

25

19980801

99999999

BVE

0540

X

educatie-vwo

   

25

19980801

99999999

BVE

0550

 

educatie-overig

   

24

19980801

99999999

BVE

0560

 

NT2

   

26

19980801

99999999

BVE

0570

 

vormingswerk/deeltijd oriëntatie en schakelen

   

27

19980801

99999999

HO

0580

X

voltijd/deeltijd hbo

   

28

19980801

99999999

HO

0590

X

wo

   

29

19980801

99999999

OV

0600

X

overig (binnen Nederland)

   

30

19980801

99999999

OV

0610

X

overig (buiten Nederland)

   

30

19980801

99999999

OV

0620

 

geen onderwijs

   

31

19980801

99999999

OV

0630

 

onbekend

   

32

19980801

99999999

Tabel. Indeling van de soort vooropleiding ten behoeve van geaggregeerde opvraag

1

algemene leerjaren avo/vbo∗

2

mavo

3

havo

4

vwo

5

vbo

6

voortgezet speciaal onderwijs

7

vt mbo kort en pre-WEB-assistentopleidingen

8

vt mbo lange en tussenopleidingen

9

bbo primair/assistent

10

bbo voortgezet/tertiair

11

dtmbo

12

beroepsonderwijs niveau 1 beroepsopleidende leerweg voltijd

13

beroepsonderwijs niveau 2 beroepsopleidende leerweg voltijd

14

beroepsonderwijs niveau 3 beroepsopleidende leerweg voltijd

15

beroepsonderwijs niveau 4 beroepsopleidende leerweg voltijd

16

beroepsonderwijs niveau 1 beroepsopleidende leerweg deeltijd

17

beroepsonderwijs niveau 2 beroepsopleidende leerweg deeltijd

18

beroepsonderwijs niveau 3 beroepsopleidende leerweg deeltijd

19

beroepsonderwijs niveau 4 beroepsopleidende leerweg deeltijd

20

beroepsonderwijs niveau 1 beroepsbegeleidende leerweg

21

beroepsonderwijs niveau 2 beroepsbegeleidende leerweg

22

beroepsonderwijs niveau 3 beroepsbegeleidende leerweg

23

beroepsonderwijs niveau 4 beroepsbegeleidende leerweg

24

educatie KSE niveau 1 t/m 3∗

25

educatie KSE niveau 4 t/m 6

26

educatie NT2 niveau 1 t/m 5∗

27

vormingswerk voor jeugdigen∗

28

hbo

29

wo

30

overig onderwijs

31

geen onderwijs∗

32

onbekend∗

∗ deze vooropleidingen kunnen niet worden afgerond middels het verkrijgen van een diploma

Toelichting Vooropleidingentabel

1. Toelichting kolommen

De code van de vooropleiding bestaat uit 5 posities:

positie 1, 2 en 3:

een volgnummer waarin een nadere indicatie voor de «onderwijssoort» is opgenomen;

positie 4:

een cijfer dat het betreffende leerjaar aangeeft;

positie 5:

het cijfer «0» of «1». Dit cijfer geeft aan of de leerling de vooropleiding wel of niet gediplomeerd heeft afgesloten («0» = geen diploma«1» = wel diploma). Opleidingen die gediplomeerd kunnen worden afgesloten zijn aangegeven met een X.

Aggregatie:

verwijst naar de categorie (geaggregeerde vorm) die bij de telling wordt gehanteerd.

Start- en einddatum:

Periode waarin de betreffende vooropleiding van toepassing is.

Indien in de kolom «Diploma» een «X» staat dan kan bij deze code op de 5e positie zowel een «0» als een «1» voorkomen.

Indien in de kolom «Diploma» geen «X» staat dan kan bij deze code op de 5e positie alleen een «0» voorkomen.

2. Opleiding

Deze code dient voor zowel de Hoogste vooropleiding als de Opleiding afgelopen jaar.

2.1. Hoogste vooropleiding

Bij de «Hoogste vooropleiding» gaat het om «met goed gevolg doorlopen opleidingen of leerjaren». Dat betekent dat «5e klas VWO» aangeeft dat iemand overgegaan is naar de 6e klas en «zesde klas VWO» betekent dus dat iemand dat diploma behaald heeft. Het gaat bovendien om de hoogste vooropleiding voorafgaand aan de inschrijving. Het is dus niet de bedoeling dat die jaarlijks bijgesteld wordt binnen één opleiding.

2.2. Opleiding afgelopen jaar

Naast de hoogste vooropleiding dient ook de opleiding van het afgelopen jaar te worden aangegeven. Het gaat hierbij om de opleiding die op 1 oktober van het vorig jaar werd gevolgd, inclusief het behaalde resultaat in de vorm van een diploma. In tegenstelling tot de hoogste vooropleiding gaat het hier dus niet om een eventueel overgangsbewijs en moet hij wél jaarlijks worden bijgesteld.

3. Gegevensuitwisseling

De gegevensuitwisseling met behulp van formulieren is voorlopig nog geaggregeerd. De categorieën waarvoor tellingen worden gevraagd zijn genoemd in de« Tabel Indeling ... ten behoeve van geaggregeerde opvraag» op de vorige bladzij. De kolom «aggregatie» uit de Vooropleidingentabel verwijst naar deze categorieën.

4. Niveau

4.1. Gelijke niveaus

Met de voorgestelde code blijft het probleem bestaan welke men moet kiezen als een leerling twee opleidingen heeft gevolgd waarvan het verschil in niveau niet duidelijk is. Bijvoorbeeld tweede klas HAVO én derde klas MAVO. Dit zal weinig voorkomen en de keus is betrekkelijk willekeurig. We laten de beslissing over aan de inschrijver. Het verdient aanbeveling in dat geval de meest recente te kiezen.

4.2. Niveaus van de vakken

Niet alle diploma's van een bepaald type zijn even zwaar. Zo kan men bijvoorbeeld bij MAVO een aantal vakken op C-niveau en een aantal op D-niveau halen. Wij maken dit onderscheid hier niet. Het gaat er alleen om of iemand een bepaald diploma heeft.

5. Ontbrekende opleidingen

In principe laten we het aan de inschrijver over welke code een opleiding krijgt die hier niet genoemd is. Dat kan zijn omdat de opleiding in het buitenland is genoten, of niet meer bestaat (MMS), of weinig voorkomt (conservatorium) of mij onbekend is.

6. Speciale toepassingen

Examendeelnemers (extranei) Beroepsonderwijs dienen gecodeerd te worden als (deeltijd) BOL, dus code 420–460, 650, 670, 690, 710 of 730.

Bijlage 1B. Codetabel kwalificatiestructuur educatie bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Onderwijssoort

Code kwalificatie

Naam kwalificatie

Code deelkwalificatie

Naam deelkwalificatie

Niveau

Educatie

30001

MAVO

40001

Nederlandse taal

KSE 4

     

40002

Friese taal

KSE 4

     

40003

Franse taal

KSE 4

     

40004

Duitse taal

KSE 4

     

40005

Engelse taal

KSE 4

     

40006

Spaanse taal

KSE 4

     

40007

Turkse taal

KSE 4

     

40008

Arabische taal

KSE 4

     

40009

Geschiedenis en staatsinrichting

KSE 4

     

40010

Aardrijkskunde

KSE 4

     

40011

Wiskunde

KSE 4

     

40012

Natuurkunde

KSE 4

     

40013

Scheikunde

KSE 4

     

40014

Biologie

KSE 4

     

40015

Economie

KSE 4

     

40016

Tekenen

KSE 4

     

40017

Handvaardigheid I (handenarbeid)

KSE 4

     

40018

Handvaardigheid II (textiele werkvormen)

KSE 4

     

40019

Muziek

KSE 4

     

40020

Maatschappijleer

KSE 4

     

40021

Overig

KSE 4

           

Educatie

30002

HAVO

40022

Nederlandse taal en letterkunde

KSE 5

     

40023

Friese taal en letterkunde

KSE 5

     

40024

Franse taal en letterkunde

KSE 5

     

40025

Duitse taal en letterkunde

KSE 5

     

40026

Engelse taal en letterkunde

KSE 5

     

40027

Spaanse taal en letterkunde

KSE 5

     

40028

Russische taal en letterkunde

KSE 5

     

40029

Turkse taal en letterkunde

KSE 5

     

40030

Arabische taal en letterkunde

KSE 5

     

40031

Geschiedenis en staatsinrichting

KSE 5

     

40032

Aardrijkskunde

KSE 5

     

40033

Wiskunde A

KSE 5

     

40034

Wiskunde B

KSE 5

     

40035

Natuurkunde

KSE 5

     

40036

Scheikunde

KSE 5

     

40037

Biologie

KSE 5

     

40038

Economie

KSE 5

     

40039

Handelswetenschappen en recht

KSE 5

     

40040

Tekenen

KSE 5

     

40041

Handvaardigheid I (handenarbeid)

KSE 5

     

40042

Handvaardigheid II (textiele werkvormen)

KSE 5

     

40043

Muziek

KSE 5

     

40044

Maatschappijleer

KSE 5

     

40045

Overig

KSE 5

           

Educatie

30003

VWO

40046

Nederlandse taal en letterkunde

KSE 6

     

40047

Friese taal en letterkunde

KSE 6

     

40048

Latijnse taal en letterkunde

KSE 6

     

40049

Griekse taal en letterkunde

KSE 6

     

40050

Franse taal en letterkunde

KSE 6

     

40051

Duitse taal en letterkunde

KSE 6

     

40052

Engelse taal en letterkunde

KSE 6

     

40053

Spaanse taal en letterkunde

KSE 6

     

40054

Russische taal en letterkunde

KSE 6

     

40055

Turkse taal en letterkunde

KSE 6

     

40056

Arabische taal en letterkunde

KSE 6

     

40057

Geschiedenis en staatsinrichting

KSE 6

     

40058

Aardrijkskunde

KSE 6

     

40059

Wiskunde A

KSE 6

     

40060

Wiskunde B

KSE 6

     

40061

Natuurkunde

KSE 6

     

40062

Scheikunde

KSE 6

     

40063

Biologie

KSE 6

     

40064

Economische wetenschappen I en Recht

KSE 6

     

40065

Economische wetenschappen II en Recht

KSE 6

     

40066

Tekenen

KSE 6

     

40067

Handvaardigheid I (handenarbeid)

KSE 6

     

40068

Handvaardigheid II (textiele werkvormen)

KSE 6

     

40069

Muziek

KSE 6

     

40070

Filosofie

KSE 6

     

40071

Maatschappijleer

KSE 6

     

40072

Overig

KSE 6

           

Educatie

30004

Educatie overig

40073

Nederlands

KSE 1

     

40074

Nederlands

KSE 2

     

40075

Nederlands

KSE 3

     

40076

Engels

KSE 1

     

40077

Engels

KSE 2

     

40078

Engels

KSE 3

     

40079

Rekenen en Wiskunde

KSE 1

     

40080

Rekenen en Wiskunde

KSE 2

     

40081

Rekenen en Wiskunde

KSE 3

     

40082

Maatschappij oriëntatie1

KSE 2

     

40083

Overig

KSE 1

     

40084

Overig

KSE 2

     

40085

Overig

KSE 3

           

Educatie

30005

NT2

40086

Lezen

NT 1

     

40087

Lezen

NT 2

     

40088

Lezen

NT 3

     

40089

Lezen

NT 4

     

40090

Lezen

NT 5

     

40091

Luisteren

NT 1

     

40092

Luisteren

NT 2

     

40093

Luisteren

NT 3

     

40094

Luisteren

NT 4

     

40095

Luisteren

NT 5

     

40096

Spreken

NT 1

     

40097

Spreken

NT 2

     

40098

Spreken

NT 3

     

40099

Spreken

NT 4

     

40100

Spreken

NT 5

     

40101

Schrijven

NT 1

     

40102

Schrijven

NT 2

     

40103

Schrijven

NT 3

     

40104

Schrijven

NT 4

     

40105

Schrijven

NT 5

1 Deze term wordt gebruikt in de Wet inburgering nieuwkomers en de bijbehorende AMvBs, maar wijkt af van de term «Maatschappelijke oriëntatie» uit de Regeling eindtermen breed maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid, die gepubliceerd is in Uitleg nr. 1 van 15 januari 1997. Het gaat echter om dezelfde opleiding.

Niveau-code

Niveau-omschrijving

KSE 6

KSE-niveau 6

KSE 5

KSE-niveau 5

KSE 4

KSE-niveau 4

KSE 3

KSE-niveau 3

KSE 2

KSE-niveau 2

KSE 1

KSE-niveau 1

   

NT 5

NT2-niveau 5

NT 4

NT2-niveau 4

NT 3

NT2-niveau 3

NT 2

NT2-niveau 2

NT 1

NT2-niveau 1

Bijlage 1C. Lijst ontwikkelde landen bij doelgroepen bve bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Deze lijst bevat de (eventueel voormalige) landen die géén doelgroepland zijn voor de definitie van allochtoon bij Doelgroepen uit het Gegevenswoordenboek BVE-Instellingen. Alle andere landen zijn Doelgroepland. Daaronder vallen ook (eventueel voormalige) overzeese gebiedsdelen als Suriname en de Nederlandse Antillen en de EU-landen Griekenland, Italië, Portugal en Spanje.

Australië

België

Duitsland (incl. Bondsrepubliek en DDR)

Canada

Denemarken

Faeröer, de

Finland

Frankrijk

Groenland

Groot-Brittannië

Ierland

IJsland

Israël

Japan

Kaiser Wilhelmsland

Kanaaleilanden

Liechtenstein

Luxemburg

Man

Monaco

Nederland (exclusief overzeese gebiedsdelen)

Nederlands Indië

Nederlands Nieuw Guinea

New Foundland

Nieuw-Zeeland

Noorwegen

Norfolk

Oostenrijk

Oostenrijk-Hongarije

Palestina

Saarland

V.S.

Zweden

Zwitserland

Bijlage 2. Informatieverzameling gemeenten bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

A. Contracten

B. Deelnemers

Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE

99

1.

INLEIDING

100

2.

BEGRIPSBEPALINGEN EN DEFINITIES

101

3.

GEGEVENSLIJST

101

A.

Contractgegevens

101

 

GROEP: Gemeente

101

 

C1.

Contactcode

101

 

C2.

Naam

101

 

C3.

Samenwerkingsgemeente

102

 

GROEP: Contract

102

 

C5.

Contractnummer

102

 

C6.

Instelling

102

 

C9.

Prijs

102

 

GROEP: Opleiding

102

 

C10.

Aard opleiding

102

 

C11.

Deelnemers

102

 

GROEP: Financiering

102

 

C12.

Financieringsbron

102

 

C13.

Bedrag

103

B.

Deelnemergegevens

103

 

GROEP: Deelnemer

103

 

C14.

Code Doelgroep

103

   

Subgegeven Nieuwkomer

103

 

GROEP: Kwalificatie

103

 

C15.

Code Kwalificatie

103

 

C16.

Inschrijfdatum

103

 

C17.

Datum einde inschrijving

104

 

C18.

Resultaat kwalificatie

104

 

C19.

Jaar Kwalificatie

104

 

GROEP: Vak

104

 

C20.

Deelkwalificatie

104

 

C21.

Resultaat deelkwalificatie

104

 

C22.

Datum certificaat/toets

105

1. Inleiding

In dit gegevenswoordenboek staat per gegeven de technische uitwerking, zoals die dient voor de uitwisseling van het gegeven tussen de gemeenten en OCenW.

Het gaat in het Uitvoeringsbesluit alléén om opleidingen die voor bekostiging door de overheid in aanmerking komen. Voor de opleidingen die gebaseerd zijn op eerdere wetgeving worden zo veel mogelijk dezelfde gegevens gehanteerd. Afwijkingen zullen in de rubriek «opmerkingen» worden aangegeven. Waar nodig wordt verwezen naar tabellen die zijn opgenomen in de bijlage (bijvoorbeeld opleidingscodes). Sommige gegevens zijn nodig van examendeelnemers (extraneï). Dat zal apart worden aangegeven.

In deze bijlage onderscheiden we contractgegevens en deelnemergegevens. De gegevens staan gegroepeerd volgens een hiërarchische datamodel. Dat is een structuur die aangeeft hoe de gegevens met elkaar samenhangen. Deels blijkt die al uit de inhoudsopgave. Zo horen een Financieringsbron en het bedrag van de financiering bij elkaar. Deze gegevens vormen samen de Groep Financiering. In deze bijlage zal worden aangegeven bij welke Groep elk gegeven hoort. Bij de contractgegevens onderscheiden we de Groepen Gemeente, Contract, Opleiding en Financiering, bij de deelnemergegevens de Groepen Deelnemer, Kwalificatie en Vak. De hiërarchische structuur geeft niet alleen aan tot welke Groep een gegeven hoort, maar ook hoe groepen samenhangen. Bij de contractgegevens is het hoogste niveau de Groep Gemeente. Daaronder vallen de Groepen Contract en Financiering. Onder Contract valt nog de Groep Opleiding. Bij de deelnemergegevens is het hoogste niveau de Groep Deelnemer. Daaronder valt de Groep Kwalificatie en daar weer onder de Groep Vak. De hiërarchische structuur geeft dus ook aan dat de gegevens van Vak bij een Kwalificatie horen. Een Groep kan verscheidene keren voorkomen. Zo kan een deelnemer voor verschillende kwalificaties zijn ingeschreven, en bij een kwalificatie verschillende vakken volgen. Dat betekent dat de bijbehorende gegevens ook even vaak dienen te worden geregistreerd. Een gegeven kan ook verscheidene keren in een Groep voorkomen. Dat is het geval bij Samenwerkingsgemeente en bij resultaten NT2.

De informatie die in deze bijlage per gegeven wordt verstrekt, omvat een aantal vaste rubrieken, de zogenaamde Kenmerken. Dat zijn bijvoorbeeld definitie en domein. Tezamen vormen deze Kenmerken het profiel van het gegeven. Een overzicht van alle Kenmerken en hun definitie wordt gegeven in hoofdstuk 2.

De indeling van deze bijlage is als volgt. In hoofdstuk 2 worden enkele gebruikte termen gedefinieerd, voor zover dat niet al in andere teksten (wet, tekst Uitvoeringsbesluit) is gebeurd. Het bestaat uit twee delen: algemene termen en de Kenmerken. Hoofdstuk 3 vormt de kern van deze bijlage en omvat de profielen van alle te registreren gegevens. Aan contractgegevens en aan deelnemergegevens zijn aparte paragrafen gewijd.

2. Begripsbepalingen en definities

A. Algemeen

Gegeven:

Het object van een gegevensvraag. Het meest elementaire, betekenisvolle stuk informatie dat kan worden vastgelegd. Zo'n gegeven is bijvoorbeeld «Aard opleiding».

   

Kenmerk (van een gegeven):

Dat is het aspect van een gegeven uit de gegevenslijst dat standaard in het Gegevenswoordenboek is opgenomen, zoals «definitie» of «domein.

   

(Gegevens)profiel:

De verzameling kenmerken van een gegeven. Deze verzameling bepaalt en beschrijft het gegeven.

   

Groep:

Een set van bij elkaar horende (samenhangende) gegevens. Bij voorbeeld: «Contractnummer» hoort bij de groep «Contract».

   

Pre-WEB-opleiding:

Geeft aan of dit gegeven verplicht moet worden geleverd voor opleidingen die reeds zijn gestart voordat de WEB in werking is getreden. In onderstaand woordenboek zijn alle deelnemergegevens ook voor pre-WEB-deelnemers verplicht, tenzij anders aangegeven.

B. Gegevenswoordenboek (Kenmerken)

Sommige Kenmerken komen slechts bij een paar gegevens voor.

Definitie

De definitie geeft een nauwkeurige en eenduidige omschrijving van het gegeven.

   

Lengte

Geeft het maximale aantal tekens waaruit het gegeven kan bestaan. Hangt samen met Type en Domein.

   

Domein

Waarden die het gegeven kan aannemen, bijvoorbeeld een getal tussen «0» en «999999999». Het domein omvat ook de waarde van Afwezigheid.

3. Gegevenslijst

A. Contractgegevens

   

GROEP: Gemeente

   

C1. Contactcode

Definitie

Uniek nummer waaraan de gemeente, de aanspreekgemeente of het openbaar lichaam herkend kan worden.

Lengte

4

Domein

Codetabel van CBS (gemeenten) of Cfi (samenwerkingsverbanden).

   

C2. Naam

Definitie

De naam van de gemeente de aanspreekgemeente of het openbaar lichaam.

Lengte

40

   

C3. Samenwerkingsgemeente

Definitie

Dit is het nummer van de gemeenten waarmee ten behoeve van de educatie een samenwerkingsverband bestaat.

Lengte

4

Domein

Codetabel van CBS

   

GROEP: Contract

   

C5. Contractnummer

Definitie

Het volgnummer van het contract dat de gemeente met een instelling heeft afgesloten.

Lengte

4

Domein

1–9999

   

C6. Instelling

Definitie

Het BRIN-nummer van de instelling waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

Lengte

4

Domein

Codetabel van Cfi

   

C9. Prijs

Definitie

De prijs die de gemeente per kalenderjaar betaalt voor de uitvoering van het contract.

Lengte

8

Domein

0 – 99 999 999

   

GROEP: Opleiding

   

C10. Aard opleiding

Definitie

De aard van de opleiding waarvoor er educatie bij de instelling(en) is ingekocht.

Lengte

1

Domein

1= VAVO;

 

2 = Breed maatschappelijk functioneren;

 

3 = Sociale redzaamheid;

 

4 = Inburgering;

 

5 = Overige NT2;

 

9 = Overige;

   

C11. Deelnemers

Definitie

Het totaal aantal deelnemers dat overeengekomen is voor een opleiding.

Lengte

4

Domein

0–9999

   

GROEP: Financiering

C12. Financieringsbron

Definitie

Waar het bedrag vandaan komt dat voor de educatie wordt gebruikt (b.v. rijksbijdrage, inburgeringsmiddelen, etc).

Lengte

1A

Domein

1 = Rijksbijdrage educatie

 

2 = Rijksbijdrage inburgering

 

3 = Andere gemeentelijke bijdrage

   

C13. Bedrag

Definitie

Het geld dat deze bron bijdraagt voor educatie.

Lengte

8

Domein

0 – 99 999 999

   

B. Deelnemergegevens

   

GROEP: Deelnemer

C14. Code Doelgroep

Definitie

De code van de groep waartoe de deelnemer behoort (zie onder).

Lengte

3

Domein

Zie de codes bij de volgende subgegevens

Opmerkingen

Voor de duidelijkheid zullen de doelgroepen hierna worden opgenomen als subgegevens van Code Doelgroep. Hierin zullen in het profiel als kenmerk, indien van toepassing, ook een begin- en einddatum worden opgenomen. Deze geven aan, in welke periode de doelgroep kan worden gebruikt.

   

Subgegeven Nieuwkomer

Definitie

Een deelnemer die als nieuwkomer door een gemeente wordt aangemeld.

Lengte

3

Code

002

Begindatum

1 augustus 1998

   

GROEP: Kwalificatie

C15. Code Kwalificatie

Groep

Kwalificatie

Definitie

Het nummer van de kwalificatie waarvoor de deelnemer zich heeft ingeschreven volgens de onderwijsovereenkomst. Voor pré-WEBse en educatie-deelnemers is het de opleidingscode.

Lengte

5

Domein

Voor WEBse opleidingen moet de code voorkomen in de Codetabel Kwalificatiestructuur educatie (KSE, tabel OCenW, zie bijlage 1b).

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer.

   

C16. Inschrijfdatum

Definitie

De datum waarop de onderwijsovereenkomst met de deelnemer respectievelijk de examenovereenkomst met de examendeelnemer van kracht wordt volgens die overeenkomst. (In de praktijk is dat bij de deelnemer de datum aanvang van de opleiding van de deelnemer.) Voor pré-WEBse deelnemers is het de datum waarop de deelnemer als daadwerkelijk schoolgaand is ingeschreven.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer.

   

C17. Datum einde inschrijving

Definitie

De geplande datum waarop de inschrijving voor de opleiding volgens de onderwijs-overeenkomst van de deelnemer eindigt. Indien de deelnemer de opleiding eerder beëindigt dan is het de werkelijke einddatum. Voor pré-WEBse deelnemers is het de datum waarop de opleiding beëindigd is.

Lengte

8.

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

   

C18. Resultaat kwalificatie

Definitie

De aanduiding of de deelnemer het diploma of het staatsexamen NT2 heeft gehaald.

Lengte

1.

Domein

«J» (ja)

 

«N» (nee)

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer.

   

C19. Jaar Kwalificatie

Definitie

Het jaar waarin door de deelnemer succesvol het bij de opleiding behorende examen is afgelegd.

Lengte

4

Domein

CCYY

Opmerking

Geldt ook voor examendeelnemer.

   

GROEP: Vak

C20. Deelkwalificatie

Definitie

Dit is het nummer van de deelkwalificatie of het vak waarvoor de deelnemer zich heeft ingeschreven

Lengte

5

Domein

De code moet voorkomen in de Codetabel Kwalificatiestructuur educatie (KSE, tabel OCenW, zie bijlage 1b).

   

C21. Resultaat deelkwalificatie

Definitie

De aanduiding of de deelnemer een deelkwalificatie heeft gehaald of de aanduiding van het niveau dat de deelnemer voor dit onderdeel van de toets of het staatsexamen NT2 heeft behaald.

Lengte

1.

Domein

«C» (certificaat)

 

«1» – «9» (toetsresultaat)

 

Binnen NT2 onderscheiden we de volgende resultaten:

toets

 

code

 

Staatsexamen

II

7

 

Staatsexamen

I

6

 

Overige

5

5

 

Overige

4

4

 

Overige

3

3

 

Overige

2

2

 

Overige

1

1

 

Overige

0

0

C22. Datum certificaat/toets

Definitie

De datum waarop door de deelnemer succesvol het bij de deelkwalificatie behorende certificaat is behaald dan wel de datum waarop door de deelnemer een NT2-toets of staatsexamen NT2 heeft afgelegd.

Lengte

8

Domein

CCYYMMDD. Legitieme datum conform ISO 8601.

Bijlage 3. Informatieverzameling landelijke organen bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE

106

1.

INLEIDING

107

2.

DEFINITIES

108

3.

GEGEVENSLIJST

108

 

GROEP: Leerbedrijf

108

 

D27.

Postcode vestigingsadres

108

 

D28.

Code Leerbedrijf

108

 

D29.

Begindatum erkenning

109

 

D30.

Einddatum erkenning

109

 

D31.

Werkgebied

109

 

GROEP: Personeel

109

 

D32.

Geboortejaar

109

 

D33.

Geslacht

109

 

D34.

Functie

109

 

D35.

Aanstellingsomvang

109

 

D36.

Aanstellingstype

110

 

D37.

Schaal/regelnummer

110

 

D38.

Datum aanstelling

110

1. Inleiding

In dit gegevenswoordenboek staat per gegeven de technische uitwerking, zoals die dient voor de uitwisseling van het gegeven tussen de landelijke organen en OCenW.

Het gaat hierbij om de gegevens zoals die door de landelijke organen worden vastgelegd. Dit betekent niet dat deze gegevens ook zo worden geleverd aan het departement. De manier waarop dat gebeurt wordt bepaald in bijlage 6, formulieren. Verder betekent dit ook niet dat in alle gevallen de hier gepresenteerde waarden (codes) dienen te worden gebruikt in de eigen administratie. Dat hoeft feitelijk alleen bij de levering.

De informatie die in deze bijlage per gegeven wordt verstrekt omvat een aantal vaste rubrieken, de zogenaamde Kenmerken. Dat zijn bijvoorbeeld definitie en domein. Tezamen vormen deze Kenmerken het profiel van het gegeven. Een overzicht van alle Kenmerken en hun definitie wordt gegeven in hoofdstuk 2.

De gegevens staan gegroepeerd volgens een structuur die aangeeft hoe de gegevens met elkaar samenhangen. Deels blijkt die al uit de inhoudsopgave. Zo horen bij een Leerbedrijf een door het landelijk orgaan gegeven code, zijn postcode, een begin-, een einddatum erkenning en een werkgebied. Deze gegevens vormen samen de Groep Leerbedrijf. Verder is er nog de Groep Personeel. In deze bijlage zal worden aangegeven bij welke Groep elk gegeven hoort.

De indeling van deze bijlage is als volgt. In hoofdstuk 2 worden enkele gebruikte termen gedefinieerd, voor zover dat niet al in andere teksten (wet, tekst Uitvoeringsbesluit) is gebeurd. Het bestaat uit twee delen: algemene termen en de Kenmerken. Hoofdstuk 3 vormt de kern van deze bijlage en omvat de profielen van alle te registreren gegevens.

2. Definities

A. Algemeen

Gegeven:

Het object van een gegevensvraag. Het meest elementaire, betekenisvolle stuk informatie dat kan worden vastgelegd. Zo'n gegeven is bijvoorbeeld «Code leerbedrijf».

   

Kenmerk (van een gegeven):

Dat is het aspect van een gegeven uit de gegevenslijst dat standaard in het Gegevenswoordenboek is opgenomen, zoals «definitie» of «domein».

   

(Gegevens)profiel:

De verzameling kenmerken van een gegeven. Deze verzameling bepaalt en beschrijft het gegeven.

   

Werknemer:

Iemand die een arbeidsrelatie heeft met het landelijk orgaan, waarbij hij/zij is benoemd in een functie die is vastgelegd in de vastgestelde formatie.

   

Groep:

Een set van bij elkaar horende (samenhangende) gegevens. Bij voorbeeld: «Code leerbedrijf» hoort bij de Groep Leerbedrijf.

B. Gegevenswoordenboek (Kenmerken)

Definitie

De definitie geeft een nauwkeurige en eenduidige omschrijving van het gegeven.

   

Type

Soort gegeven, bijvoorbeeld: numeriek, alfanumeriek, datum, logisch (J/N) e.d. Het type numeriek wordt alléén gebruikt voor gegevens waarmee gerekend kan worden. Als het alleen maar om een numerieke code gaat, wordt het gegeven alfanumeriek genoemd.

   

Lengte

Geeft het maximale aantal tekens waaruit het gegeven kan bestaan. Hangt samen met Type en Domein.

   

Domein

Waarden die het gegeven kan aannemen, bijvoorbeeld een getal tussen «0» en «999999999». Het domein omvat ook de waarde bij afwezigheid.

   

Doel

Geeft het doel aan waartoe het gegeven wordt opgevraagd. Dit kan zijn bekostiging (en beleid) of (slechts) beleid. De voor bekostiging relevante gegevens worden ook voor beleidsdoeleinden gebruikt. .

3. Gegevenslijst

GROEP: Leerbedrijf

 

D27. Postcode vestigingsadres

Definitie

Dit is de postcode van de huidige vestigingsplaats van het leerbedrijf

Lengte

6

Domein

Postcodeboek PTT NEN 5825

Doel

Bekostiging

   

D28. Code Leerbedrijf

Definitie

Unieke code voor het leerbedrijf als bedoeld in artikel 7.2.9, eerste lid, van de wet, zoals opgenomen in het overzicht van bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling, als bedoeld in artikel 7.2.10, derde lid, van de wet.

Lengte

17

Domein

99ZZ1234XY9999988

 

99ZZ   = BRIN-nummer van het Landelijke Orgaan voor het Beroepsonderwijs;

 

1234XY = postcode van het adres van het leerbedrijf/-organisatie;

 

99999   = huisnummer. Dit moet naar rechts worden aangeschoven en aangevuld met spaties;

 

88   = nummer leerbedrijf/-organisatie, toegekend door Landelijk Orgaan voor het Beroepsonderwijs. Een getal van één cijfer dient een voorloopnul te krijgen.

Doel

Bekostiging

29. Begindatum erkenning

Definitie

Datum van opname in het register erkende leerbedrijven

Lengte

8

Domein

DD/MM/CCYY

 

Legitieme datum

Doel

Bekostiging

   

D30. Einddatum erkenning

Definitie

Datum van beëindiging opname in het register erkende leerbedrijven

Lengte

8

Domein

DD/MM/CCYY

 

Legitieme datum

Doel

Bekostiging

   

D31. Werkgebied

Definitie

De 2 cijfers van de BIK '95 (bedrijven indeling Kamer van Koophandel), waartoe het bedrijf behoort

Lengte

2

Domein

2 cijfers BIK '95

Doel

Bekostiging

   

GROEP: Personeel

D32. Geboortejaar

Definitie

Het jaar waarin het personeelslid geboren is.

Lengte

4

Domein

1900–heden

Doel

Beleid

   

D33. Geslacht

Definitie

De aanduiding of het personeelslid een man of een vrouw is.

Lengte

1

Domein

1 = man

 

2 = vrouw conform NEN 5218

 

0 = onbekend

Doel

Beleid

   

D34. Functie

Definitie

Dit is de code voor de functie die het personeelslid heeft.

Lengte

1

Domein

«1» = directielid

 

«2» = middenmanagement en consulenten

 

«3» = ondersteunend en beheerspersoneel

 

«4» = beleidsmedewerker

 

«5» = overigen

Doel

Beleid

   

D35. Aanstellingsomvang

Definitie

Het aantal uren per week waarvoor het personeelslid is benoemd.

Lengte

2

Domein

min. 1 en max. 40

Doel

Beleid

D36. Aanstellingstype

Definitie

De aanduiding of de werknemer in vast of tijdelijk dienstverband is. (Uitzendkrachten worden niet opgenomen)

Lengte

1

Domein

1 = Tijdelijk

 

2 = vast

Doel

Beleid

   

D37. Schaal/regelnummer

Definitie

De salarisschaal met het regelnummer van het personeelslid.

Lengte

4

Domein

«xynn»:

 

x = schaal volgens de CAO landelijke organen; x is een letter;

 

y = J voor jeugdlonen, anders een spatie;

 

nn = regelnummer binnen de schaal volgens de CAO landelijke organen.

 

Bij nn zo nodig voornullen.

Doel

Beleid

   

D38. Datum aanstelling

Definitie

De datum waarop het personeelslid bij het landelijk orgaan in dienst is getreden.

Lengte

8

Domein

DD/MM/CCYY

 

Legitieme datum

Doel

Beleid

Bijlage 4. Modellen van formulieren instellingen bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Overzicht nummer 1. Referentieraming BVE

«studiejaar»

Instellingen

Termijnen

  • september

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • 1 oktober

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 22 oktober

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 15 december

    terugmelding geregistreerde gegevens aan instellingen door Cfi

Deelnametelling BVE-opleidingen

Soort

Voltijd/deelijd

Niveau

Aantal deelnemers 1–10-«kalenderjaar»

Gediplomeerden deeltijd

     

1e verblijfjaar

2e verblijfjaar

3e verblijfjaar

4e verblijfjaar

5e verblijfjaar

   
     

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

«soort»

«vt/dt»

«niveau»

                       

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Soort

  • bbo incl. ex-inservice1

  • bbl

  • mbo1

  • bol

  • educatie

Alle soorten onderwijs worden geagregeerd naar niveau.

1 Met inachtneming van het gestelde in hoofdstuk 6 van het Uitvoeringsbesluit WEB

Niveau

bbo incl. ex-inservice:

– assistent – primair – voortgezet – tertiair

   

mbo:

– assistent – kort – tussen/lang

   

bbl:

– niveau 1: assistentopleiding – niveau 2: basisberoepsopleiding – niveau 3: vakopleiding – niveau 4: specialisten-middenkaderopleiding

   

bol:

– niveau 1: assistentopleiding – niveau 2: basisberoepsopleiding – niveau 3: vakopleiding – niveau 4: specialisten-middenkaderopleiding

   

educatie KSE:

– niveau 1 t/m 3 – niveau 4 – niveau 5 – niveau 6

   

educatie NT2:

– niveau 1 – niveau 2 – niveau 3 – niveau 4 – niveau 5

Aantal deelnemers 1–10-kalenderjaar

Het aantal deelnemers (gesplitst in m/v), dat bij de instelling op 1 oktober «kalenderjaar» was ingeschreven onderverdeeld naar verblijfsjaren∗.

∗ Het verblijfsjaar is de periode tussen de peildatum en de inschrijfdatum, uitgedrukt in gehele jaren, waarbij naar boven wordt afgerond (een deel van een jaar geldt dus als een heel jaar). Dit begrip komt in de plaats van het vroeger gehanteerde begrip leerjaar.

Gediplomeerden

Het aantal deelnemers (gesplitst in m/v), dat in de periode vanaf 1 oktober jaar t-1 tot 1 oktober jaar t een diploma heeft behaald.

Overzicht nummer 2. Beleidstelling BVE

«studiejaar»

Instellingen

Termijnen

  • januari

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • 1 april

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 juni

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 juli

    terugmelding geregistreerde gegeven aan instellingen

Herkomst nieuwe instroom BBL, voltijds BOL en deeltijds BOL

Niveau 1: assistentopleiding

Niveau 2: basisberoepsopleiding

Niveau 3: vakopleiding

Niveau 4: Specialisten- en middenkaderopleiding

 

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

«soort»

                             

Educatie KSE

Niveau 1 t/m 3

Niveau 4

Niveau 5

Niveau 6

 

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

«soort»

                             

Educatie NT2

Niveau 1 t/m 2

Niveau 3

Niveau 4

Niveau 5

 

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

Met diploma

Zonder diploma

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

«soort»

                             

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Soort onderwijs (bbl, voltijds bol, deeltijds bol, educatie KSE en educatie NT2)

Het onderwijs waarvoor de deelnemer voor deze opleiding in dit studiejaar voor de eerste maal is ingeschreven bij de instelling.

Soort

De opleiding die gevolgd werd op 1 oktober van het voorafgaande studiejaar.

algemene leerjaren AVO/VBO

  • mavo

  • havo

  • vwo

  • vbo

  • vso

  • vt-mbo kort/assistent

  • vt-mbo lang/tussen

  • bbl niveau 1

  • bbl niveau 2

  • bbl niveau 3

  • bbl niveau 4

  • bol niveau 1

  • bol niveau 2

  • bol niveau 3

  • bol niveau 4

  • bbo primair/assistent

  • bbo voortgezet/tertiair

  • dt-mbo

  • hbo

  • wo

  • educatie KSE 1–3

  • educatie KSE 4–6

  • educatie NT-2 1–5

  • vormingswerk

  • overig onderwijs

  • geen onderwijs

  • onbekend

Nieuwe instroom deelnemers

Geaggregeerd naar niveau, met- en zonder diploma en man/vrouw het aantal deelnemers dat bij de instelling op 1 oktober «kalenderjaar» was ingeschreven voor een opleiding en dat na 1 oktober «kalenderjaar-1» is gestart met de betreffende opleiding bij de instelling.

Leeftijdsopbouw dt-mbo, bbo en vt-mbo

Leeftijdsopbouw

DTMBO

BBO

VTMBO

     

Primair

Voortgezet/tertiair

Kort

Lang/tussen

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

«leeftijdsopbouw»

                   

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Leeftijdsopbouw

  • jonger dan 15 jaar

  • 15 jaar

  • 16 jaar

  • 17 jaar

  • 18 jaar

  • 19 jaar t/m 21 jaar

  • 22 jaar t/m 27 jaar

  • 28 jaar t/m 39 jaar

  • 40 jaar t/m 64 jaar

  • 65 jaar en ouder

Leeftijdsopbouw deelnemers

Geaggregeerd naar niveau en man/vrouw de leeftijd op 1 augustus kalenderjaar van het aantal deelnemers dat bij de instelling op 1 oktober kalenderjaar was ingeschreven voor een opleiding.

Leeftijdsopbouw

«schoolsoort»

Leeftijdsopbouw

«schoolsoort»

 

Niveau 1

Niveau 2

Niveau 3

Niveau 4

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

1

2

3

4

5

6

7

8

9

«leeftijdsopbouw»

             

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Schoolsoort

  • BBL

  • BOL- voltijds

  • BOL- deeltijds

Leeftijdsopbouw

  • jonger dan 15 jaar

  • 15 jaar

  • 16 jaar

  • 17 jaar

  • 18 jaar

  • 19 jaar t/m 21 jaar

  • 22 jaar t/m 27 jaar

  • 28 jaar t/m 39 jaar

  • 40 jaar t/m 64 jaar

  • 65 jaar en ouder

Leeftijdsopbouw deelnemers:

Geaggregeerd naar niveau en man/vrouw de leeftijd op 1 augustus «kalenderjaar» van het aantal deelnemers dat bij de instelling op 1 oktober «kalenderjaar» was ingeschreven voor een opleiding.

Leeftijdsopbouw educatie-KSE (exclusief NT2)

Leeftijdsopbouw

Educatie-KSE

 

Niveau 1–3

Niveau 4

Niveau 5

Niveau 6

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

1

2

3

4

5

6

7

8

9

«leeftijdsopbouw»

             

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Leeftijdsopbouw

  • jonger dan 15 jaar

  • 15 jaar

  • 16 jaar

  • 17 jaar

  • 18 jaar

  • 19 jaar t/m 21 jaar

  • 22 jaar t/m 27 jaar

  • 28 jaar t/m 39 jaar

  • 40 jaar t/m 64 jaar

  • 65 jaar en ouder

Leeftijdsopbouw deelnemers

Geaggregeerd naar niveau en man/vrouw de leeftijd op 1 augustus «kalenderjaar» van het aantal deelnemers dat bij de instelling op 1 oktober «kalenderjaar» was ingeschreven voor een opleiding.

Leeftijdsopbouw educatie-NT2

Leeftijdsopbouw

Educatie-NT2

 

Niveau 1–2

Niveau 3

Niveau 4

Niveau 5

 

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

1

2

3

4

5

6

7

8

9

«leeftijdsopbouw»

             

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Leeftijdsopbouw

  • jonger dan 15 jaar

  • 15 jaar

  • 16 jaar

  • 17 jaar

  • 18 jaar

  • 19 jaar t/m 21 jaar

  • 22 jaar t/m 27 jaar

  • 28 jaar t/m 39 jaar

  • 40 jaar t/m 64 jaar

  • 65 jaar en ouder

Leeftijdsopbouw deelnemers

Geaggregeerd naar niveau en man/vrouw de leeftijd op 1 augustus «kalenderjaar» van het aantal deelnemers dat bij de instelling op 1 oktober «kalenderjaar» was ingeschreven voor een opleiding.

Uitstroom afgelopen studiejaar

Soort Onderwijs

Zonder diploma

 

man

vrouw

1

2

3

«soort»

   

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Soort

  • bbo primair/assistent

  • bbo voortgezet/tertiair

  • voltijd mbo kort/assistent

  • voltijd mbo lang/tussen

  • deeltijd mbo

  • bbl niveau 1

  • bbl niveau 2

  • bbl niveau 3

  • bbl niveau 4

  • voltijd bol niveau 1

  • voltijd bol niveau 2

  • voltijd bol niveau 3

  • voltijd bol niveau 4

  • deeltijd bol niveau 1

  • deeltijd bol niveau 2

  • deeltijd bol niveau 3

  • deeltijd bol niveau 4

Ongediplomeerde uitstroom deelnemers beroepsonderwijs

Geaggregeerd naar man/vrouw het aantal deelnemers dat in de periode vanaf 1 oktober «kalenderjaar-1» tot en met 30 september «kalenderjaar» zonder een diploma de instelling heeft verlaten.

Doelgroepen Beroepsonderwijs en Educatie

Doelgroep

Soort onderwijs

Nieuwe instroom vanuit Educatie

Nieuwe instroom

Deelnemers

Uitstroom met diploma

Uitstroom zonder diploma

1

2

3

4

5

6

7

«doelgroep»

soort

       

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Doelgroep

  • gehandicapte

  • nieuwkomer

  • allochtoon

  • VOA- deelnemer

Soort onderwijs

  • BOL en BBL bij gehandicapte

  • educatie bij nieuwkomer

  • BOL, BBL en educatie bij allochtoon

  • BOL, BBL, mbo, bbo bij VOA-deelnemer

Deelname- en stroomgegevens doelgroepen:

Geaggregeerd naar soort onderwijs het aantal deelnemers dat binnen de periode vanaf 1 oktober «kalenderjaar-1» tot en met 30 september «kalenderjaar» bij de instelling was ingeschreven. Deelnemers die in het studiejaar zijn in- of uitgestroomd tellen ook mee. Nieuwe instroom is het aantal deelnemers die in deze periode is gestart met de betreffende opleiding bij de instelling.

Overzicht nummer 3. Bekostigingstelling beroepsonderwijs

«kalenderjaar»

Instellingen

Termijnen

  • november

    publicatie informatieverzoek in Uitleg OCenW-Regelingen

  • 1 december

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 februari

    uiterste datum waarop formulieren door cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 mei

    toezending terugmelding geregistreerde gegevens aan instellingen

  • 1 juli

    uiterste datum waarop door cfi de gewaarmerkte formulieren en de bijbehorende accountantsverklaring moeten zijn ontvangen.

Deelnemers onderwijssoort

BRIN-nr. «kalenderjaar»

«brinnummer»

 

opleidingscode

Naam opleiding

Deelnemers 1-10 «kalenderjaar»

Diploma's «kalenderjaar»

   

totaal

waarvan VOA-deelnemers

   
   

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

«code»

«naam»

         

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt.

Toelichting

Onderwijssoort

  • beroepsbegeleidende leerweg

  • beroepsopleidende leerweg voltijds

  • beroepsopleidende leerweg deeltijds

  • bbo∗

  • mbo voltijds∗

  • mbo deeltijds∗

∗ met inachtneming van het gestelde in hoofdstuk 6 van het uitvoeringsbesluit WEB

Deelnemers 1–10-«kalenderjaar»

Aantal deelnemers, dat op de peildatum 1 oktober van het vermelde kalenderjaar een opleiding volgt en is ingeschreven bij de instelling en in het bezit is van een geldende onderwijsovereenkomst, als bedoeld in artikel 8.1.3 van de wet (voorzover het een WEBse opleiding betreft).

Voor deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg met uitzondering van de kwalificaties verpleging en verzorging geldt dat de deelnemer moet voldoen aan het gestelde in artikel 2.2.3 van het uitvoeringsbesluit (praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten en ingegaan uiterlijk op 31 december van het betreffende kalenderjaar)

Voor deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg van de kwalificaties verpleging en verzorging geldt eveneens het gestelde in artikel 2.2.3 van het uitvoeringsbesluit (praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten op uiterijk op 31 december van het betreffende kalenderjaar en moet zijn ingegaan uiterlijk op 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar).

VOA-deelnemers 1–10-«kalenderjaar»

Aantal deelnemers, dat op de peildatum 1 oktober van het vermelde kalenderjaar een opleiding volgt en is ingeschreven bij de instelling en in het bezit is van een geldende onderwijsovereenkomst, als bedoeld in artikel 8.1.3 van de wet en bovendien behoren tot de doelgroep «VOA-deelnemer». De definitie van deze doelgroep is opgenomen in het gegevenswoordenboek instellingen (bijlage 1 van het uitvoeringsbesluit onder het gegeven «A8 Code doelgroep».

Diploma's «kalenderjaar»

Het aantal diploma's, dat in het betreffende kalenderjaar door de examencommissie als bedoeld in artikel 7.4.6 van de wet is uitgereikt aan deelnemers, die bij de instelling in het betreffende kalenderjaar waren ingeschreven en in het bezit waren van een geldende onderwijsovereenkomst, dan wel een examenovereenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de wet (voorzover het een WEBse opleiding betreft). Verder geldt dat de opleiding (waarvan een diploma is afgegeven) bij de instelling wordt bekostingd dan wel bekostigd is geweest. De datum van het diploma moet vallen binnen de periode van de onderwijsovereenkomst c.q. examenovereenkomst.

Overzicht nummer 4. BPV-telling

«studiejaar»

Instellingen

Termijnen

  • september

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • 15 september

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 februari

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 juli

    uiterste ontvangstdatum van de gewaarmerkte overzichtsformulieren plus accountantsverklaring

BPV uren

Opleidingscode

 

Berekend aantal uren BPV

Aantal deelnemers

«opleidingscode»

   

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Opleidingscode:

– kwalificatiecode + leerweg

Berekend aantal uren BPV:

Het aantal uren BPV over het «studiejaar». Vastlegging conform het gegevenswoordenboek.

Beschrijving berekening uren beroepspraktijkvorming (BPV)

De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens:

  • A. Gegeven A21 uit bijlage 1: BPV-omvang

  • B. Gegeven A19a uit bijlage 1: Datum begin BPV

  • C. Gegeven A 19b uit bijlage 1: Datum einde BPV

De berekening vindt plaats via de volgende stappen:

Stap 1: Het vaststellen van het aantal weken beroepspraktijkvorming in het studiejaar.

Stap 2: Het herberekenen van het aantal weken beroepspraktijkvorming in het studiejaar.

Stap 3: Het vaststellen van het aantal uren beroepspraktijkvorming in het studiejaar

Stap 4. Het vaststellen van het totaal aantal uren BPV voor elke kwalificatiecode + leerweg.

BPV uren

Voorbeeld van de berekening

In de BPV-telling wordt gevraagd naar het «Berekend aantal uren BPV». Dit aantal is de som van het aantal uren BPV per deelnemer, van wie het aantal (deelnemers) moet worden opgegeven in de volgende kolom. Het aantal uren per deelnemer wordt berekend met behulp van de BPV-omvang, zoals beschreven bij het gegeven A21 in Bijlage 1: Informatie-verzameling instellingen bij U-WEB en de periode van de BPV van de deelnemer die in het afgelopen schooljaar viel. Deze berekening wordt stapsgewijs behandeld aan de hand van een voorbeeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende (fictieve) gegevens:

Schooljaar:

1998–1999

Datum begin BPV:

1 november 1998

Datum einde BPV:

1 november 2000

BPV-omvang:

32 (uur per week)

Stap 1: Het vaststellen van het aantal weken beroepspraktijkvorming in het studiejaar.

Bepaal het aantal weken van de BPV-periode dat in het schooljaar, dat wil zeggen tussen 1 augustus 1998 en 31 juli 1999 valt. Kies als Begindatum de Datum begin BPV of, als die vóór 1-8-98 valt, het begin van het schooljaar (1-8-98). Kies als Einddatum de Datum einde BPV of, als die ná 31-7-99 valt, het eind van het schooljaar (31-7-99). Bepaal het aantal weken hiertussen, waarbij een gedeelte van een week wordt afgerond (1–2 dagen naar beneden, 2½–5 dagen naar boven).

In het voorbeeld is de periode 1 november 1998–31 juli 1999. Dat zijn 39 weken.

Stap 2: Het herberekenen van het aantal weken beroepspraktijkvorming in het studiejaar.

Vermenigvuldig het werkelijke aantal weken met 40/52. Op die manier werken we met een schooljaar van 40 weken. (Dat is ook gedaan bij de berekening van de BPV-omvang). Hierbij wordt weer naar het dichtstbijzijnde gehele getal afgerond.

In het voorbeeld wordt de rekenperiode 40/52 x 39 weken = 30 weken.

Stap 3: Het vaststellen van het aantal uren beroepspraktijkvorming in het studiejaar

Vermenigvuldig het in stap 2 berekende aantal weken met de BPV-omvang. Dit levert het Berekend aantal uren BPV van de deelnemer.

In het voorbeeld wordt het resultaat 30 x 32 uur = 960 uur.

Stap 4. Het vaststellen van het totaal aantal uren BPV voor elke kwalificatiecode + leerweg.

Nadat op boven beschreven wijze het aantal uur BPV per deelnemer is bepaald worden deze aantallen per kwalificatie + leerweg opgeteld. Het resultaat hiervan dient te worden ingevuld op het telformulier onder de kop «Berekend aantal uren BPV» per opleidingscode. Het aantal dat het betreft dient onder de kop Aantal deelnemers ingevuld te worden.

Leerbedrijven

Code leerbedrijf

Aantal deelnemers

Brinnr. Landelijk Orgaan

postcode

huisnummer

volgnr.

BOL

BBL

         

schuin gedrukte teksten zijn voorbedrukt

Toelichting

Code leerbedrijf:

Gegeven A20 uit bijlage 1

Aantal deelnemers:

Het aantal deelnemers, onderscheiden naar de leerweg, dat op enig moment binnen dat studiejaar bij het leerbedrijf een praktijkplaats hadden op basis van een praktijkovereenkomst.

Overzicht nummer 5. Personeel

«kalenderjaar»

Instellingen

Termijnen

  • januari

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • februari

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 maart

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 juni

    uiterste datum terugmelding geregistreerde gegevens aan instellingen

Personele gegevens

Tabel 1: Soort aanstelling en maximum schaal bij functie

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Soort aanstelling

Max. schaal

Aantal personen

Aantal FTE's

1

9

9

9

99

9999

9999,99

             

Tabel 2: Leeftijd en betrekkingsomvang

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Leeftijd

Betrekkingsomvang

Aantal personen

Aantal FTE's

2

9

9

99

9,99

9999

9999,99

             

Tabel 3: Duur van de aanstelling en einde dienstverband

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Jaar van indiensttreding

Einde dienstverband

Aantal personen

Aantal FTE's

3

9

9

99

9

9999

9999,99

             

Tabel 4: Inschaling, maximum schaal bij de functie en duur van de aanstelling

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Jaar van indiensttreding

Inschaling

Max. schaal bij functie

Aantal personen

Aantal FTE's

4

9

9

99

9999

99

9999

9999,99

               

Tabel 5: BAPO

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Leeftijd

Inschaling

Betrekkingsomvang

BAPO

Aantal personen

Aantal FTE's

5

9

9

99

9999

9,99

9,99

9999

9999,99

                 

Tabel 6: FPU

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Leeftijd

Inschaling

Betrekkingsomvang

FPU

Aantal personen

Aantal FTE's

6

9

9

99

9999

9,99

9,99

9999

9999,99

                 

Tabel 7: Salaris-garantie

Tabel

Functiecategorie

Geslacht

Leeftijd

Inschaling

Betrekkingsomvang

Salarisgarantie

Aantal personen

Aantal FTE's

7

9

9

99

9999

9,99

999999

9999

9999,99

                 

Toelichting

Er zijn 7 tabellen gedefinieerd die de instellingen moeten leveren. Deze tabellen leveren informatie betreffende aantallen personen met een bepaalde combinatie van kenmerken die op 1 oktober van het jaar bij een instelling in dienst zijn en de totale betrekkingsomvang die zij vertegenwoordigen. Hierop is één uitzondering: tabel 3 heeft betrekking op personeel dat in het afgelopen studiejaar uit dienst is getreden. Deze tabellen moeten op 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben bij het ministerie binnen zijn.

De tabellen zijn opgebouwd uit regels, die elk weer zijn opgebouwd uit gegevens, die we hier items noemen. Het eerste item is steeds de tabelcode (1–7). Daarop volgen gegevens die de selectie van de personen definiëren. Deze gegevens bepalen in combinatie welke personen er geteld worden. Daarop volgt het item Aantal personen, dat het resultaat geeft van deze selectie. Het item Aantal FTE's tenslotte geeft de totale betrekkingsomvang van deze personen, uitgedrukt in fte's (aantal normbetrekkingen).

Voor deze tabellen worden de volgende eenheden gebruikt:

leeftijd:

jaar (afgerond naar dichtstbijzijnde gehele getal), berekend uit geboortedatum en peildatum

betrekkingsomvang:

0,1 normbetrekking

FPU, BAPO

0,01 normbetrekking

Aantal FTE's is de totale betrekkingsomvang van alle geselecteerde personen met een bepaalde combinatie, uitgedrukt in gehele normbetrekkingen.

Het aantal negen's geeft de lengte van het betreffende veld aan (dus niet het type). Ook is de plaats van de komma aangegeven.

Alleen de laatste twee kolommen bevatten telgegevens : het aantal FTE's en daarbij betrokken personen. De overige kolommen bevatten alleen de «identificerende» gegevens t.b.v. de genoemde aantallen.

Het nummer van de tabel wordt bij bestandsmatige levering in elke regel ingevuld : ook dit is een identificerend gegeven.

Tabelregels met zowel aantal FTE's én aantal personen gelijk aan NUL behoeven niet te worden ingevuld/geëxporteerd.

Bijlage 5. Modellen van formulieren gemeenten bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Overzicht nummer 1. Samenwerkingsgemeenten

«kalenderjaar»

1. Verzoek van centrumgemeente of samenwerkingsorgaan

Naam: .................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

2. Namen samenwerkende gemeenten

Naam gemeenten

...............................................................................................................................................................

...............................................................................................................................................................

..............................................................................................................................................................

3. Betaalgegevens

Postbanknummer: ............................................................................................................................

Ten name van ....................................................................................................................................

Adres ...................................................................................................................................................

Postcode /woonplaats ....................................................................................................................

4. Bijlage

Bij dit verzoek dient een afschrift van de gemeenschappelijke regeling c.q. het besluit van de betrokken gemeenten te worden meegezonden.

Toelichting

Samenwerkingsgemeenten:

Indien gemeenten een samenwerkingsverband aangaan voor educatie of een bestaand verband wijzigen dient dit voor 1 december voorafgaande aan het jaar waarop de samenwerking ingaat aan Cfi gemeld te worden.

Overzicht nummer 2. Contracten rijksbijdrage educatie

«kalenderjaar»

Gemeenten

  • gemeenten;

  • samenwerkende gemeenten.

Termijnen

  • september

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • 21 december

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan gemeenten

  • 30 januari

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • maart

    uiterste datum terugmelding geregistreerde gegevens aan gemeenten

Instelling

Aantal deelnemers

BRIN-nummer

Naam instelling

Beschikbaar gesteld bedrag

Vavo

NT2

Breed Maatsch. Functioneren

Sociale Redzaamheid

           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
 

TOTAAL

         

Toelichting

Contracten:

De gemeente dient voor 31 januari van het jaar waarvoor de middelen aan de gemeente worden toegekend de bovenstaande gegevens te verstrekken aan Cfi over dat kalenderjaar.

Deelnemersgegevens Educatie

«studiejaar»

Instellingen

  • gemeenten;

  • samenwerkende gemeenten.

Termijnen

  • januari

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • 1 februari

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 maart

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 juni

    uiterste datum terugmelding geregistreerde gegevens aan instellingen

Overzicht nummer 3. Deelnemersgegevens Educatie

«studiejaar»

Programma's

Onderwijs

Programma

Niveau

Naam

tenminste 6 vakken

minder dan 6 vakken

1

educatie (excl. NT2)

 

2–3

educatie (excl. NT2)

 

4

mavo

 

5

havo

 

6

vwo

   

Toelichting

Deelnemers programma's

Het aantal deelnemers geaggregeerd naar tenminste 6 vakken en minder dan 6 vakken.

Certificaten

Onderwijs

 

Aantal certificaten

Niveau

Naam

diploma

0

1

2

3

4

5

>5

1

educatie (excl. NT2)

n.v.t

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

2–3

educatie (excl. NT2)

n.v.t

           

4

mavo

           

5

havo

           

6

vwo

             

Toelichting

Deelnemers certificaten

Het aantal deelnemers geaggregeerd naar het aantal certificaten.

Resultaten

NT2

Niveau toets

Staatsexamen

Uitstroom zonder toets

Soort deelnemers

deelnemers

onderdeel

0

1

2

3

4

5

I

II

 

nieuwkomers

 

spreken

             
   

luisteren

             
   

lezen

             
   

schrijven

             
   

geslaagd

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

   
                       

overigen

 

spreken

             
   

luisteren

             
   

lezen

             
   

schrijven

             
   

geslaagd

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

     

Toelichting

Deelnemers resultaten

Het aantal deelnemers geaggregeerd naar het behaalde resultaat.

Bijlage 6. Modellen van formulieren landelijke organen bij hoofdstuk 5, informatie, van het Uitvoeringsbesluit WEB

Overzicht nummer 1. Telling personeelsgegevens Landelijke Organen

«1 maart 1999»

Instellingen

– landelijke organen als bedoeld in artikel 1.5.1 van de wet.

Termijnen

  • 5 juni

    publicatie verzoek om informatie in Uitleg OCenW-regelingen

  • vóór 1 juli

    toezending formulieren en toelichtingsbrochure aan instellingen

  • 1 augustus

    uiterste datum waarop de formulieren door Cfi moeten zijn ontvangen

  • 1 oktober

    uiterste datum terugmelding geregistreerde gegevens aan instellingen

Personeelsgegevens

Functie

Type

Schaal/regel

Geslacht

Geboortejaar

Aantal personen

Aantal fte's

             
             

Toelichting

Er is een tabel gedefinieerd die de landelijke organen moeten leveren. Deze tabel levert informatie betreffende functies en personen die op 1 maart 1999 in dienst zijn bij het landelijk orgaan. Per regel kunnen de gegevens van de functies en personen met eenzelfde combinatie van gegevens worden opgenomen. Veelal zal per regel echter slechts één persoon kunnen worden vermeld met eenzelfde combinatie.

Functie:

De code voor de functie die het personeelslid heeft.

Type:

De aanduiding of de werknemer in vast of tijdelijk dienstverband is (uitzendkrachten worden niet opgenomen).

Schaal/regel:

De salarisschaal met het regelnummer van het personeelslid, conform de CAO-LOB.

Geslacht:

De aanduiding of het personeelslid een man of een vrouw is.

Geboortejaar:

Het jaar waarin het personeelslid geboren is.

Aantal personen:

Het aantal personen die met eenzelfde combinatie op de regel van het het formulier zijn opgenomen.

Aantal fte's:

De totale betrekkingsomvang van de geselecteerde personen, uitgedrukt in gehele normbetrekkingen.