Bijlage VI. : Analysemethoden voor het aantonen van Salmonella en Campylobacter in
pluimvee(vlees) en eieren
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor het aantonen van Salmonella en/of Campylobacter in pluimvee(vlees) en eieren
staat de pluimveesector een aantal analysemethoden ter beschikking, welke goedgekeurd
zijn door de Raad voor Accreditatie.
Pve branchemethode MSRV voor het aantonen van salmonella in dons, faeces, vellen en
eindproduct afkomstig van pluimvee
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een methode voor het aantonen van Salmonella in dons, faeces
(mest) en vellen en eindproduct afkomstig van pluimvee. De Raad voor Accreditatie
heeft de methode goedgekeurd voor de matrix mest, dons, vellen en eindproduct.
2. Definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Salmonella: micro-organismen die de voor deze bacteriën karakteristieke groei vertonen
en specifieke biochemische en serologische reacties vertonen wanneer wordt gekweekt
respectievelijk getest volgens de beschreven werkwijze.
Detectie van Salmonella: bepalen van de aan- of afwezigheid van deze micro-organismen
als het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de beschreven werkwijze.
3. Principe
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Na voorincubatie van de te onderzoeken matrix in een voorophopingsmedium, wordt geënt
op een half-vast medium, waarna wordt afgestreken op een selectief isolatiemedium.
4. Reagentia en andere materialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Alle gebruikte grondstoffen en het gedestilleerde water moeten van analysekwaliteit
zijn.
Niet-selectief voorophopingsmedium
|
|
|
gebufferd pepton water
|
BPw
|
bijlage 1.1
|
Selectief ophopingsmedium
|
|
|
modified semi-solid Rappaport-Vassiliadis medium
|
MSRV
|
bijlage 1.2
|
Selectieve agar
|
|
|
briljant groen agar
|
BGA
|
bijlage 1.3
|
Bevestigingsmedia
|
|
|
ureumagar
|
UA
|
bijlage 1.4
|
triple-sugar-ironagar
|
TSI
|
bijlage 1.5
|
lysine-decarboxylase medium
|
LDC
|
bijlage 1.6
|
Salmonella polyvalent agglutinatie serum
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De samenstelling en bereiding van media en reagentia is opgenomen in bijlage 1. Er
mag echter ook gebruik gemaakt worden van media die commercieel verkrijgbaar zijn.
5. Apparatuur en glaswerk
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gebruikelijke apparatuur en glaswerk voor een microbiologisch laboratorium en in het
bijzonder de onderstaande:
Opmerking:
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
-
5.1. Broedstoof voor het bebroeden bij 37 ° C ± 1 ° C
-
5.2. Broedstoof voor het bebroeden bij 42 ° C ± 0,5 ° C
-
5.3. Waterbad ingesteld op 47 ° C ± 2 ° C
-
5.4. Steriele entnaalden met een oog met een diameter van ca. 3 mm.
-
5.5. Steriele pipetten met een schaalverdeling van 0,1 ml en een meetvolume van 1 ml.
-
5.6. Petrischalen met een middellijn van ca. 9 cm.
-
5.7. Cultuurbuizen van 17/18 x 150 mm en van 8 x 160 mm.
6. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De monsters dienen binnen 4 uur na ontvangst ingezet te worden. Indien de monsters
echter binnen 48 uur op het laboratorium aanwezig zijn, mag gewacht worden met het
inzetten van de monsters totdat maximaal 48 uur + 4 uur na de datum van monstername
is verstreken.
Voorbehandeling van het monster
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Verdun het monster 1:10 in BPw.
In de volgende tabel is ter illustratie de relatie tussen de verschillende monsterhoeveelheden en het
volume BPw weergegeven:
aantallen
|
(hoeveelheid (circa))
|
BPw
|
type monster
|
2x25 swabs
|
(12,5 gram)
|
112,5 ml
|
swabs broederijen
|
3x20 swabs
|
(10 gram)
|
90
ml
|
swabs stallen
|
2x 15 swabs
|
(7,5 gram)
|
67,5 ml
|
swabs
|
2
paar
|
(10 gram)
|
90
ml
|
overschoentjes
|
6x 25 swabs
|
(12,5 gram)
|
112,5 ml
|
swabs
|
2x 30 swabs
|
(15 gram)
|
135 ml
|
swabs
|
30
swabs
|
(15 gram)
|
135 ml
|
blinde darmmest
|
25
gram
|
(25 gram)
|
225 ml
|
dons
|
25
gram
|
(25 gram)
|
225 ml
|
eindproduct
|
25
gram
|
(25 gram)
|
225 ml
|
vel van de borstkap
|
40
stukjes
|
(60 gram)
|
540 ml
|
inlegvellen
|
Incubeer de potten BPw 18 ± 2 uur bij 37 ° C ± 1 ° C.
De potten mogen tussentijds gedurende 2 dagen in de koelkast bewaard worden, deze
‘koudestap’ is mogelijk.
Beënting en bebroeding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Breng 0,1 ml BPw-cultuur op een MSRV plaat (bij 9 cm platen 3 druppels, met een gezamenlijk
volume van 0,1 ml in een driehoek. Incubeer de platen 1 x 24 ± 2 uur bij 42 ° C ±
0,5 ° C. De platen moeten met het deksel van de petrischaal naar boven geïncubeerd
worden, aangezien het een half-vast medium is. Niet verdachte of negatieve platen
dienen nogmaals 1 x 24 ± 2 uur bij 42 ° C ± 0,5 ° C bebroed te worden. Een verdachte
MSRV-plaat vertoont groei in de agar (zwerming vanuit de entingsplaats) en heeft een
wit/grijze kleur. Verdachte platen worden afgeënt door aan de rand van de zwermzone
met een öse materiaal uit de agar te nemen en daarmee een gedroogde BGA plaat te beënten.
Incubeer deze platen gedurende 24 ± 2 uur bij 37 ° C ± 1 ° C.
Beoordeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Controleer de bebroede BGA-platen op de vorming van roze kolonies. Dergelijke kolonies
worden als ‘vermoedelijk positief’ aangemerkt.
Bevestiging
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor de bevestiging uit met minimaal 1 tot maximaal 3 specifieke kolonies per plaat
in geval van reincultuur en tot 5 specifieke kolonies (indien aanwezig) in geval van
mengcultuur totdat een positief resultaat wordt verkregen. De kolonies worden vanaf
de BGA plaat geënt in UA middels het afstrijken op het oppervlak van de agar en in
TSI middels ladderen over het schuingestolde oppervlak en een steekenting tot op de
bodem van de buis. Beënt tevens een buis LDC door een hoeveelheid koloniemateriaal
tegen de wand van de buis net onder het vloeistof oppervlak af te strijken. De buizen
worden 24 ± 2 uur bij 37 ° C ± 1 ° C geïncubeerd.
Opmerking :
Wanneer geen goed losliggende kolonies op de BGA plaat zijn verkregen of bij de aanwezigheid
van veel spreidende of overgroeiende stoorflora is het nodig ter zuivering een nieuwe
reinstrijk op een gedroogde BGA- of nutriëntenagarplaat te maken. Bij verontreiniging
van de Salmonella- kolonie met andere bacteriën wordt een afwijkend biochemisch patroon
verkregen. Het is toegestaan om eerst de bevestigingstest met de TSI uit te voeren,
en bij een verdachte uitslag door te gaan met ureum en LDC.
Na incubatie geven voor Salmonella verdachte kolonies de volgende biochemische resultaten:
TSI agar
|
|
|
onderin de buis
|
- geel
|
- glucose positief (100%)
|
|
- zwart
|
- vorming van H 2 S (91,6%)
|
|
- bellen/scheuren
|
- gasvorming van glucose (91,9%)
|
schuine gedeelte
|
- rood/onveranderd
|
- lactose en/of sucrose negatief (resp. 99,2% en 99,5%)
|
Ureum agar
|
|
|
|
- geen kleuromslag van het medium
|
- negatief (100%)
|
LDC
|
|
|
|
- paarse kleur en groei in medium
|
- positief (94,6%)
|
Het gebruik van biochemische kits (zoals API, Crystal) is ook toegestaan.
Biochemisch verdachte kolonies dienen serologisch bevestigd te worden met een polyvalent
serum. Dit werkvoorschrift is opgenomen in bijlage 3.1.
De totale beoordeling van biochemische en serologische resultaten is als volgt:
Biochemische reacties
|
Auto-agglutinatietabel
|
Agglutinatie met serum
|
Werkwijze / Resultaat
|
pos
|
neg
|
pos
|
Salmonella
|
pos
|
neg
|
neg
|
RIVM
|
pos
|
pos
|
--
|
RIVM
|
Indien een stam alleen biochemisch verdacht is, wordt deze opgestuurd naar het RIVM.
Een andere mogelijkheid is het inzetten van een zogenaamde ‘lange bonte rij’ of een
biochemische kit. Op het resultaat van het RIVM hoeft niet gewacht te worden, alvorens
een uitslag wordt afgegeven.
Voor de donsmonsters en faecesmonsters vindt serotypering plaats voor de 4 hoofdgroepen
van Salmonella (B, C, D en E) en indien van toepassing identificatie van Salmonella
Enteritidis en Salmonella Typhimurium. (indien nog niet bij pluimveehouder het serotype
nog niet bekend is). In bijlage VIII is het werkvoorschrift opgenomen.
7. Controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen:
- -
Positieve controle
- -
Negatieve controle
- -
Blanco controle
De eerstelijnscontroles met MSRV platen staan beschreven in bijlage 2.
8. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Geef het resultaat op als ‘aan- of afwezigheid van Salmonella in het betreffende monstermateriaal’
(zie bijlage VII) als Salmonella al dan niet is aangetoond volgens dit protocol. Bij de uitslag kan
tussen haakjes aangegeven worden om hoeveel gram het ongeveer gaat dat is onderzocht.
Indien bij het aanleveren van de monsters door de opdrachtgever afwijkingen worden
geconstateerd van de wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient
het laboratorium hierover schriftelijk een opmerking te maken richting de opdrachtgever
(zie bijlage VIII).
9. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
- -
NEN-EN 12824 Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders - horizontale methode
voor het aantonen van Salmonella (ISO 6579:1993, gewijzigd).
- -
Zee, van der H., E. De Boer, P. Van Netten, 1990, Salmonella isolatie met behulp van
MSRV, De Ware (n) chemicus 20: 189-199.
- -
Hartman, dr. E.G., Validatierapport van de isolatie van Salmonella uit de matrix pluimvee
faeces m.b.v. het Modified Semi-solid Rappaport Vassiliadis (MSRV)-medium, september
1999
Bijlage 1. : Samenstelling en bereiding van media en reagentia
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1.1. Gebufferd pepton water (BPw)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
samenstelling:
pepton
|
10,0 g
|
NaCI
|
5,0 g
|
Na2HP04.12H20
|
9,0 g
|
KH2P04
|
1,5 g
|
water
|
1000 ml
|
bereiding:
-
- Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting).
-
- Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 7,2 ± 0,2 bedraagt bij 25°C.
-
- Verdeel het medium over daarvoor geschikte flessen.
-
- Steriliseer in een autoclaaf (15 min. 121°C).
1.2. Modified Semi-solid Rappaport-Vassiliadis medium (MSRV)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
oplossing A (basis):
tryptose
|
4,59 g
|
caseine hydrolysaat
|
4,59 g
|
NaCI
|
7,34 g
|
KH2P04
|
1,47 g
|
MgCl2
|
10,93 g
|
malachietgroen oxalaat
|
0,037 g
|
agar
|
2,7 g
|
gedestilleerd water
|
1000 ml
|
bereiding
-
- Los de ingrediënten op in het water.
-
- Breng het mengsel onder voortdurend schudden aan de kook (NIET AUTOCLAVEREN).
-
- Stel de pH op 5,2 ± 0,2.
-
- Koel het mengsel af tot 50C.
oplossing B (novobiocine):
bereiding MSRV medium:
-
- Voeg oplossing B toe aan 500 ml oplossing A.
-
- Meng de oplossing.
-
- Giet uit in petrischalen en verwijder de luchtbellen.
-
- Even aan de lucht drogen om een nat oppervlak te voorkomen.
1.3. Briljant groen agar (BGA)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
oplossing A (basis):
vIeesextract
|
5,0 g
|
pepton
|
10,0 g
|
gistextract
|
3,0 g
|
Na2HP04
|
1,0 g
|
NaH2P04
|
0,6 g
|
agar
|
12 g tot 18 g
|
water
|
900 ml
|
bereiding:
-
- Los de ingrediënten op in het water (indien nodig via verhitting).
-
- Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 7,0 ± 0,2 is.
-
- Schenk het medium in daarvoor geschikte buizen/flessen.
-
- Steriliseer in een autoclaaf (15 min. 121C).
oplossing B (suiker/fenol rood oplossing):
lactose
|
10,0 g
|
sucrose
|
10,0 g
|
fenolrood
|
0,09 g
|
water tot een eindvolume van
|
100 ml
|
bereiding:
-
- Los de componenten op in ± 50 mI water.
-
- Vul met water aan tot een eindvolume van 100 ml.
-
- Verhit gedurende 20 min. in een waterbad van 70°C.
-
- Koel af tot 47°C ± 1C.
-
- Gebruik de oplossing direct.
oplossing C (briljant groen oplossing):
briljant groen
|
± 0,5 g
|
water
|
100 ml
|
bereiding:
-
- Voeg het briljant groen (concentratie tussen 4,5 mg/l en 6 mg/l) toe aan het water.
-
- Bewaar de oplossing tenminste 1 dag in het donker zodat auto sterilisatie optreedt.
bereiding complete medium:
oplossing A
|
900 mI
|
oplossing B
|
100 ml
|
oplossing C
|
1 mI
|
bereiding:
-
- Voeg, onder aseptische omstandigheden, oplossing C toe aan de (tot 47°C ± 1°C) afgekoelde
oplossing B.
-
- Voeg deze oplossing toe aan oplossing A en meng het medium.
bereiding van de agar platen:
-
- Giet het vers bereide medium in grote (± 40 ml) of in kleine petrischalen (±15 ml).
-
- Laat de platen stollen.
-
- Droog de platen voor gebruik.
1.4. Ureumagar (UA)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
oplossing A (basismedium):
pepton
|
1,0 g
|
glucose
|
1,0 g
|
NaCI
|
5,0 g
|
KH2P04
|
2,0 g
|
fenolrood
|
12,0 mg
|
agar
|
12,0 tot 18,0 g
|
gedestilleerd water
|
1000 mI
|
bereiding:
-
- Los de ingrediënten op in het water.
-
- Stel de pH op 6,8 ± 0,2 bij 25°C en filtreer de oplossing.
-
- Steriliseer de oplossing gedurende 15 min bij 121°C in een autoclaaf.
-
- Laat de oplossing afkoelen tot 47°C.
oplossing B (ureumoplossing):
ureum
|
400 g
|
gedestilleerd water
|
1000 ml
|
bereiding:
bereiding complete medium:
oplossing A
|
950 ml
|
oplossing B
|
50 ml
|
bereiding:
-
- Voeg oplossing B (ureumoplossing) toe aan oplossing A (basismedium).
-
- Verdeel het medium over steriele buizen, per buis 10 ml medium.
-
- Laat de buizen stollen zodat een schuin gedeelte ontstaat.
1.5. Triple-sugar-ironagar (TSI)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
samenstelling:
vIeesextract
|
3,0 g
|
gistextract
|
3,0 g
|
pepton
|
20,0 g
|
NaCI
|
5,0 g
|
lactose
|
10,0 g
|
sucrose
|
10,0 g
|
glucose
|
1,0 g
|
ijzer (III) citraat
|
0,3 g
|
natriumthiosulfaat
|
0,3 g
|
fenoIrood
|
0,024 g
|
agar
|
12,0 tot 18,0 g
|
gedestilleerd water
|
1000 mI
|
bereiding:
-
- Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting).
-
- Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 7,4 ± 0,2 is.
-
- Verdeel het medium over buizen, per buis 10 ml medium.
-
- Steriliseer de oplossing gedurende 15 min bij 120C in een autoclaaf.
-
- Laat de buizen stollen zodat er bovenop 2,5 cm agar onderin de buis, een schuin gedeelte
ontstaat.
1.6. Lysine-decarboxylase medium (LDC)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
samenstelling:
1-lysine monohydrochloride
|
5,0 g
|
gistextract
|
3,0 g
|
glucose
|
1,0 g
|
bromocresol purper
|
0,015 g
|
water
|
1000 ml
|
bereiding:
-
- Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting).
-
- Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 6,8 ± 0,2 is.
-
- Verdeel het medium over smalle reageerbuizen; per buis 5 mI medium.
-
- Steriliseer in een autoclaaf (10 min. 121°C).
Bijlage 2. : Eerstelijnscontrole met MSRV platen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Onderwerp
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Deze bijlage beschrijft een methode voor de eerstelijnscontrole op de analyse van
Salmonella met MSRV.
Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Om de kwaliteit van de geproduceerde media te bewaken, dient iedere dag een controle
volgens onderstaand schema te worden uitgevoerd.
Inoculum:
|
Kolonie aanstippen met entoogje en afstrijken langs de wand van een buisje met gebufferd
peptonwater (BPW). Ca. 24 ± 2 uur bij 37 ° C incuberen in BPw (108 ) en verdunnen tot 103 of commercieel verkrijgbaar bij de IGB Groningen.
|
Controlestam:
|
S. enteritidis
|
|
l
|
|
100 µL op de plaat pipetteren
|
|
l
|
|
incuberen 1 x 24 ± 2 uur
|
|
l
|
|
wit/grijze troebeling plaat
|
|
l
|
|
positief
|
Alternatieve PVE Branchemethode PROBELIA TM PCR voor het aantonen van Salmonella in
dons, faeces, vellen en eindproduct afkomstig van pluimvee Versie 14 november 2002
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een 24-uurs methode voor het aantonen van Salmonella met behulp
van de PROBELIATM test (Bio-Rad Laboratories) in dons, faeces (mest), vellen en eindproduct afkomstig
van pluimvee. De methode is gevalideerd ten opzichte van de door de branche opgestelde
en door de Raad voor Accreditatie goedgekeurde analyse methode MSRV.
2. Definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Salmonella : Salmonella spp. , d.w.z. alle typen Salmonella waarvan het DNA aan de
hand van de Polymerase Chain Reactie (PCR) wordt aangetoond, wanneer wordt getest
volgens de beschreven werkwijze.
Detectie van Salmonella : bepalen van de aan- of afwezigheid van deze micro-organismen
als het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de beschreven werkwijze.
3. Principe
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Uit een voorophopingsmedium wordt, na voorincubatie, het DNA van Salmonella geïsoleerd.
Vervolgens vindt amplificatie plaats van een voor Salmonella specifieke en gepatenteerde
DNA- sequentie, het lagA gen, met behulp van de PCR. Het vermenigvuldigde DNA wordt
na hybridisatie op een microtiterplaatstrip aangetoond middels een colorimetrische
reactie. Inclusief voorophoping wordt een positieve of negatieve uitslag verkregen
binnen 24 uur.
4. Reagentia en andere materialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De PROBELIATMSalmonella test bestaat uit kant-en-klare reagentia, inclusief voorophopingmedium.
Het te gebruiken gedestilleerde water moet van analysekwaliteit zijn.
Niet-selectief voorophopingsmedium
|
|
|
gebufferd pepton water (BPw)
|
Bio-Rad code 356-4684 (500 g) of Bio-Rad code 355-4170 (225 ml)
|
[bijlage 1.1]
|
PROBELIA TMSalmonella test
|
|
|
Amplificatie kit
|
Bio-Rad code 357-8000
|
[bijlage 1.2]
|
Detectie kit
|
Bio-Rad code 357-8001
|
[bijlage 1.2]
|
De samenstelling en bereiding van media en kits is opgenomen in bijlage 1.
5. Apparatuur en verbruiksmaterialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De gebruikelijke apparatuur voor een microbiologisch laboratorium en de voor de PROBELIATM test benodigde apparatuur en verbruiksmaterialen, zoals onderstaand vermeld:
Opmerking:
Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
-
5.1 Broedstoof voor het bebroeden bij 37 ± 10 C
-
5.2 Micropipetten (5-50 en 20-200 μl)
-
5.3 Microcentrifuge voor 1,5 ml centrifugebuisjes (max. 10.000-15.000 rpm)
-
5.4 Verhittingsblokken of waterbaden ingesteld op 56± 1 °C en 100 ± 1 °C
-
5.5 Bio-Rad iCycler thermocycler voor PCR
-
5.6 Bio-Rad microtiterplaat shaker/incubator Model Stat-Fax
-
5.7 Bio-Rad microtiterplaat washer Model PW-40/41
-
5.8 Bio-Rad microtiterplat reader Model 550 met 450 nm en 620 nm filters
-
5.9 Stomacherzak met filter
-
5.10 Steriele centrifuge buisjes 1,5 ml
-
5.11 Steriele micropipetpunten met filter
-
5.12 Steriele PCR-tubes 200 μl
6. Specifieke eisen betreffende de laboratorium ruimtes
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
PCR technologie is zeer gevoelig: amplificatie van een enkel molecuul genereert miljoenen
identieke kopieën van de gewenste sequentie. Deze kopieën kunnen via aërosolen in
de laboratorium ruimte circuleren.
Om besmetting van nieuwe monsters met DNA sequenties vanuit amplificaties van voorgaande
monsters te voorkòmen, is het essentiëel om de ruimtes waar de monster behandeling
en het mixen van de reagentia plaatsvindt (pre-PCR ruimte) te scheiden van de ruimte
waar de amplicon analyse plaatsvindt en de centrifugebuisjes worden geopend (post-PCR
ruimte).
Het gebruik van de PROBELIATM PCR test vereist een minimum van 2 afgescheiden ruimtes. Elke ruimte is voorzien
van eigen gebruiksmaterialen zoals pipetten, handschoenen, laboratorium jassen, etc.,
die niet mogen circuleren van de ene werkplek naar de andere.
7. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Zie voor de acceptatie criteria voor monstermateriaal bijlage IX.
De monsters dienen binnen 4 uur na ontvangst ingezet te worden. Indien de monsters
echter binnen 48 uur op het laboratorium aanwezig zijn, mag gewacht worden met het
inzetten van de monsters totdat maximaal 48 uur + 4 uur na de datum van monstername
is verstreken.
Voorbehandeling van het monster
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Verdun het monster 1:10 in BPw in een stomacherzak met filter. Stomacher, en incubeer
de BPw gedurende 18± 2 uur bij 370 C ± 10 C.
Bij verwerking van borstvel (of nekvel) ten behoeve van de verdunning dient zo min
mogelijk onderhuids vet meegesneden te worden; een overmaat vet kan de isolatie van
DNA bemoeilijken en inhibitie van de PCR-reactie veroorzaken. Mest en dons vergen
geen bijzondere voorbehandeling.
Amplificatie en detectie van DNA met PROBELIA TM Salmonella
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Na voorophoping wordt de inhoud van de stomacherzak lichtjes gehomogeniseerd middels
voorzichtig zwenken. Vervolgens wordt met een steriele pipet (bij voorkeur met filter)
1 ml homogenaat uit de stomacherzak gepipetteerd in een 1,5 ml centrifuge buisje.
Hierbij moeten geen vet, donsresten of andere vaste substanties worden meegepipetteerd.
Overige stappen worden uitgevoerd conform de gebruiksaanwijzing van de PROBELIATMSalmonella testkit (instructie van de fabrikant).
Beoordeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Resultaten worden beoordeeld conform de gebruiksaanwijzing van de PROBELIATMSalmonella testkit (instructie van de fabrikant). Deze zijn gebaseerd op bepaling
van de optische densiteit (OD) verkregen op de Salmonella detectiestrip (H1), vergeleken
met de OD van hetzelfde monster op de detectiestrip van de interne controle (H0).
Zie ook onderstaande tabel:
|
Salmonellae (H1)
|
Interne controle (H0) Resultaat
|
1
|
OD > 0.070
|
niet van belang
|
positief
|
2
|
OD < 0.070
|
OD > 0.070
|
negatief
|
3
|
OD < 0.070
|
OD < 0.070
|
inhibitie
|
In het geval van inhibitie van de amplificatiereactie (de OD’s voor monster en corresponderende
interne controle zijn lager dan de gestelde cut-off value van 0.070) dient een nieuwe
test te worden uitgevoerd. Hiertoe wordt het supernatant van het betreffende monster,
verkregen na isolatie van DNA, 1:10 verdund met steriel water (instructie van de fabrikant).
Vervolgens wordt de PCR opnieuw ingezet.
Voor een positief resultaat geldt: Salmonella aanwezig. Voor een negatief resultaat
geldt: Salmonella afwezig. Verdere bevestiging van positieve uitslagen verkregen met
de PROBELIATMSalmonella is ter beoordeling van de gebruiker maar is niet vereist.
Echter in die gevallen waarin volgens de Verordening Hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 of de Verordening Hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999 nadere serotypering van de Salmonella bevinding is vereist, dient met dezelfde BPw-voorophoping
als waaruit de PCR is uitgevoerd alsnog een isolatie met MSRV en BGA uitgevoerd te
worden, zie hiervoor de PVE branchemethode MSRV.
In bijlage VIII is het werkvoorschrift voor serotypering van isolaten opgenomen.
8. Controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De PROBELIATMSalmonella test kit bevat één positieve en twee negatieve controles. Een additionele
interne controle in elk monster bepaald de efficiëntie van de PCR-reactie en is een
indicator voor vals-negatieve reacties. Genoemde controles worden in elke test meegenomen.
Validatie van de test:
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De OD van de beide negatieve controles dient kleiner te zijn dan 0.050; deze waarde
bevindt zich meestal tussen de 0.020 en 0.030. De OD van de positieve controle dient
groter te zijn dan 2.000. De test is alleen geldig indien de optische densiteit van
de controles voldoet aan bovengenoemde condities.
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen:
9. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Het resultaat wordt opgegeven als ‘aan- of afwezigheid van Salmonella in het betreffende
monstermateriaal’ als Salmonella al dan niet is aangetoond volgens dit protocol.
Indien bij het aanleveren van de monsters door de opdrachtgever afwijkingen worden
geconstateerd van de wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient
het laboratorium hierover schriftelijk een opmerking te maken richting de opdrachtgever
(zie bijlage IX).
10. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Fach P., Dilasser F., Grout J., and Tache J., Evaluation of a polymerase chain reaction-based
test for detecting Salmonella spp. in food samples: PROBELIATMSalmonella spp. Journal of Food Protection, Vol. 62 (12): 1387-1393 (1999).
Hartman E.G. Validatierapport van de isolatie van Salmonella uit de matrix pluimvee
faeces m.b.v. het Modified Semi-solid Rappaport Vassiliadis (MSRV)-medium, Gezondheidsdienst
voor Dieren, projectnr 401919, september 1999.
Miras I., Hermant N., Arricau N., Popoff M.Y. Nucleotide sequence of lagA and lagB
genes involved in invasion of HeLa cells by Salmonella enterica subsp. Enterica ser.
Typhy . Research in Microbiology, Vol. 146 (1): 17-20 (1995).
PROBELIATMSalmonella spp .: AFNOR certification, attest SDP-07/2-06/96.
Productschappen Vee, Vlees en Eieren, Verzamelband Actieplan Salmonella en Campylobacter
in de pluimveevleessector 2000+ .
Van der Zee, H., et al. Vergelijking van de Salmonella bepaling met behulp van de
conventionele branchemethode (MSRV) en een snelle alternatieve detectiemethode (PROBELIATM PCR) in de pluimveesector. PVE, september 2002.
11. Bijlagen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Bijlage 1. : Samenstelling van voorophopingsmedium en PROBELIA TM testkits
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1.1. Voorophopingsmedium: Gebufferd peption water (BPw)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Samenstelling:
Pepton
|
10,0 g
|
NaCI
|
5,0 g
|
Na2HPO4
|
3,5 g
|
KH2PO4
|
1,5 g
|
Water
|
1000 ml
|
Bereiding:
- -
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting)
- -
Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 7,2 ± 0,2 bedraagt bij 250 C
- -
Verdeel het medium over de daartoe geschikte flessen
- -
Steriliseer in een autoclaaf (15 min. , 1210 C)
1.2. PROBELIA TM Salmonella test
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Samenstelling amplificatie kit
A1
|
Lysis reagens
|
1 fles
|
22 ml
|
A2
|
Salmonella spp. amplificatie mix
|
2 buizen
|
2 x 2,5 ml
|
A3
|
PCR Positieve controle
|
1 buis
|
0,25 ml
|
A4
|
PCR Negatieve controle
|
1 buis
|
0,5 ml
|
A5
|
Denaturatie reagens
|
1 fles
|
6 ml
|
Samenstelling detectie kit:
H0
|
96 wells plaat (12x8) gecoat met een probe specifiek voor de interne controle
|
1 microtiterplaat
|
H1
|
96 wells plaat (12x8) gecoat met een probe specifiek voor Salmonella spp.
|
1 microtiterplaat
|
H2
|
Hybridisatie buffer
|
1 fles
|
100 ml
|
H3
|
Peroxidase-gelabelde probes specifiek voor Salmonella spp. en de interne controle
|
1 buis
|
100 ml
|
H4
|
Was buffer (10x geconcentreerd)
|
1 fles
|
100 ml
|
H5
|
Substraat buffer
|
1 fles
|
60 ml
|
H6
|
Chromogeen: tetramethulbenzidine (TMB)
|
1 buis
|
1 ml
|
H7
|
Stop oplossing (1,5 N zwavelzuur)
|
1 fles
|
28 ml
|
|
Afdekfolie voor de microtiterplaat
|
20 stuks
|
|
Alternatieve PVE Branchemethode VIDAS SLM voor het aantonen van Salmonella in dons,
afkomstig van pluimvee Versie 14 november 2002
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een 48-uurs methode voor het aantonen van Salmonella met behulp
van de VIDAS SLM test (bioMérieux) in dons afkomstig van pluimvee. De methode is gevalideerd
ten opzichte van de door de branche opgestelde en door de Raad voor Accreditatie goedgekeurde
analyse methode MSRV.
2. Definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Salmonella : Salmonella spp. , d.w.z. alle typen Salmonella waarvan zowel O als H
antigenen met behulp van de Enzyme Linked Fluorescent Assay (ELFA) techniek worden
aangetoond, wanneer wordt getest volgens de beschreven werkwijze.
Detectie van Salmonella : bepalen van de aan- of afwezigheid van deze micro-organismen
als het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de beschreven werkwijze.
3. Principe
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
VIDAS SLM is een enzym immunoassay voor detectie van Salmonella antigenen, waarbij
gebruik wordt gemaakt van de ELFA methode en geautomatiseerd uitgevoerd op het VIDAS
analyse apparaat.
De voorophoping en de selectieve ophopingen vinden achtereenvolgens plaats gedurende
18 uur in een voorophopingsmedium, 6-8 uur in 2 verschillende selectieve ophopingsmedia
en als laatste gedurende 18 uur in een 3e ophopingsmedium. Van dit laatste ophopingsmedium wordt een hoeveelheid verhit en
in een reagens strip gebracht. De reagens strip wordt in het VIDAS analyse apparaat
gebracht, waarna het aantonen van aanwezigheid van Salmonella antigenen met behulp
van een cocktail van specifieke monoclonale antilichamen en een fluorescentie reactie
volledig geautomatiseerd verloopt. Het test resultaat van deze aantoningsstap is na
ca. 45 minuten beschikbaar.
4. Reagentia en andere materialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Alle gebruikte grondstoffen en het gedestilleerde water moeten van analysekwaliteit
zijn.
Niet-selectief voorophopingsmedium
|
gebufferd pepton water
|
BPw bijvoorbeeld bioMérieux ref. 42043 of Branchemethode MSRV [bijlage 1]
|
Selectief ophopingsmedium
|
Rappaport-Vassiliadis bouillon
|
RV
|
bijvoorbeeld bioMérieux ref. 42073
|
seleniet cysteine bouillon
|
SC
|
bijvoorbeeld bioMérieux ref. 42052
|
M bouillon
|
Mb
|
bijvoorbeeld bioMérieux ref. 42077
|
Selectieve agar
|
briIjant groen agar
|
BGA
|
PVE Branchemethode MSRV
|
Bevestigingsmedia
|
ureumagar
|
UA
|
PVE Branchemethode MSRV
|
triple-sugar-ironagar
|
TSI
|
PVE Branchemethode MSRV
|
lysine-decarboxylase medium
|
LDC
|
PVE Branchemethode MSRV
|
Salmonella polyvalent agglutinatie serum PVE Branchemethode MSRV
|
PVE Branchemethode MSRV
|
De samenstelling en bereiding van media en reagentia is opgenomen in bijlage 1 van
de PVE Branchemethode MSRV. Er mag echter ook gebruik gemaakt worden van media die
commercieel verkrijgbaar zijn.
De VIDAS SLM test bestaat uit kant-en-klare reagentia, zoals omschreven in de gebruiksaanwijzing
van de VIDAS SLM 30 702 test, instructie van de fabrikant.
5. Apparatuur en verbruiksmaterialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De gebruikelijke apparatuur voor een microbiologisch laboratorium en de voor de VIDAS
SLM test benodigde apparatuur en verbruiksmaterialen, zoals onderstaand vermeld:
Opmerking:
Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
-
Broedstoof voor het bebroeden bij 37 ° C ± 1°C
-
Broedstoof voor het bebroeden bij 42 ° C ± 0,5°C
-
Micropipet (500 μl)
-
Steriele micropipetpunten
-
Waterbad (1000 C) of equivalent
-
Steriele entnaalden met een oog met een diameter van ca. 3 mm.
-
Steriele pipetten met een schaalverdeling van 0,1 ml en een meetvolume van 1 ml.
-
Petrischalen met een middellijn van ca. 9 cm.
-
Cultuurbuizen van 17/18 x 150 mm en van 8 x 160 mm.
-
Stomacherzakken (met filter)
-
VIDAS analyse apparaat
6. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Zie voor de acceptatie criteria voor monstermateriaal bijlage IX.
De monsters dienen binnen 4 uur na ontvangst ingezet te worden. Indien de monsters
echter binnen 48 uur op het laboratorium aanwezig zijn, mag gewacht worden met het
inzetten van de monsters totdat maximaal 48 uur + 4 uur na de datum van monstername
is verstreken.
Voorophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Verdun het monster 1:10 in BPw (25 gram dons in 225 ml BPw).
Stomacher, en incubeer de BPw 18 ± 2 uur bij 37 ° C ± 1 ° C.
Selectieve ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Breng na incubatie van de BPw 1 ml van deze suspensie over in 10 ml SC bouillon. Incubeer
6-8 uur bij 37 ° C ± 1 ° C .
Breng tegelijkertijd ook 0,1 ml van deze BPw suspensie over in 10 ml RV bouillon.
Incubeer 6-8 uur bij 42 ° C ± 0,5 ° C
Na-ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Breng na incubatie van de SC bouillon 1 ml hiervan over in 10 ml M bouillon. Breng
na incubatie van de RV bouillon 1 ml hiervan over in een 2e buis met 10 ml M bouillon. Her-incubeer de SC bouillon en de RV bouillon voor nog
eens 18 uur, om bevestiging achteraf mogelijk te maken. Incubeer de M bouillon buizen
gedurende 18 uur bij 42 ° C ± 0,5 ° C.
Meng de M bouillon buizen na incubatie en breng uit elke buis 1 ml over in een eppendorfbuisje.
Sluit de buisjes en verhit gedurende 15 minuten in een kokend waterbad. Voer vervolgens
de VIDAS SLM test uit volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Bewaar de overgebleven bouillons bij 2-8 ° C voor bevestiging.
Beoordeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Resultaten worden beoordeeld conform de gebruiksaanwijzing van de VIDAS SLM test,
gebruiksaanwijzing van de fabrikant. Deze zijn gebaseerd op metingen van de fluorescentie
en worden gestandaardiseerd naar de zgn. Test Value. Resultaten met een Test Value
onder de 0,23 betreffen monsters waarin Salmonella antigenen niet aantoonbaar waren.
Resultaten met een test Value = 0,23 worden als Salmonella -positief gerapporteerd.
Positieve resultaten moeten worden bevestigd met behulp van de bewaarde ophopings-
en na-ophopingsmedia.
Bevestiging van positieve resultaten
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Ent met een öse vanuit de ophopingsbouillons (RV en SC) vanuit de broedstoven en vanuit
de M bouillons vanuit de koeling af op gedroogde BGA platen. Incubeer deze platen
gedurende 24 ± 2 uur bij 37 ° C ± 1 ° C.
Beoordeling BGA platen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Controleer de bebroede BGA-platen op de vorming van roze kolonies. Dergelijke kolonies
worden als ‘vermoedelijk positief’ aangemerkt. Bevestiging van deze specifieke kolonies,
zowel biochemisch als serologisch, vindt vervolgens plaats zoals omschreven in de
PVE Branchemethode MSRV.
Voor donsmonsters vindt serotypering plaats voor de 4 hoofdgroepen van Salmonella
(B, C, D en E) en indien van toepassing identificatie van Salmonella enteritidis en
Salmonella typhimurium (indien bij de pluimveehouder het serotype nog niet bekend
is). In bijlage VIII is hiervoor het werkvoorschrift opgenomen.
7. Controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De VIDAS SLM test kit bevat een positieve en een negatieve VIDAS reagens controle
en een bijbehorende standaard. Deze worden meegenomen in de bepalingen zoals omschreven
in de gebruiksaanwijzing van de VIDAS SLM test, instructie van de fabrikant.
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen:
8. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Geef het resultaat op als ‘aan- of afwezigheid van Salmonella in dons’, als Salmonella
al dan niet is aangetoond volgens dit protocol.
Indien bij het aanleveren van de monsters door de opdrachtgever afwijkingen worden
geconstateerd van de wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient
het laboratorium hierover schriftelijk een opmerking te maken richting de opdrachtgever
(zie bijlage IX).
9. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Hartman, E.G., Validatierapport van de isolatie van Salmonella uit de matrix pluimvee
faeces m.b.v. het Modified Semi-solid Rappaport Vassiliadis (MSRV)-medium, Gezondheidsdienst
voor Dieren, projectnr 401919, september 1999.
ISO 6579:1993(E). Microbiology. General guidance on methods for the detection of Salmonella
.
Productschappen Vee, Vlees en Eieren, Verzamelband Actieplan Salmonella en Campylobacter
in de pluimveevleessector 2000+ .
Van der Zee, H. et al. Validatierapport van de Salmonella bepaling in de matrix dons
met behulp van de VIDAS SLM methode. PVE, september 2002.
Pve Branchemethode voor de bepaling van de aan- of afwezigheid van thermotolerante
campylobacter spp. in monsters pluimvee, pluimveeproducten en omgevingsmonsters
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp en toepassingsgebied
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een methode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter
spp. (in dit protocol verder als Campylobacter aangeduid) in pluimvee, verse pluimveeproducten
en omgevingsmonsters zoals mestmonsters en blindedarm mestmonsters.
2. Normatieve verwijzingen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
NEN-EN-ISO 6887-1:1999 , Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Voorbereiding
van het monster en bereiding van verdunningen door microbiologisch onderzoek; Deel
1: Algemene regels voor de bereiding van de primaire verdunning en verdere decimale
verdunningen.
NEN-EN-ISO 6887-2:2002, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Voorbereiding
van monsters en bereiding van verdunningen voor microbiologisch onderzoek; Deel 2:
Specifieke werkwijze voor vlees en vleesproducten.
NEN-ISO 7218:1996, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders - Algemene regels
voor microbiologische onderzoeken.
NVN-ENV-ISO 11133-1:2000, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Richtlijnen
voor de kwaliteitsborging en productie van kweekmedia; Deel 1: Algemene richtlijnen
voor kwaliteitsborging van de voorbereiding van kweekmedia in het laboratorium
3. Termen en definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Campylobacter : micro-organismen die de voor deze bacteriën karakteristieke groei
vertonen en specifieke morfologische, biochemische en serologische reacties vertonen
wanneer wordt gekweekt respectievelijk getest volgens de beschreven werkwijze.
4. Beginsel
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Mestmonsters en blindedarm mestmonsters worden rechtstreeks geënt op een selectieve
vaste voedingsbodem (mCCDA).
Pluimveeproducten (bijvoorbeeld vel van de borstkap of filet) worden in porties van
25 gram gedurende 1 minuut gestomacherd met 100 ml selectief ophopingsmedium (Preston).
Hierna wordt het monstermateriaal verwijderd en alleen het ophopingsmedium gedurende
24 uur bebroed bij 41,5°C. Vervolgens wordt afgeënt op een selectieve vaste voedingsbodem
(mCCDA).
Selectieve vaste voedingsbodems worden microaëroob gedurende 48 uur bij 41,5°C bebroed,
waarna beoordeeld wordt op aanwezigheid van specifieke kolonies.
Specifieke kolonies worden bevestigd met behulp van oxidase reactie en microscopie.
Als extra controle wordt een deel van de isolaten biochemisch en/of serologisch bevestigd.
5. Voedingsmedia en verdunningsvloeistoffen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gebruik materialen die voldoende zuiver zijn.
Gebruik gedestilleerd of op een andere wijze gedemineraliseerd water. Het water mag
geen voor micro-organismen giftige bestanddelen bevatten.
Voor een goede reproduceerbaarheid van de resultaten verdient het aanbeveling uit
te gaan van in de handel verkrijgbare droge ingrediënten of geschikt bevonden droge
voedingsmedia. De instructies van de fabrikant voor de bereiding moeten nauwgezet
worden gevolgd.
Gebruik voor de meting van de pH een pH-meter; referentietemperatuur 25°C.
Indien het voedingsmedium niet direct wordt gebruikt, moet dit in het donker tussen
1°C en 5°C worden bewaard en onder omstandigheden waarbij geen veranderingen in de
samenstelling optreden. Bewaar het voedingsmedium niet langer dan een maand, tenzij
elders in dit protocol anders wordt aangegeven.
Er mag ook gebruik worden gemaakt van media die kant-en-klaar commercieel verkrijgbaar
zijn.
5.2. Selectief ophopingsmedium: Preston bouillon (zónder paardenbloed)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.1. Preston basismedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Samenstelling
Vleesextractpoeder
|
10,0
|
g
|
Pepton
|
10,0
|
g
|
Natrium chloride
|
5,0
|
g
|
Natrium pyruvaat
|
0,25
|
g
|
Natrium metabisulfiet
|
0,25
|
g
|
Ijzer (II) sulfaat
(FeSO4.7H2O)
|
0,25
|
g
|
Water
|
1000
|
ml
|
5.2.1.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting). Stel de pH zo
in dat deze na sterilisatie 7,5 ± 0,2 bedraagt bij 25ºC. Steriliseer gedurende 15
minuten bij (121 ± 1)ºC.
5.2.2. Preston antibiotica oplossing
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.2.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Polymyxine-B
|
5000
|
IU
|
Rifampicine
|
0,01
|
g
|
Trimethoprim lactaat
|
0,01
|
g
|
Amphotericine-B
|
0,01
|
g
|
Water
|
4
|
ml
|
OPMERKING
Deze antibiotica zijn ook tezamen verkrijgbaar als Preston supplement. Let op, ook
het “vroeger” gebruikte Preston supplement, met cycloheximide in plaats van amphotericine-B,
is nog steeds verkrijgbaar. De voorkeur wordt echter gegeven aan gebruik van supplement
met amphotericine-B.
5.2.2.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de antibiotica op in het water en steriliseer door middel van filtratie (0,22
μm filter)
5.2.3. Compleet Preston ophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Samenstelling compleet Preston ophopingsmedium
Basismedium
|
1000
|
ml
|
Antibiotica oplossing
|
4
|
ml
|
5.2.3.2. Bereiding compleet Preston ophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Koel het basismedium af tot onder de 45ºC.
Voeg op aseptische wijze de antibiotica oplossing toe en meng zorgvuldig.
OPMERKING
In de originele beschrijving van Preston ophopingsmedium (en in daarop volgende beschrijvingen
in bijvoorbeeld ISO) wordt paardenbloed gebruikt. In dit NEN voorschrift wordt echter
geen paardenbloed toegepast, omdat uit recent onderzoek is gebleken dat dat voor onderhavige
monstermatrix niet noodzakelijk is (Jacobs- Reitsma et al ., 2003).
5.3. Selectieve voedingsbodem: modified Charcoal Cefoperazone Deoxycholate Agar (mCCDA)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.3.1. mCCDA Basismedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.3.1.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Vleesextractpoeder
|
10,0
|
g
|
Pepton
|
10,0
|
g
|
Natrium chloride
|
5,0
|
g
|
Bacteriologische charcoal
|
4,0
|
g
|
Caseïne hydrolysaat
|
3,0
|
g
|
Natrium deoxycholaat
|
1,0
|
g
|
Ijzer (II) sulfaat (FeSO4.7H2O)
|
0,25
|
g
|
Natriumpyruvaat
|
0,25
|
g
|
Agar
|
12,0
|
g
|
Water
|
1000
|
ml
|
5.3.1.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting). Stel de pH zo
in dat deze na sterilisatie 7,4 ± 0,2 bedraagt bij 25ºC. Steriliseer gedurende 15
minuten bij (121 ± 1)ºC.
5.3.2. mCCDA antibiotica supplement
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.3.2.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Cefoperazone
|
32
|
mg
|
Amphotericine-B
|
10
|
mg
|
Water
|
4
|
ml
|
OPMERKING
Deze antibiotica zijn ook tezamen verkrijgbaar als mCCDA supplement.
5.3.2.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de antibiotica op in het water en steriliseer door middel van filtratie (0,22
μm filter)
5.3.3. Complete mCCDA voedingsbodem
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.3.3.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Basismedium
|
1000
|
ml
|
Antibiotica oplossing
|
4
|
ml
|
5.3.3.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Koel het basismedium af tot ongeveer 45ºC.
Voeg op aseptische wijze de antibiotica oplossing toe en meng zorgvuldig. Giet de
agar uit in petrischalen met nok en laat stollen.
5.4. Bevestigingsmedia
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.4.1. Oxidase reagens
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.4.1.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
N,N,N’,N’-tetramethyl-1,4-fenyleendiammoniumdihloride
|
0,1
|
gram
|
Water
|
10
|
ml
|
5.4.1.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los het N,N,N’,N’-tetramethyl-1,4-fenyleendiammoniumdihloride op in het water. Bereid
het reagens vlak voor uitvoering van de oxidasetest.
Dit reagens is ook kant-en-klaar commercieel verkrijgbaar. Handel dan volgens de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
5.4.2. Latexagglutinatietest voor bevestiging van Campylobacter
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Latexagglutinatietesten voor bevestiging van thermotolerante Campylobacter zijn commercieel
verkrijgbaar. Enkele leveranciers staan vermeld in Bijlage A.
5.4.3. Triple Sugar/Iron agar (TSI)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.4.3.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Vleesextract
|
3,0
|
g
|
Gistextract
|
3,0
|
g
|
Pepton
|
20,0
|
g
|
Natriumchloride
|
5,0
|
g
|
Lactose
|
10,0
|
g
|
Sucrose
|
10,0
|
g
|
Glucose
|
1,0
|
g
|
IJzer (III) citraat
|
0,3
|
g
|
Natriumthiosulfaat
|
0,3
|
g
|
Fenolrood
|
0,024
|
g
|
Agar
|
12,0
|
g
|
Water
|
1000
|
ml
|
5.4.3.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting). Stel de pH zo
in dat deze na sterilisatie 7,4 ± 0,2 is.
Verdeel het medium over geschikte reageerbuizen, 10 ml medium per buis.
Steriliseer gedurende 15 minuten bij (121 ± 1)ºC.
Laat de agar stollen, zodat er bovenop 2,5 cm agar onderin de buis, nog een schuin
gedeelte ontstaat.
6. Toestellen, glaswerk en hulpmiddelen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gebruikelijke toestellen en steriel glaswerk voor microbiologische laboratoria (zie
ook NEN-ISO 7218) en in het bijzonder de onderstaande:
-
6.1 Broedstoof voor het bebroeden bij (41,5 ± 1) ° C.
-
6.2 Suspendeertoestel, Stomacher
-
6.3 Geschikte apparatuur en hulpmiddelen om te bebroeden in een micro-aërobe atmosfeer
(ca. 6% zuurstof, 10% kooldioxide en 84% stikstof). Voor het verkrijgen van micro-aëroob
milieu kan gebruik gemaakt worden van commerciële systemen (‘gas-zakjes’).
-
6.4 Microscoop, bij voorkeur met fase-contrast, vergroting 1000x.
OPMERKING
Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
7. Monstername
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Monstername is geen onderdeel van de methode zoals beschreven in deze norm. PVE heeft
de procedure voor de monstername in een apart besluit vastgelegd.
Bederfelijke pluimveeproducten zoals borstvellen en filet dienen gekoeld (1-4°) te
worden aangeleverd. Zie voor de acceptatie criteria voor monstermateriaal bijlage IX. Indien bij het aanleveren van de monsters afwijkingen worden geconstateerd in de
wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient het laboratorium hierover
schriftelijk een opmerking te maken richting opdrachtgever.
Campylobacter is zeer gevoelig voor invriezen en daarom is het invriezen van monsters
niet toegestaan.
Monsters dienen binnen 48 uur na monstername te worden ingezet.
8. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
8.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
In alle gevallen geldt dat de agarplaten na beënten zonder uitstel onder micro-aërobe
condities geïncubeerd dienen te worden, omdat Campylobacter obligaat micro-aërofiel
is en onder andere omgevingscondities snel afsterft.
8.2. Direct uitplaten
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
8.2.1. Monstervoorbehandeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Monsters waarin hoge aantallen Campylobacter worden verwacht, zoals mest en blindedarm,
worden rechtstreeks op het isolatiemedium afgestreken.
Maak 1 mengmonster van de 30 afzonderlijke blindedarmen door deze elk op steriele
wijze open te knippen en uit elke darm een evenredige hoeveelheid materiaal over te
brengen in een lege steriele petrischaal. Meng goed (bijvoorbeeld met een steriele
swab of entoog).
8.2.2. Isolatie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Beënt vanuit het mengmonster met behulp van de swab of entoog een halve mCCDA-plaat.
Beënt de rest van de plaat middels verdunningsstrepen met behulp van een steriele
öse, zodanig dat na incubatie losliggende kolonies kunnen ontstaan.
Incubeer mCCDA platen micro-aëroob gedurende 48 (± 4) uur bij 41,5 (± 1)°C.
8.3. Ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
8.3.1. Monstervoorbehandeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Breng 25 gram ± 1 gram van het monster, bijvoorbeeld een stuk huid van de borstkap
of filet, in een stomacherzak en voeg 100 ml Preston bouillon toe. Stomacher gedurende
1 minuut en scheidt het monstermateriaal van de ophopingsbouillon (bijvoorbeeld door
het verwijderen van de binnenzak van de stomacherzak met daarin het monstermateriaal
of door overschenken van de ophopingsvloeistof in een schoon steriel flesje).
8.3.2. Ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Incubeer de ophopingsbouillon (24 ± 2) uur bij (41,5 ± 1)°C in micro-aëroob milieu.
Indien geïncubeerd wordt in flesjes of (stomacher)-zakken met weinig kopruimte (d.w.z.
= 2 cm), kan zonder eisen aan het milieu geïncubeerd worden.
8.3.3. Isolatie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Ent met behulp van een entoog (10 μl) de Preston-cultuur na incubatie uit op een mCCDA-plaat.
Incubeer mCCDA platen micro-aëroob gedurende (48 ± 4) uur bij (41,5 ± 1)°C.
8.4. Beoordeling kolonies op mCCDA
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Beoordeel bebroede mCCDA-platen op de aanwezigheid van kolonies met de volgende morfologische
eigenschappen: grijs, metalig, laag convex, amorf en de neiging om met de entstreep
mee te groeien. Deze kolonies worden als ‘verdacht positief’ aangemerkt.
9. Bevestiging
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
9.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor de bevestiging uit met minimaal 1 tot maximaal 3 verdachte kolonies per plaat
in geval van reincultuur en tot 5 verdachte kolonies (indien aanwezig) in geval van
mengcultuur, totdat een positief resultaat wordt verkregen.
Ter bevestiging wordt een oxidase reactie uitgevoerd en worden de verdachte kolonies
microscopisch beoordeeld.
9.2. Oxidase reactie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Ent met een entoog (anders dan van nikkel/chroom) vanaf de mCCDA plaat een verdachte
kolonie op een filtreerpapiertje bevochtigd met oxidasereagens. Lees na maximaal 10
seconden de reactie af. De reactie is positief bij paarskleuring en negatief indien
er geen verkleuring optreedt.
9.3. Microscopie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Maak van de verdachte kolonie een hangende-druppel-preparaat of nat-preparaat en beoordeel
met een fasecontrast of donkerveld microscoop (100x objectief) op de karakteristieke
kurketrekker-vormige morfologie en grote beweeglijkheid van Campylobacter . Bij kleuringvolgens
Gram tonen Campylobacter bacteriën zich als kurketrekker-vormig gebogen Gram- negatieve
staafjes. De karakteristieke vorm is ook goed te zien bij kleuring met Oost-Indische
inkt. Bij oude culturen (> 2 dagen op plaat) kan Campylobacter coccoïde en minder
beweeglijke vormen aannemen.
9.4. Aanvullende bevestiging
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Bij twijfel of als extra controle op de juiste identificatie wordt aanbevolen om regelmatig
een aanvullende bevestiging uit te voeren met een latexagglutinatietest of een TSI-buis,
bijvoorbeeld met 1 op 50 bevestigde kolonies. Voer eerst een reinstrijk uit op bijvoorbeeld
een bloedplaat of een mCCDA-basis agar plaat (zonder antibiotica supplement).
9.4.1. Latexagglutinatietest
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Latexagglutinatietesten zijn bij diverse firma’s commercieel verkrijgbaar (zie Bijlage
A) en moeten volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant worden ingezet en afgelezen.
9.4.2. TSI buis
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Beënt een TSI buis middels ladderen van het schuin gestolde deel en middels steek-enten
in de agar. Incubeer deze buis (24 ± 2) uur bij (41,5 ± 1)°C in micro-aëroob milieu.
Beoordeel de reacties als weergegeven in tabel 1.
9.5. Interpretatie bevestigingsreacties
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Campylobacter bacteriën vertonen de karakteristieken zoals omschreven in tabel 1.
Tabel 1- Karakteristieken vanCampylobacter
Test
|
Omschrijving
|
Campylobacter
-specifiek resultaat
|
Microscopie
|
Karakteristieke kurketrekker- vormige morfologie en grote beweeglijkheid
|
+
|
Oxidase
|
Paarsvorming
|
+
|
TSI
-Glucose (zuurvorming)
|
rood/onveranderd geen zwartkleuring Negatief: gehele buis rood Positief: voet geel,
schuine deel rood;
|
-
-
|
-Glucose (gasvorming)
|
Neg.: geen bellen/scheuren Pos.: belletjes en/of scheuren in agar
|
-
|
-Lactose
|
Pos.: gehele buis geel
|
-
|
-Sucrose
|
Pos.: gehele buis geel
|
-
|
-H2S-vorming
|
Pos.: zwarte kleur in voet
|
-
|
Latexagglutinatie
|
Volgens voorschrift fabrikant
|
+
|
10. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Geef het resultaat op als ‘aan- of afwezigheid van Campylobacter in het betreffende
monstermateriaal’ als Campylobacter al dan niet is aangetoond volgens 8 (werkwijze).
11. Precisie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Prestatiekenmerken zijn vooralsnog niet voorhanden.
12. Verslag
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Vermeld in het verslag:
- -
de gevolgde methode;
- -
de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van het monster;
- -
de gevolgde methode van monsterneming, indien bekend;
- -
het resultaat volgens hoofdstuk 8;
- -
eventuele bijzonderheden die tijdens de bepaling zijn waargenomen die het resultaat
kunnen hebben beïnvloed.
13. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
NEN-EN ISO 10272.:1995 Microbiology of food and animal feeding stuffs - Horizontal
method for the detection of thermotolerant Campylobacter + technical corrigenda (ISO10272:1995/Cor.1:1996(E)
and ISO 10272:1995/Cor:1997(E).
Jacobs-Reitsma, W.F. (1994). Epidemiology of Campylobacter in Poultry. Thesis Agricultural
University Wageningen, The Netherlands.
Jacobs-Reitsma W., M. van der Wal, R. Achterberg and J. Wagenaar. Comparative studies
on Campylobacter isolation methods from fresh poultry products. Posterpresentation
at the 12th International Workshop on Campylobacter, Helicobacter and Related Organisms,
september 2003, Aarhus, Denmark.
PVE Branchemethode (MSRV) voor het aantonen van Salmonella in dons, faeces, vellen
en eindproduct afkomstig van pluimvee (inclusief 5 bijlagen), d.d. 20-07-01 Vb. Bo.
nr. 31.
Bijlage A
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Beschikbare latex agglutinatie testen voor bevestiging van thermotolerante Campylobacter
zijn onder andere:
DryspotCampylobacterTest , Oxoid DR 150M
Oxoid ltd., Basingstoke Hampshire, England
In NL via :
|
Oxoid
|
|
Pieter Goedkoopweg 38
|
|
Postbus 490, 2000 AL Haarlem
|
|
Tel:
|
023 5319173
|
|
Fax:
|
023 5310543
|
INDX® - Campy (jcl)™ 50 test kit Catalog # 2200-01-50
(voorheen Meritec™-Campy (jcl), #203050, Meridian Diagnostics)
Integrated Diagnostics, Inc.
Baltimore, MD 21227 USA
in NL via:
|
Biotrading
|
|
Postbus 254
|
|
3640 AG Mijdrecht
|
|
Tel:
|
0297 286848
|
|
Fax:
|
0297 287570
|
Microscreen ®Campylobacter , M46
Microgen Bioproducts Ltd. (voorheen Mercia Diagnostics)
1, Admiralty Way, Camberley, Surrey GU15 3DT, UK
In NL via:
|
Lucron bioproducts BV.
|
|
Postbus 57
|
|
6590 AB Gennep
|
|
Tel:
|
0485 511675
|
|
Fax:
|
0485 512052
|
Bijlage B
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen:
- Blanco controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Indien op het laboratorium monsters eindproduct worden opgehoopt in Preston bouillon,
dan wordt een ongeënte Preston-buis (of -zakje) gebruikt als blanco controle. Deze
controle buis wordt afgeënt op een mCCDA-plaat. Na incubatie volgens de beschreven
procedure mag er geen groei zijn op de mCCDA-plaat.
Indien een hoeveelheid (blindedarm)mest direct met behulp van een swab wordt geënt
op een mCCDA-plaat, dan wordt een onbeënte mCCDA-plaat gebruikt als blanco controle.
Na incubatie volgens de beschreven procedure mag er geen groei zijn op deze mCCDA-plaat.
- Positieve controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een referentiestam van C. jejuni . (bijvoorbeeld ATCC 29428).
Indien op het laboratorium monsters eindproduct worden ingezet, dan wordt een Preston-buis
(of -zakje) aangeënt met de referentiestam en gebruikt als positieve controle. Deze
positieve controle buis wordt afgeënt op een mCCDA-plaat. Na incubatie volgens de
beschreven procedure moet op de mCCDA-plaat groei te zien zijn met de typische morfologische
kenmerken.
Indien op het laboratorium monsters (blindedarm)mest worden ingezet, dan wordt een
mCCDA- plaat aangeënt met de referentiestam en gebruikt als positieve controle. Na
incubatie volgens de beschreven procedure moet op de mCCDA-plaat groei te zien zijn
met de typische morfologische kenmerken.
Tevens kan deze referentiestam gebruikt worden als positieve controle bij de uitvoering
van de oxidase test, de microscopie en eventueel de agglutinatie test en/of TSI-buis.
Voor de ingangscontrole van een batch dienen te worden meegenomen:
Positieve controle
zie boven
Negatieve controle
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een referentiestam van E. coli (bijvoorbeeld ATCC
25922). Deze controlestam mag op een mCCDA-plaat geen ‘verdachte’ kolonies te zien
geven.
Indien geen ingangscontrole wordt uitgevoerd, maar alleen eerstelijnscontrole, dan
moet bij deze eerstelijnscontrole altijd een blanco, een positieve én een negatieve
controle meegenomen worden.
Alleen indien de controles een juiste uitslag geven mag de uitslag van de monsters
afgegeven worden.
Alternatieve PVE Branchemethode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter
spp. met behulp van de VIDAS CAMtest in pluimveeproducten Versie mei 2004
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp en toepassingsgebied
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een methode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter
spp. (in dit protocol verder als Campylobacter aangeduid) in verse pluimveeproducten.
De methode is gevalideerd ten opzichte van de door de branche opgestelde en door de
Raad voor Accreditatie goedgekeurde analyse methode.
2. Normatieve verwijzingen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
NEN-EN-ISO 6887-1:1999 , Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Voorbereiding
van het monster en bereiding van verdunningen door microbiologisch onderzoek; Deel
1: Algemene regels voor de bereiding van de primaire verdunning en verdere decimale
verdunningen.
NEN-EN-ISO 6887-2:2002, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Voorbereiding
van monsters en bereiding van verdunningen voor microbiologisch onderzoek; Deel 2:
Specifieke werkwijze voor vlees en vleesproducten.
NEN-ISO 7218:1996, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders - Algemene regels
voor microbiologische onderzoeken.
NVN-ENV-ISO 11133-1:2000, Microbiologie van voedingsmiddelen en diervoeders; Richtlijnen
voor de kwaliteitsborging en productie van kweekmedia; Deel 1: Algemene richtlijnen
voor kwaliteitsborging van de voorbereiding van kweekmedia in het laboratorium
3. Termen en definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Campylobacter : Campylobacter spp., dat wil zeggen alle typen Campylobacter waarvan
de specifieke antigenen met behulp van de Enzyme Linked Fluorescent Assay (ELFA) techniek
worden aangetoond, wanneer wordt getest volgens de beschreven werkwijze.
Door de selectieve ophoping te incuberen bij 41,5 ± 1º C wordt geselecteerd op alleen
de thermotolerante Campylobacter species.
Detectie van Campylobacter : bepalen van de aan- of afwezigheid van deze micro- organismen
als het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de beschreven werkwijze.
4. Beginsel
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
VIDAS CAM is een enzym immunoassay voor de detectie van Campylobacter antigenen, waarbij
gebruik wordt gemaakt van de ELFA methode en die geautomatiseerd wordt uitgevoerd
op het VIDAS analyse apparaat.
Pluimveeproducten (bijvoorbeeld vel van de borstkap of filet) worden in porties van
25 gram gedurende 1 minuut gestomacherd met 100 ml selectief ophopingsmedium (Preston).
Hierna wordt het monstermateriaal verwijderd en alleen het ophopingsmedium gedurende
48 uur bebroed bij 41,5°C. Vervolgens wordt de VIDAS CAM assay uitgevoerd. Het test
resultaat van deze aantoningsstap is na ca. 70 minuten beschikbaar. Verdere bevestiging
van positieve uitslagen is niet noodzakelijk.
5. Voedingsmedia
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.1. Algemeen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gebruik materialen die voldoende zuiver zijn.
Gebruik gedestilleerd of op een andere wijze gedemineraliseerd water. Het water mag
geen voor micro-organismen giftige bestanddelen bevatten.
Voor een goede reproduceerbaarheid van de resultaten verdient het aanbeveling uit
te gaan van in de handel verkrijgbare droge ingrediënten of geschikt bevonden droge
voedingsmedia. De instructies van de fabrikant voor de bereiding moeten nauwgezet
worden gevolgd.
Gebruik voor de meting van de pH een pH-meter; referentietemperatuur 25°C.
Indien het voedingsmedium niet direct wordt gebruikt, moet dit in het donker tussen
1°C en 5°C worden bewaard en onder omstandigheden waarbij geen veranderingen in de
samenstelling optreden. Bewaar het voedingsmedium niet langer dan een maand, tenzij
elders in dit protocol anders wordt aangegeven.
Er mag ook gebruik worden gemaakt van media die kant-en-klaar commerciëel verkrijgbaar
zijn.
5.2. Selectief ophopingsmedium: Preston bouillon (zónder paardenbloed)
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.1. Preston basismedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.1.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Vleesextractpoeder
|
10,0
|
g
|
Pepton
|
10,0
|
g
|
Natrium chloride
|
5,0
|
g
|
Natrium pyruvaat
|
0,25
|
g
|
Natrium metabisulfiet
|
0,25
|
g
|
Ijzer (II) sulfaat (FeSO4.7H2O)
|
0,25
|
g
|
Water
|
1000
|
ml
|
5.2.1.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting). Stel de pH zo
in dat deze na sterilisatie 7,5 ± 0,2 bedraagt bij 25ºC. Steriliseer gedurende 15
minuten bij (121 ± 1)ºC.
5.2.2. Preston antibiotica oplossing
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.2.1. Samenstelling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Polymyxine-B
|
5000
|
IU
|
Rifampicine
|
0,01
|
g
|
Trimethoprim lactaat
|
0,01
|
g
|
Amphotericine-B
|
0,01
|
g
|
Water
|
4
|
ml
|
OPMERKING
Deze antibiotica zijn ook tezamen verkrijgbaar als Preston supplement. Let op, ook
het “vroeger” gebruikte Preston supplement, met cycloheximide in plaats van amphotericine-B,
is nog steeds verkrijgbaar. De voorkeur wordt echter gegeven aan gebruik van supplement
met amphotericine-B.
5.2.2.2. Bereiding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Los de antibiotica op in het water en steriliseer door middel van filtratie (0,22
μm filter).
5.2.3. Compleet Preston ophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
5.2.3.1. Samenstelling compleet Preston ophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Basismedium
|
1000
|
ml
|
Antibiotica oplossing
|
4
|
ml
|
5.2.3.2. Bereiding compleet Preston ophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Koel het basismedium af tot onder de 45ºC.
Voeg op aseptische wijze de antibiotica oplossing toe en meng zorgvuldig.
OPMERKING
In de originele beschrijving van Preston ophopingsmedium (en in daarop volgende beschrijvingen
in bijvoorbeeld ISO) wordt paardenbloed gebruikt. In dit NEN voorschrift wordt echter
geen paardenbloed toegepast, omdat uit recent onderzoek is gebleken dat dat voor onderhavige
monstermatrix niet noodzakelijk is (Jacobs-Reitsma et al ., 2003).
6. Toestellen, glaswerk en hulpmiddelen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Gebruikelijke toestellen en steriel glaswerk voor microbiologische laboratoria (zie
ook NEN- ISO 7218) en in het bijzonder de onderstaande:
-
6.3 Geschikte apparatuur en hulpmiddelen om te bebroeden in een micro-aërobe atmosfeer
(ca. 6% zuurstof, 10% kooldioxide en 84% stikstof). Voor het verkrijgen van micro-aëroob
milieu kan gebruik gemaakt worden van commerciële systemen (‘gas- zakjes’), bijvoorbeeld:
GenBox micro-aërofiel (10 zakjes, ref. 96125, bioMérieux).
-
6.4 VIDAS of mini VIDAS analyser (bioMérieux).
-
6.5 VIDAS CAM assay (30 testen, ref. 30111, bioMérieux)
OPMERKING
Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
7. Monstername
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Monstername is geen onderdeel van de methode zoals beschreven in deze norm. PVE heeft
de procedure voor de monstername in een apart besluit vastgelegd.
Bederfelijke pluimveeproducten zoals borstvellen en filet dienen gekoeld (1-4° C)
te worden aangeleverd. Zie voor de acceptatie criteria voor monstermateriaal bijlage IX van het gewijzigde Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften Pluimveehouderij (PVE,
2004-I). Indien bij het aanleveren van de monsters afwijkingen worden geconstateerd
in de wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient het laboratorium
hierover schriftelijk een opmerking te maken richting opdrachtgever.
Campylobacter is zeer gevoelig voor invriezen en daarom is het invriezen van monsters
niet toegestaan.
Monsters dienen binnen 48 uur na monstername te worden ingezet.
8. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
8.1. Monstervoorbehandeling
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Breng 25 gram ± 1 gram van het monster, bijvoorbeeld een stuk huid van de borstkap
of filet, in een stomacherzak en voeg 100 ml Preston bouillon toe. Stomacher gedurende
1 minuut en scheidt het monstermateriaal van de ophopingsbouillon (bijvoorbeeld door
het verwijderen van de binnenzak van de stomacherzak met daarin het monstermateriaal
of door overschenken van de ophopingsvloeistof in een schoon steriel flesje).
8.2. Ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Incubeer de ophopingsbouillon (48 ± 2) uur bij (41,5 ± 1)°C in micro-aëroob milieu.
Indien geïncubeerd wordt in flesjes of (stomacher)-zakken met weinig kopruimte (d.w.z.
= 2 cm), kan zonder eisen aan het milieu geïncubeerd worden.
OPMERKING
In tegenstelling tot de branchemethode is de incubatietijd in dit voorschrift 48 uur.
8.3. Detectie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Meng het ophopingsmedium na incubatie en breng 2 ml over in een eppendorfbuisje. Sluit
de buisjes en verhit gedurende 15 minuten in een kokend waterbad. Voer vervolgens
de VIDAS CAM test uit volgens de gebruiksaanwijzing. Runtime VIDAS CAM test bedraagt
ongeveer 70 minuten.
OPMERKING
Indien de VIDAS CAM test niet direct kan worden uitgevoerd is het mogelijk de ophoping
(of een deel ervan) in te vriezen voor maximaal 48 uur. Na ontdooien moet de ophoping
opgekookt worden en kan bovenstaande werkwijze worden gevolgd.
8.4. Beoordeling van VIDAS CAM resultaten
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Resultaten worden beoordeeld conform de gebruiksaanwijzing van de VIDAS CAM test.
Deze zijn gebaseerd op metingen van de fluorescentie en worden gestandaardiseerd naar
een zogenaamde Test Value (TV). Resultaten met een TV onder de 0,1 betreffen monsters
waarin Campylobacter antigenen niet aantoonbaar waren. Resultaten met een TV = 0,1
worden als Campylobacter -positief gerapporteerd.
9. Bevestiging
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De in dit voorschrift beschreven VIDAS CAM methode is een detectie methode. Verdere
confirmaties zijn niet nodig.
10. Controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De VIDAS CAM test kit bevat een positieve en een negatieve VIDAS reagens controle
en een bijbehorende standaard. Deze worden meegenomen in de bepalingen zoals omschreven
in de gebruiksaanwijzing van de VIDAS CAM test.
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen (bijlage):
11. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Geef het resultaat op als ‘aan- of afwezigheid van Campylobacter in het betreffende
monstermateriaal’ als Campylobacter al dan niet is aangetoond volgens 8 (werkwijze).
12. Precisie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Prestatiekenmerken zijn vooralsnog niet voorhanden.
13. Verslag
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Vermeld in het verslag:
- -
de gevolgde methode;
- -
de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van het monster;
- -
de gevolgde methode van monsterneming, indien bekend;
- -
het resultaat volgens hoofdstuk 8;
- -
eventuele bijzonderheden die tijdens de bepaling zijn waargenomen die het resultaat
kunnen hebben beïnvloed.
14. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
PVE Branchemethode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter. Bijlage VI
van het Besluit tot wijziging van het besluit protocollen hygiënevoorschriften pluimveehouderij
1999 (2004-I) (Verordeningenblad Bedrijfsorganisaties).
PVE Acceptatie criteria, Opmerkingen opdrachtgever bij aanleveren afwijkende monsters,
Bijlage IX van het Besluit tot wijziging van het besluit protocollen hygiënevoorschriften
pluimveehouderij 1999 (2004-I) (Verordeningenblad Bedrijfsorganisaties).
Jacobs-Reitsma, W., M. van der Wal, E. Samuëls and J. Wagenaar. Evaluation of the
VIDAS Campylobacter Assay for detection of Campylobacter in fresh poultry products
after various enrichment methods. Posterpresentation A-18 at 12th International Workshop
on Campylobacter, Helicobacter and Related Organisms, september 2003, Aarhus, Denmark.
International Journal of Medical Microbiology, Vol. 293 Suppl. 35, p. 6.
Jacobs-Reitsma, W., M. van der Wal, R. Achterberg, J. Wagenaar. Comparative studies
on Campylobacter isolation methods from fresh poultry products. Posterpresentation
A-21 at 12th International Workshop on Campylobacter, Helicobacter and Related Organisms,
september 2003, Aarhus, Denmark. Ìnternational Journal of Medical Microbiology, Vol.
293 Suppl. 35, p. 6-7.
Samuëls, E.L.A.M. en W. Jacobs-Reitsma, Validatierapport van de Campylobacter bepaling
in de matrix pluimveevlees met behulp van de VIDAS CAM methode. (Onderzoek in het
kader van het PVE Plan van Aanpak/Actieplan 2000+ Salmonella en Campylobacter in de
pluimveesector), april 2004.
15. Bijlagen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Bijlage 1. : Eerstelijnscontrole van de methode
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voor de eerstelijnscontrole van de methode dienen te worden meegenomen:
- -
Indien op het laboratorium monsters eindproduct worden opgehoopt in Preston bouillon,
dan wordt een ongeënte Preston-buis (of -zakje) gebruikt als blanco controle. Deze
controle wordt getest met de VIDAS CAM test en dient negatief te zijn
Blanco controle
- -
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een referentiestam van C. jejuni (bijvoorbeeld ATCC 29428).
Positieve controle
Indien op het laboratorium monsters eindproduct worden ingezet, dan wordt een Preston-
buis (of -zakje) aangeënt met de referentiestam en gebruikt als positieve controle.
Deze positieve controle wordt getest met de VIDAS CAM test en dient positief te zijn
Voor de ingangscontrole van een batch dienen te worden meegenomen:
- -
Positieve controle
zie boven
- -
Negatieve controle
Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een referentiestam van E. coli (bijvoorbeeld ATCC 25922). Deze negatieve controlestam wordt getest met de VIDAS
CAM test en dient negatief te zijn.
Indien geen ingangscontrole wordt uitgevoerd, maar alleen eerstelijnscontrole, dan
moet bij deze eerstelijnscontrole altijd een blanco, een positieve én een negatieve
controle meegenomen worden.
Alleen indien de controles een juiste uitslag geven mag de uitslag van de monsters
afgegeven worden.
Alternatieve PVE Branchemethode voor het aantonen van Salmonella met behulp van de
iQ Check™ real-time PCR in dons, mest en vlees afkomstig van pluimvee Versie 29 april
2005
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
1. Onderwerp
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Dit protocol beschrijft een 24-uurs methode voor het aantonen van Salmonella met behulp
van de iQ Check™ Salmonella kit (Bio-Rad Laboratories b.v.) in dons, mest en vlees
afkomstig van pluimvee. De methode is gevalideerd ten opzichte van de door de branche
opgestelde en door de Raad voor Accreditatie goedgekeurde analyse methode MSRV dan
wel analyse methode Probelia™.
2. Definities
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Salmonella: Salmonella spp., d.w.z. alle typen Salmonella waarvan het DNA aan de hand
van de Polymerase Chain Reactie (PCR) wordt aangetoond, wanneer wordt getest volgens
de beschreven werkwijze.
3. Principe
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Uit een voorophopingsmedium wordt, na voorincubatie, het DNA van Salmonella geïsoleerd.
Met behulp van de real-time polymerase chain reaction (PCR) worden Salmonella- specifieke
DNA sequenties gelijktijdig vermenigvuldigd en gedetecteerd middels fluorescente probes.
Inclusief voorophoping wordt een positieve of negatieve uitslag verkregen binnen 24
uur.
4. Reagentia en andere materialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Niet-selectief voorophopingsmedium
gebufferd pepton water (BPw)
|
Bio-Rad code 356-4684 (500 g) of Bio-Rad code 355-4170 (225 ml)
|
iQ Check™ Salmonella kit
|
Bio-Rad code 35 7-8100
|
De iQ Check™ Salmonella kit bestaat uit kant-en-klare reagentia.
De samenstelling en bereiding van medium en kit is opgenomen in resp. bijlage 1 en
bijlage 2.
5. Apparatuur en verbruiksmaterialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De gebruikelijke apparatuur voor een moleculair/microbiologisch laboratorium en de
voor de iQ Check™ Salmonella test benodigde apparatuur en verbruiksmaterialen, zoals
onderstaand vermeld:
Apparatuur
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
-
5.1 iCycler Thermal Cycler met 96-wells reactiemodule (Bio-Rad cat. #: 170-8720)
-
5.2 iCycler iQ Optical Module (Bio-Rad cat. #: 170-8740)
-
5.3 iCycler iQ Filter set Texas Red/ Rox Dyes (Bio-Rad cat. #: 170-8781)
-
5.4 Stomacher
-
5.5 Broedstoof voor het bebroeden bij 37 ± 1°C
-
5.6 Verhittingsblok voor 1,5 ml buizen (100 ± 1°C)
-
5.7 Tafelcentrifuge (maximaal 12.000 rpm, voor 1,5 ml buizen)
-
5.8 Vortex
-
5.9 Magnetische roerder
-
5.10 20 μl, 200 μl and 1000 μl micropipetten
-
5.11 Combi-tips pipetten
Opmerking: Het gebruik van een universal power source (UPS) in combinatie met de iCycler
iQTM wordt aanbevolen.
Verbruiksmaterialen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
-
5.12 iCycler iQ 96-well PCR platen (Bio-Rad cat. #: 223-9441)
-
5.13 iCycler iQ Optical sealing tape (Bio-Rad cat. #: 223-9444)
-
5.14 200 ml 8-strip tubes (Bio-Rad cat. #: 223-9469)
-
5.15 200 ml 8-strip caps for 200 μl tubes (Bio-Rad cat. #: 223-9472)
-
5.16 Stomacher zakken met filter
-
5.17 1 ml en 10 ml pipetten
-
5.18 Steriele filtertips, passend op 20 μl, 200 μl en 1000 μl micropipetten
-
5.19 1,5 ml Eppendorf SafeLock buisjes
-
5.20 Combi-tips tips, steriel, individueel verpakt
-
5.21 2 ml and 5 ml steriele buizen of flesjes
-
5.22 Poeder-vrije handschoenen
-
5.23 Milli-Q of gedestilleerd steriel water
-
5.24 Ethanol 96% of NaOH 5%
Opmerking: Gesteriliseerde materialen voor éénmalig gebruik mogen worden toegepast.
6. Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De test dient te worden uitgevoerd door op juiste wijze getraind personeel.
Monsters en kweken dienen te worden behandeld en afgevoerd als potentieel infectieus
materiaal.
De kwaliteit van de resultaten is afhankelijk van een strikte uitvoering conform Good
Laboratory Practice, in het bijzonder aangaande PCR:
-
Gebruik specifieke, gescheiden sets laboratorium benodigdheden zoals pipetten en buizen
voor bijvoorbeeld DNA extractie en de bereiding van PCR mix.
-
Het is van groot belang dat gebruik wordt gemaakt van een positieve en negatieve controle
in elke serie van amplificatie reacties ('PCR run').
-
Gebruik geen reagentia waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken.
-
Homogeniseer reagentia voorafgaand aan gebruik.
-
Controleer regelmatig de nauwkeurigheid en precisie van alle pipetten en apparatuur.
-
Verwissel handschoenen met enige regelmaat, vooral indien contaminatie wordt verondersteld.
-
Voer periodieke reiniging uit van de werkplaats met tenminste 5% bleekmiddel.
-
Vermijdt gebruik van latex handschoenen met poeder. Voorkom vingerafdrukken op het
optisch sealing tape.
-
Schrijf niet op de dopjes van PCR-buizen. In beide gevallen zal de real-time data-
acquisitie hinder ondervinden.
7. Werkwijze
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Zie voor de acceptatie criteria voor monstermateriaal bijlage V van Besluit Protocollen
Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende industrie 1999 (PPE, 2004-II).
7.1. Voorbehandeling van het monster en ophoping
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Ophopingsmedium dient op incubatie temperatuur (37°C) te zijn voorafgaand aan gebruik.
-
Homogenizeer 25 g monster in 225 ml gebufferd pepton water, in een stomacher zak met
filter.
-
Incubeer zonder schudden gedurende 18-20 uur bij 37 °C.
Opmerking: Bij verwerking van borstvel ten behoeve van de verdunning dient zo min
mogelijk onderhuids vet meegesneden te worden; een overmaat vet kan de isolatie van
DNA bemoeilijken en inhibitie van de PCR-reactie veroorzaken. Mest en dons vergen
geen bijzondere voorbehandeling.
7.2. DNA extractie
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De overige stappen voor de DNA extractie worden uitgevoerd zoals omschreven in de
gebruiksaanwijzing van de iQ Check™ Salmonella testkit (Bio-Rad, 2004).
Opmerking : In geval van ophopingen met een vettig supernatant, neem het monster juist
onder deze vetlaag.
7.3. Apparatuur en software gebruik, uitvoering PCR, data analyse
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Apparatuur en software gebruik, uitvoering PCR en data analyse worden allen uitgevoerd
zoals omschreven in de gebruiksaanwijzing van de iQ Check™ Salmonella testkit (Bio-Rad,
2004).
7.4. Interpretatie van resultaten
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Resultaten worden geïnterpreteerd middels analyse van de Ct-waarden (threshold cycle)
van elk monster.
Een positief Salmonella monster dient een Ct-waarde = 10 voor de FAM fluorophore te
hebben. Indien de Ct-waarde lager dan 10 is, dient het verloop van de amplificatiecurve
gecontroleerd te worden via de "Background subtracted" mode; de curve dient een vlakke
basislijn te vertonen, gevolgd door een geleidelijke toename van fluorescentie. Indien
de curve correct is, kan het monster positief voor Salmonella worden bevonden. Indien
geen Ct-waarde (Ct=N/A) voor FAM is toegekend aan een monster, of de curve een niet-kenmerkend
verloop vertoont, moet deinterne controle van dat monster worden geanalyseerd. Wanneer
geen Ct-waarde (Ct=N/A) wordt verkregen voor FAM, dan is de uiteindelijke interpretatie
van het resultaat afhankelijk van de interne controle:
- -
Een monster wordt negatief beschouwd voor Salmonella indien geen Ct-waarde voor FAM
is toegekend, en de interne controle (Texas Red) een Ct-waarde > 10 heeft.
- -
Indien de interne controle ook geen Ct-waarde is toegekend (Ct = N/A), dan is interpretatie
van het resultaat onmogelijk. Een dergelijk resultaat kan een indicatie zijn van remming
van de PCR reactie. In dit geval dient het monster (DNA-extract) 1/10 verdund te worden
in steriel gedestilleerd water en moet de PCR reactie worden herhaald.
Interpretatie van monsterresultaten:
Salmonella detectie (FAM-490)
|
Interne controle detectie (Texas Red-575)
|
Resultaat
|
Ct=10
|
Niet van belang
|
Positief
|
Ct = N/A
|
Ct > 10
|
Negatief
|
Ct = N/A
|
Ct = N/A
|
Inhibitie
|
Voor een positief resultaat geldt: Salmonella aangetoond. Voor een negatief resultaat
geldt: Salmonella niet aangetoond.
Verdere bevestiging van positieve uitslagen verkregen met de iQ Check™ Salmonella
test is ter beoordeling van de gebruiker maar is niet vereist.
Echter in die gevallen waarin volgens het Plan van Aanpak/Actieplan 2000+ nadere serotypering van de Salmonella bevinding is vereist, dient met dezelfde BPw-voorophoping
als waaruit de PCR is uitgevoerd alsnog een isolatie met MSRV en BGA uitgevoerd te
worden (PVE Branche methode MSRV, PPE, 2004-II).
In bijlage IV van Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende industrie
1999, wijziging 2004-II, is het werkvoorschrift voor serotypering van isolaten opgenomen
(PPE 2004-II).
8. Controle
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
De iQ Check™ Salmonella test kit bevat een positieve en een negatieve controle. Een
additionele interne controle in elk monster bepaald de efficiëntie van de PCR-reactie
en is een indicator voor vals-negatieve reacties. Genoemde controles worden in elke
test meegenomen.
Ten behoeve van de validatie van het gehele experiment dienen de controles te voldoen
aan de volgende eisen, weergegeven in onderstaande tabel. Is dit niet het geval, dan
moet de PCR reactie worden herhaald.
|
Salmonella detectie (FAM-490)
|
Interne Controle detectie (Texas Red-575)
|
Negatieve controle
|
Ct = N/A
|
30 < Ct < 40
|
Positieve controle
|
26 < Ct < 36
|
Niet van belang
|
Voor de eerstelijnscontrole van de methode als geheel dienen te worden meegenomen:
9. Opgave van het resultaat
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Het resultaat wordt opgegeven als 'Salmonellaaangetoond dan wel niet aangetoond in
het betreffende monstermateriaal' alsSalmonellaal dan niet is aangetoond volgens dit
protocol.
Indien bij het aanleveren van de monsters door de opdrachtgever afwijkingen worden
geconstateerd van de wijze waarop de monsters aangeleverd moeten worden, dan dient
het laboratorium hierover schriftelijk een opmerking te maken richting de opdrachtgever
(zie bijlage V van Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende industrie
1999, wijziging 2004-II (PPE, 2004-II).
10. Bronvermelding
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
AFNOR Validation Certificate, iQ Check™ Salmonella, attest BRD-07/06-07/04.
Bio-Rad Laboratories b.v., Gebruiksaanwijzing van de iQ Check™ Salmonella Test. 30
augustus 2004, Veenendaal, NL.
European Standard NF EN ISO 6579. Microbiology of food and animal feeding stuffs -
Horizontal method for the detection of Salmonella spp. December 2002.
Miras I., Hermant N., Arricau N., Popoff M.Y. Nucleotide sequence of lagA and lagB
genes involved in invasion of HeLa cells by Salmonella enterica subsp. Enterica ser.
Typhy. Research in Microbiology, Vol. 146 (1): 17-20 (1995).
Productschap Pluimvee en eieren (PPE). Verzamelband Actieplan Salmonella en Campylobacter
in de pluimveevleessecor 2000+ (zie ook: www.pve.nl) .
Productschap Pluimvee en eieren (PPE). Opmerkingen opdrachtgever bij aanleveren afwijkende
monsters, Acceptatiecriteria. Bijlage V bij Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften
Pluimveeverwerkende industrie 1999, wijziging 2004-II (d.d. 09-09-2004). Vb. Bo. Nr.
61, d.d. 08-10-2004. (ook via: www.pve.nl)
Productschap Pluimvee en eieren (PPE). PVE Branche methode MSRV voor het aantonen
van Salmonella in dons, faeces, vellen en eindproduct afkomstig van pluimvee. Bijlage
II bij Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende industrie 1999,
wijziging 2004-II (d.d. 09-09-2004). Vb. Bo. Nr. 61, d.d. 08-10-2004. (ook via: www.pve.nl)
Productschap Pluimvee en eieren (PPE). Serologische bevestiging en serotypering. Bijlage
IV bij Besluit Protocollen Hygiënevoorschriften Pluimveeverwerkende industrie 1999,
wijziging 2004-II (d.d. 09-09-2004). Vb. Bo. Nr. 61, d.d. 08-10-2004. (ook via: www.pve.nl)
Tyagi, S. and Kramer, F.R. Molecular Beacons: Probes that fluoresce upon hybridization.
Nature Biotechnology 14: 303-308 (1996).
11. Bijlagen
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Bijlage 1. Samenstelling van het voorophopingsmedium
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Voorophopingsmedium: Gebufferd pepton water (BPw)
Samenstelling:
Pepton
|
10,0 g
|
NaCI
|
5,0 g
|
Na2HPO4
|
3,5 g
|
KH2PO4
|
1,5 g
|
Water
|
1000 ml
|
Bereiding:
- -
Los de ingrediënten op in het water (indien nodig d.m.v. verhitting)
- -
Stel de pH, zodat deze na sterilisatie 7,2 ± 0,2 bedraagt bij 25 °C
- -
Verdeel het medium over de daartoe geschikte flessen
- -
Steriliseer in een autoclaaf (15 minuten, 121 °C)
Bijlage 2. Samenstelling iQ Check™ Salmonella test kit
[Regeling vervallen per 26-08-2007]
Samenstelling
ID
|
Reagens
|
Verstrekte hoeveelheid
|
A
|
Lysis reagens
|
1 fles (22 ml)
|
B
|
Fluorescente probes
|
1 buis (0.550 ml)
|
C
|
Amplificatie mix
|
2 buizen (2 x 2.25 ml)
|
D
|
PCR negatieve controle
|
1 buis (0.5 ml)
|
E
|
PCR positieve controle
|
1 buis (0.250 ml)
|
De iQ-Check™ Salmonella kit bevat reagentia ten behoeve van 96 testen.