Besluit van 13 november 1999 houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst
sector Rijk 1999-2000
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
21 juli 1999, nr. AD1999/U76877, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden, gedaan mede
namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;
Gelet op:
– artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet,
– artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen,
– artikel 6 van de Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling
van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden,
alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) en
– artikel 1, derde lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman;
De Raad van State gehoord (advies van 1 oktober 1999, no. W04.99.0424/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 1 november 1999, nr. AD1999/U90401, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid,
directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden;
Hebben goedgevonden en verstaan: