E. Hoe te handelen als de betrokkene met betrekking tot een afstammingsrelatie geen
stukken kan overleggen en er geen gegevens over die relatie zijn opgenomen in een
Nederlandse overheidsadministratie?
[Regeling vervallen per 15-05-2006]
De situatie kan zich voordoen dat een persoon een beroep doet op het bestaan van een
biologische afstammingsrelatie, maar niet in staat is om deze relatie door middel
van documenten aan te tonen. Hieraan valt vooral te denken bij verzoeken tot gezinshereniging
en bij verzoeken tot vaststelling van de nationaliteit.
Een dergelijke situatie, waarin er voor de betrokkene sprake is van bewijsnood, zal
zich met name voordoen in het geval dat de registers van de burgerlijke stand in het
land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn,
alsmede wanneer er in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen vanwege
de op dat moment bestaande politieke situatie. In zo’n geval zal de autoriteit bij
wie het verzoek is gedaan, desgewenst na consultatie van het Ministerie van Buiten-
landse Zaken, constateren dat de betrokkene in bewijsnood verkeert.
Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat DNA-onderzoek uitsluitend kan plaatsvinden
indien genoegzaam gebleken is dat het niet mogelijk is om het bestaan van de gestelde
biologische afstammingsrelatie door middel van documenten aan te tonen.
Alleen in dat geval dient de betrokkene gewezen te worden op de mogelijkheid om DNA-onderzoek
te laten verrichten. De resultaten van dat onderzoek kunnen dan in plaats van documenten
worden overgelegd en worden als bewijs aanvaard indien het bestaan van de gestelde
afstammingsrelatie met voldoende zekerheid is vastgesteld.
Voor de gba geldt dat DNA-onderzoek op zichzelf nimmer als brondocument kan dienen
voor het opnemen van gegevens omtrent de juridische afstammingsrelatie van een persoon,
die immers als enige afstammingsrelatie in de gba van belang is.
Bij het ontbreken van over te leggen documenten zal door de betrokkene een verklaring
onder ede of belofte moeten worden afgelegd. Daarbij kunnen in voorkomende gevallen,
ter ondersteuning van de afgelegde verklaring, de resultaten van een DNA-onderzoek
als bijlage worden gevoegd.
Er zij hier met nadruk op gewezen dat de medewerking aan DNA-onderzoek uitsluitend
op vrijwillige basis kan plaatsvinden. Hiervan dient te blijken uit een door de betrokkene
ondertekende verklaring.
Het DNA-onderzoek dient verricht te worden door een van de volgende in Nederland gevestigde
laboratoria: het Nederlands Forensisch Instituut (NFI, voorheen het Gerechtelijk Laboratorium)
te Rijswijk, het Centraal Labora- torium van de Bloedtransfusiedienst (CLB) te Amsterdam
of het forensisch laboratorium van de Vakgroep Genetica, Sectie Anthropogenetica van
het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) te Leiden.
De voormelde laboratoria zijn op grond van hun expertise internationaal erkend. Zij
bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de afname van DNA-materiaal geschiedt.
Tevens wordt bij afname van DNA-materiaal in het buitenland door de laboratoria bepaald
aan welke voorwaarden de verzending van het materiaal dient te voldoen.
De hierbij te volgen procedure luidt als volgt:
In Nederland verblijvende personen dienen zich voor DNA-onderzoek te wenden tot een
van de voornoemde laboratoria. In het buitenland verblijvende personen dienen zich
te wenden tot de bevoegde Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging. De laatstgenoemde
zal ervoor zorgdragen dat het te onderzoeken DNA-materiaal wordt afgenomen door een
daartoe gekwalificeerd persoon. Bij de afname zal de identiteit van de betrokkene
worden vastgelegd. Het DNA-specimen zal vervolgens door tussenkomst van de desbetreffende
diplomatieke vertegenwoordiging worden toegezonden aan het laboratorium dat het onderzoek
zal uitvoeren.
De kosten die verbonden zijn aan het uitvoeren van DNA-onderzoek, dienen in principe
door de betrokkene gedragen te worden. Indien de uitslag van het onderzoek het bestaan
van de gestelde afstammingsrelatie bevestigt, kunnen de kosten onder bepaalde voorwaarden
vergoed worden door de Staat.
Indien de betrokkene niet akkoord gaat met de uitslag van een DNA-onderzoek, kan hij
deze betwisten op grond van de voorzieningen van bezwaar en/of beroep die gelden voor
de procedure in het kader waarvan de resultaten van het DNA-onderzoek worden ingebracht.