De Circulaire met betrekking tot dit onderwerp van 9 december 1999 met kenmerk 770456/899
wordt vervangen door deze Circulaire.
De inhoud van de voorgaande circulaire over dit onderwerp is niet gewijzigd en integraal
in deze circulaire overgenomen, met uitzondering van:
-
– de verduidelijking van het aantal in te dienen exemplaren van het benoemingsverzoek
met bijlagen,
-
– de aanscherping van de wijze van indiening door afgifte aan het Ministerie van Justitie,
namelijk na telefonische afspraak daartoe,
-
– de uiteenzetting van de wijze van behandeling van op dezelfde dag ontvangen complete
verzoeken voor een zelfde plaats van vestiging, namelijk bepaling van de volgorde
van de behandeling van dergelijke verzoeken door loting.
In de artikelen 6 tot en met 8 van de nieuwe Wet op het notarisambt is in verband
met de invoering van een vrijere vestigingsregeling de procedure van benoeming tot
notaris geheel herzien. In artikel 8, eerste lid, is bepaald dat de kandidaat-notaris
die voor benoeming in aanmerking wenst te komen bij de minister van Justitie een verzoek
daartoe moet indienen en daarbij bewijsstukken moet overleggen waaruit blijkt dat
hij voldoet aan de benoemingsvoorwaarden van artikel 6. Om te bevorderen dat bij de
verzoeken de juiste bijlagen worden gevoegd en de verzending of aanbieding van de
stukken op de juiste wijze geschiedt, geef ik hieronder enige nadere informatie. Voorts
geef ik aan hoe de volgorde van behandeling van de verzoeken en – in geval van verzoeken
voor een zelfde vestigingsplaats – de volgorde waarin besloten zal worden wordt bepaald.
Het verzoek om benoeming tot notaris dient te worden gericht aan de Staatssecretaris
van Justitie. Het verzoek moet met de hierna te noemen bijlagen in drievoud worden
ingediend. Indien verzoeker echter in meerdere arrondissementen als kandidaat-notaris
werkzaam is geweest dan in het arrondissement waar hij op het moment van indiening
werkzaam is, legt hij voor ieder arrondissement, waar hij werkzaam is geweest, een
extra exemplaar van het verzoek met bijlagen over.
-
1. In het verzoek doet verzoeker opgave van:
-
2. Bij het verzoek legt verzoeker de bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet
aan de voorwaarden van artikel 6 jo. artikel 123, eerste, derde en vierde lid, van
de Wet op het notarisambt. Dit betreft:
-
a. voor het vereiste van de Nederlandse nationaliteit: een uittreksel uit de gemeentelijke
basisadministratie, waaruit het bezit van de Nederlandse nationaliteit blijkt, dat
niet ouder is dan een half jaar;
-
b. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, jo. artikel 123, eerste
lid: een kopie van het getuigschrift van het door hem afgelegde examen of een kopie
van de EG-verklaring;
-
c. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, 1°, jo. artikel 31, eerste
lid en artikel 123, derde en vierde lid: een stageverklaring van de KNB als bedoeld
in artikel 32, zesde lid, dan wel andere stukken waaruit blijkt dat verzoeker gedurende
zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden heeft
verricht, de duur van de (driejarige) stage daaronder begrepen; in geval van werkzaamheid
in deeltijd dient tevens een berekening van de evenredige verlenging van de stageduur
te worden bijgevoegd;
-
d. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, 2°, jo. artikel 123, derde
en vierde lid: een kopie van het getuigschrift van de beroepsopleiding, bedoeld in
artikel 33, dan wel stukken waaruit blijkt dat verzoeker van de verplichting tot het
volgen van de beroepsopleiding is vrijgesteld (het voltooid hebben van een stage van
drie jaar vóór 1 oktober 1999 of het aanvaard hebben van een betrekking als kandidaat-notaris
op een notariskantoor vóór 1 oktober 1999);
-
e. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, 3°: stukken waaruit blijkt
dat verzoeker gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen
een tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek om benoeming onder verantwoordelijkheid
van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden heeft verricht of het notarisambt
heeft waargenomen, dan wel als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft
vervuld; in geval van werkzaamheid in deeltijd dient tevens een berekening van de
evenredige verlenging van deze termijnen te worden bijgevoegd (Nieuwsbrief Notariaat,
oktober 1999, nr. 14);
-
f. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, 4°, het ondernemingsplan
en het daarover uitgebrachte advies van de Commissie van deskundigen;
-
g. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, 1°: een verklaring omtrent
het gedrag, die niet ouder is dan een half jaar;
-
h. voor het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, 2°: een tuchtrechtelijke
verklaring afgegeven door de kamers van toezicht in het arrondissement of de arrondissementen
waar verzoeker als kandidaat-notaris werkzaam is of werkzaam is geweest en die niet
ouder is dan een half jaar.
Om een correcte verwerking van het verzoek zoveel mogelijk te waarborgen dient het
verzoek, met uitsluiting van andere mogelijke wijzen van indiening, op één van de
volgende wijzen in te worden ingediend:
-
1. Per post:
Door gebruikmaking van de bij het advies van de Commissie van deskundigen te verstrekken
antwoordenveloppe (verzenden per aangetekende post kan een vertraging in de postbestelling
tot gevolg hebben).
-
2. Door afgifte:
Ministerie van Justitie, DGWRR/DRJB, aan mevrouw E.P. Lanooy (in persoon), kamer H1710,
of haar vervang(st)er bij afwezigheid; bezoekadres: Schedelhoekshaven 100 (receptie
hoogbouw) te (2511 EX) Den Haag. Met betrekking tot het tijdstip van indiening dient
vooraf een telefonische afspraak te worden gemaakt (telefoonnummer: 070 – 370 73 10).
Wellicht ten overvloede merk ik op dat afgifte van het verzoek (met alle bijlagen)
op het ministerie in vergelijking met postbestelling de snelste wijze van indiening
kan zijn, waarbij onzekerheid over de duur van de postbestelling en daarmede de dag
van ontvangst wordt uitgesloten.
Het is van belang dat de verzoeken vergezeld gaan van alle bijlagen. De verzoeken
zullen namelijk in behandeling worden genomen in volgorde van de dag van ontvangst.
Als het verzoek niet compleet is zal het verzoek eerst in behandeling kunnen worden
genomen na ontvangst van de ontbrekende stukken. De volgorde van behandeling van complete
verzoeken voor een zelfde plaats van vestiging bepaalt de volgorde waarin besloten
zal worden.
Ten aanzien van de behandeling van complete verzoeken die op dezelfde dag voor een
zelfde plaats van vestiging zijn ontvangen, zal de volgorde van behandeling – tenzij
alle verzoeken kunnen worden toegewezen – door loting worden bepaald. Voorafgaand
aan de loting zullen betrokkenen worden geïnformeerd over de ontstane situatie en
worden uitgenodigd de loting bij te wonen.
Uiteraard staat het de door de loting achtergestelde verzoeker(s) vrij het ondernemingsplan
aan de nieuwe situatie aan te passen (rekening houdend met de mogelijke vestiging
van de andere verzoeker(s)) en voor advies aan de Commissie van deskundigen voor te
leggen. Het aangepaste ondernemingsplan en het daarover door de Commissie van deskundigen
uit te brengen advies treden, na onverwijlde indiening bij het Ministerie van Justitie,
in de plaats van het gelijktijdig bij het reeds aanhangige benoemingsverzoek ingediende
ondernemingsplan en advies onder de voorwaarde dat de achtergestelde verzoeker(s)
binnen twee maanden na de datum van loting het aangepaste ondernemingplan bij de Commissie
van deskundigen hebben ingediend en het Ministerie van Justitie hiervan binnen dezelfde
termijn op de hoogte hebben gesteld.