Besluit beroep in belastingzaken 2000

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 30-08-2000 t/m heden

Besluit beroep in belastingzaken 2000

De Staatssecretaris van Financiën,

Besluit:

Vast te stellen het volgende besluit voor de ambtenaren van de Belastingdienst met betrekking tot de uitvoering van de betreffende bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Wet van 4 juni 1992, Stb. 1994,1, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 22 december 1999, Stb. 575 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959, Stb. 301, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 22 december 1999, Stb. 579).

Algemeen

§ 1. (Begripsbepalingen)

Voor de uitvoering van dit besluit wordt verstaan onder:

`inspecteur':

de inspecteur als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

`ontvanger':

de ontvanger als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

`griffier':

de griffier van het bevoegde gerechtshof of van de Hoge Raad;

B/CKC:

Belastingdienst Centrum voor Kennis en Communicatie;

B/CPP:

Belastingdienst Centrum voor Proces- en Productontwikkeling;

Directie RTB:

Directie Rechtstoepasssingsbeleid Belastingdienst.

§ 2. (Registratie beroepschriften en verweerschriften)

  • 1 Ten behoeve van de administratieve organisatie en bestuurlijke informatie wordt in een (geautomatiseerd) bestand de voortgang van beroepsprocedures vastgelegd.

  • 2 In het onder 1 genoemde bestand worden in ieder geval de volgende gegevens geregistreerd:

    • -

      Naam, adres, woonplaats van de belanghebbende en de gemachtigde;

    • -

      Middel, jaar/tijdvak en aanslagnummer;

    • -

      Datum binnenkomst van het (pro forma) beroepschrift en de conclusie van repliek bij het Gerechtshof en op de eenheid;

    • -

      Intrekking van beroepschrift;

    • -

      Motivering bij beslissing over het inzenden van een afschrift van het beroep-/verweerschrift aan B/CKC;

    • -

      Datum verzending verweerschrift en conclusie van dupliek;

    • -

      Termijn van uitstel voor indiening van het verweerschrift c.q. de conclusie van dupliek;

    • -

      Datum van de zitting bij het Gerechtshof;

    • -

      Datum uitspraak van het Gerechtshof;

    • -

      Datum ontvangst beroepschrift in cassatie van het Ministerie;

    • -

      Datum inzending cassatievoorstel/advies aan het Ministerie;

    • -

      Datum uitspraak van de Hoge Raad;

    • -

      Datum verzending afschrift uitspraak aan B/CKC

    • -

      Resultaat en belang van de uitspraak van het Gerechtshof, de Tariefcommissie en/of de Hoge Raad.

Verweerschriften

§ 3. (Inzending verweerschriften e.d.)

Behoudens in de in § 4 en § 5 bedoelde gevallen zendt de inspecteur steeds binnen de in artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht daarvoor gestelde termijn van vier weken zijn geschriften, zoals een ondertekend verweerschrift, en andere op de zaak betrekking hebbende stukken aan het gerechtshof.

§ 4. (Achterwege blijven van inzending van een verweerschrift)

  • 1 De inzending van een verweerschrift blijft achterwege in het geval dat de inspecteur zich geheel met de door belanghebbende opgeworpen bezwaren kan verenigen.

  • 2 In deze gevallen tracht de inspecteur met belanghebbende overeen te komen dat deze zijn beroepschrift intrekt onder voorwaarde dat ambtshalve vermindering c.q. vernietiging van de onderwerpelijke aanslag zal plaats hebben. Indien belanghebbende hiertoe bereid is, neemt de inspecteur tegelijkertijd maatregelen die leiden tot bedoelde ambtshalve vermindering c.q. vernietiging en nodigt hij tevens belanghebbende uit een schrijven aan het gerechtshof te ondertekenen, inhoudende, dat hij zijn beroepschrift intrekt.

  • 3 De inspecteur zendt dit schrijven zo spoedig mogelijk aan het gerechtshof onder bijvoeging van een afschrift van de beslissing waarbij de ambtshalve vermindering c.q. vernietiging van de aanslag aan belanghebbende wordt medegedeeld.

  • 4 Indien belanghebbende niet bereid is het beroepschrift onder de in lid 2 vermelde voorwaarde in te trekken deelt de inspecteur het gerechtshof, binnen de in § 3 bedoelde termijn, schriftelijk mee dat hij afziet van het inzenden van een verweerschrift omdat hij zich geheel met de door belanghebbende opgeworpen bezwaren kan verenigen.

  • 5 Voor de handelwijze met betrekking tot de vergoeding van proceskosten in geval van intrekking van het beroepschrift omdat de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de grieven van de indiener tegemoetgekomen is, wordt verwezen naar § 3.1 van het Uitvoeringsbesluit proceskosten fiscale procedures (boekwerk Belastingen Algemeen nr. 5.12.00)

  • 6 In gevallen waarbij het beroepschrift wordt ingetrokken zonder dat aan de bezwaren van belanghebbende wordt tegemoetgekomen, kan de inspecteur het griffierecht vergoeden. Het griffierecht wordt in beginsel vergoed, tenzij er sprake is van `lichtvaardig procederen' door belanghebbende.

    Voorbeelden waarbij tot vergoeding kan worden overgegaan:

    • -

      de inspecteur is te kort geschoten in zijn motiveringsplicht van de afwijzing van een overigens onjuist standpunt van de belastingplichtige;

    • -

      de belastingplichtige heeft een pleitbaar standpunt ingenomen;

    • -

      de belastingplichtige trekt het beroepschrift snel in zonder de inspecteur veel extra werk te bezorgen.

§ 5. (Termijn van inzending)

In gevallen waarin het niet mogelijk blijkt het verweerschrift in te zenden binnen de in artikel 8:42, eerste lid, Awb gestelde termijn van vier weken, kan de inspecteur het gerechtshof schriftelijk verzoeken om verlenging van deze termijn. De inspecteur maakt van deze mogelijkheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik onder vermelding van de omstandigheden die het tijdig inzenden van het verweerschrift verhinderen.

§ 6a. (Inhoud verweerschrift: over te leggen stukken)

  • 1 Het verweerschrift behoort een zelfstandige uiteenzetting te geven van de feiten en van de beschouwingen waartoe die feiten de inspecteur aanleiding geven, zodat ook zonder het overleggen van andere stukken de zienswijze van de inspecteur duidelijk en volledig tot uitdrukking komt.

  • 2 In het verweerschrift dienen in ieder geval de volgende punten te worden behandeld:

    • a. de ontvankelijkheid van het beroep;

    • b. een beknopt overzicht van de geschilpunten;

    • c. een omschrijving van de in het beroepschrift vervatte grieven en de zienswijze van de inspecteur met betrekking tot deze grieven;

    • d. de feiten die de algemene bewijsregels opzij zetten en een bijzondere bewijsregeling tot gevolg hebben en de motivering daarvan;

    • e. de conclusie van de inspecteur.

      Zo nodig worden subsidiaire verweren en subsidiaire conclusies in het verweerschrift opgenomen.

  • 3 De overgelegde stukken worden steeds in het verweerschrift vermeld. Tot de overgelegde stukken behoren in ieder geval:

    • a. een afschrift van de aangifte indien deze is gedaan (bij procedures betreffende de rechten van successie, schenking en overgang kan, indien de aangifte zeer omvangrijk is, worden volstaan met een uittreksel uit de aangifte betreffende de in geding zijnde onderdelen);

    • b. een kopie van de aanslag dan wel een gespecificeerde opgaaf van de aanslaggegevens;

    • c. een afschrift van het bezwaar-, verzoekschrift (in de gevallen dat dit van toepassing is);

    • d. een afschrift van de uitspraak dan wel een afschrift van de kennisgeving waarin de beslissing op het bezwaar- of verzoekschrift wordt gemotiveerd (in de gevallen dat dit van toepassing is).

  • 4 In het verweerschrift wordt zo min mogelijk verwezen naar niet gepubliceerde uitspraken. Indien de noodzaak tot verwijzing bestaat wordt een geanonimiseerd afschrift van de betreffende uitspraak bij het verweerschrift gevoegd.

§ 6b. (Geheimhouding)

Van de zijde van de belastingdienst wordt geen beroep gedaan op artikel 8:29, eerste lid, Awb, tenzij naar het oordeel van de belastingplichtige stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd omdat zij op de zaak betrekking hebben. De inspecteur dient de toepassing van artikel 8:29 Awb te melden aan het Ministerie van Financiën, Directie Bedrijfsvoering en Beleid Klantbehandeling Belastingdienst.

§ 7. (Wijze van inzending)

Inzending van het verweerschrift geschiedt met een begeleidende brief. De inzending wordt in het in § 2 genoemde bestand geregistreerd.

§ 8. (Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit)

Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift, blijft de inspecteur verplicht uitspraak te doen op het bezwaar. Het gerechtshof kan in dat geval bepalen dat Hoofdstuk VIII afdeling 2 van de AWR gedurende een door het gerechtshof te bepalen termijn van toepassing blijft.

§ 9. (Voorlopige voorziening)

Indien belanghebbende op grond van artikel 8:81 Awb het gerechtshof om het treffen van een voorlopige voorziening heeft verzocht, verstrekt de inspecteur binnen de door het gerechtshof gestelde termijn de op de zaak betrekking hebbende stukken.

Conclusies van dupliek

§ 10. (Inzending conclusies van dupliek)

Na ontvangst van het afschrift van de conclusie van repliek, zendt de inspecteur steeds, binnen de door het gerechtshof vastgestelde termijn, een conclusie van dupliek aan het gerechtshof.

§ 11. (Termijn van inzending)

In gevallen waarin het niet mogelijk blijkt de conclusie van dupliek in te zenden binnen de door het gerechtshof gestelde termijn, kan de inspecteur het gerechtshof schriftelijk om verlenging van deze termijn verzoeken. De inspecteur maakt van deze mogelijkheid slechts in uitzonderingsgevallen gebruik onder vermelding van de omstandigheden die het tijdig inzenden van de conclusie van dupliek verhinderen.

§ 12. (Inhoud conclusie van dupliek)

In de conclusie van dupliek worden in elk geval de in de conclusie van repliek naar voren gebrachte punten behandeld. Het is niet de bedoeling dat de conclusie van dupliek een doublure wordt van het verweerschrift. Zo nodig verwijst de inspecteur in de conclusie van dupliek naar bepaalde punten van het verweerschrift.

§ 13. (Wijze van inzending)

De inzending van de conclusie van dupliek geschiedt met een begeleidende brief en wordt vervolgens in het in § 2 genoemde bestand geregistreerd.

Verstrekken inlichtingen enz.

§ 14a. (Mondelinge beantwoording verzoek om inlichtingen enz.)

  • 1 Indien het gerechtshof, in het kader van het vooronderzoek op grond van artikel 8:44 Algemene wet bestuursrecht de inspecteur oproept om te worden gehoord, is de inspecteur verplicht aan deze oproep te voldoen.

  • 2 Indien de inspecteur door bijzondere omstandigheden aan de door het gerechtshof gedane oproep niet kan voldoen, verzoekt hij het gerechtshof schriftelijk onder vermelding van deze omstandigheden om een nieuwe datum vast te stellen.

§ 14b. (Schriftelijke beantwoording verzoek om inlichtingen enz.)

  • 1 Indien het gerechtshof in het kader van het vooronderzoek op grond van artikel 8:45 Algemene wet bestuursrecht de inspecteur verzoekt schriftelijk inlichtingen te geven, is de inspecteur verplicht hierop te antwoorden binnen de door het gerechtshof daartoe gestelde termijn. Is door het gerechtshof géén termijn gesteld dan dient het antwoord zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken te worden ingezonden.

  • 2 Heeft de griffier de inspecteur afschriften toegezonden van deskundigenrapporten of van tussen het gerechtshof enerzijds en belanghebbende of derden anderzijds gevoerde correspondentie, dan dient hij binnen de door het gerechtshof gestelde termijn schriftelijk hierover zijn mening te geven, dan wel mee te delen dat hij van de hem hiertoe geboden gelegenheid geen gebruik wenst te maken.

  • 3 Indien de inspecteur door bijzondere omstandigheden aan de door het gerechtshof gestelde termijnen niet kan voldoen, verzoekt hij het gerechtshof schriftelijk onder vermelding van deze omstandigheden, de termijn te verlengen.

Mondelinge behandeling

§ 15a. (Verwijzing en voeging)

  • 1 Zodra de inspecteur bekend wordt dat bij meer dan een gerechtshof beroep is ingesteld tegen eenzelfde voor beroep vatbare beschikking, stelt hij de betrokken gerechtshoven hiervan schriftelijk op de hoogte onder vermelding van de door die gerechtshoven aan die zaken toegekende kenmerken.

  • 2 Indien de aard van de zaak hiertoe aanleiding geeft kan de inspecteur na overleg met belanghebbende(n) aan het gerechtshof een voorstel doen voor verwijzing of voeging.

§ 15b. (Verschijnen ter zitting)

De inspecteur verschijnt ter zitting wanneer hij een oproeping voor de mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft ontvangen. Dit geldt ook indien de oproep betrekking heeft op de behandeling van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.

5c. (Bijstand)

Indien de inspecteur dit noodzakelijk acht, kan hij zich op een zitting van het gerechtshof door een andere ambtenaar van de Belastingdienst doen bijstaan. Bij voorkeur wordt hiertoe bij inzending van het verweerschrift reeds melding van gemaakt.

Ontvangen uitspraken, beschikkingen en processen-verbaal

§ 16a. (Korte aantekeningen inhoud/plaatsen van aantekeningen)

Na ontvangst van het afschrift van de uitspraak van het gerechtshof - waaronder de uitspraak in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep -, óf ingeval van mondelinge uitspraak, het afschrift van het proces-verbaal, wordt de inhoud daarvan in het kort vastgelegd in het in § 2 genoemde bestand. Op de originele afschriften mogen nimmer aantekeningen worden geplaatst. Ook het gebruik van markeerstiften is niet toegestaan.

§ 16b. (Publicatie (geanonimiseerde uitspraak)

  • 1 Indien een belanghebbende kenbaar maakt bezwaar te hebben tegen (geanonimiseerde) publicatie van een hofuitspraak c.q. een uitspraak van de Tariefcommissie, wordt hiervan melding gedaan aan de B/CKC, die vervolgens zorgdraagt voor verdere communicatie binnen de Belastingdienst.

  • 2 Belanghebbende wordt schriftelijk ervan in kennis gesteld dat het aanbeveling verdient zijn bezwaren tevens kenbaar te maken aan het gerechtshof respectievelijk de Tariefcommissie.

§ 17a. (Vervanging mondelinge door schriftelijke uitspraak)

  • 1 Wanneer de inspecteur van oordeel is dat een in afschrift ontvangen proces-verbaal van een mondelinge uitspraak aanleiding geeft tot het doen van een cassatievoorstel als bedoeld in § 19 hierna, verzoekt hij het gerechtshof schriftelijk de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

  • 2 Dit verzoek wordt gedaan binnen vier weken nadat het afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ter post is bezorgd dan wel zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kan worden.

  • 3 Het voor het vervangen van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke verschuldigde griffierecht, wordt zo spoedig mogelijk voldaan. In het geval de griffier op de verschuldigdheid van het griffierecht heeft gewezen wordt het in ieder geval binnen vier weken na de dag van verzending van die mededeling voldaan.

§ 17b. (Indiening verzetschrift)

  • 1 Wanneer de inspecteur van oordeel is dat een uitspraak, in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep, onjuist is, dient hij een verzetschrift in bij het gerechtshof. De inspecteur kan daarin verzoeken over zijn verzet te worden gehoord.

  • 2 Het verzetschrift wordt ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak ter post is bezorgd.

§ 18. (Behandeling verminderingen c.q. vernietigingen na onherroepelijk geworden uitspraak)

  • 1 Indien geen gronden tot cassatie aanwezig zijn, draagt de inspecteur zorg voor de uitvoering van de uitspraak, de beschikking of het proces-verbaal van het gerechtshof nadat deze kracht van gewijsde hebben verkregen.

  • 2 De uitspraken en processen-verbaal waarbij vermindering of ontheffing van belasting is verleend worden behandeld volgens de Instructie Debiteurenadministratie 1995.

§ 19. (Cassatievoorstel)

  • 1 Wanneer de inspecteur geheel of ten dele in het ongelijk is gesteld, beoordeelt hij steeds of een hem bij afschrift meegedeelde schriftelijke uitspraak schending van het recht inhoudt, dan wel dat is verzuimd op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen in acht te nemen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan:

    • -

      een uitspraak die principieel onjuist wordt geacht;

    • -

      - een uitspraak die strijdig is met bestaande jurisprudentie van de Hoge Raad;

    • -

      een uitspraak die strijdig is met opvattingen van bewindslieden van Financiën in de wetsgeschiedenis;

    • -

      een uitspraak die strijdig is met in de beleidssfeer uitgedragen opvattingen.

    Is naar zijn mening hiervan sprake, dan zendt hij het van de griffier ontvangen originele afschrift met een korte uiteenzetting van de gronden waarop zijn oordeel rust en onder overlegging van alle ter zake dienende bescheiden binnen tien dagen na de datum van ter post bezorging van het afschrift van de uitspraak, aan de directie RTB van het Ministerie van Financiën. Hij doet daarbij mededeling van de datum waarop het afschrift van de uitspraak ter post is bezorgd. Ook uitspraken waarbij de praktijk om meer duidelijkheid vraagt dan het gerechtshof voor soortgelijke gevallen heeft gegeven en uitspraken waarbij ter wille van de eenheid van recht de behoefte bestaat een beslissing in hoogste ressort te verkrijgen, kunnen worden ingezonden. Uitspraken die principieel juist worden geacht, feitelijk van aard zijn en niet onbegrijpelijk, dan wel de voor cassatie benodigde feitelijke grondslag missen, komen in beginsel niet voor cassatie in aanmerking.

  • 2 Tot de als bijlagen over te leggen bescheiden behoren in ieder geval:

    • a. de aangifte indien deze is gedaan (bij procedures betreffende de rechten van successie, schenking en overgang kan, indien de aangifte zeer omvangrijk is, worden volstaan met een uittreksel uit de aangifte betreffende de in geding zijnde onderdelen);

    • b. een kopie van de aanslag dan wel een gespecificeerde opgaaf van de aanslaggegevens;

    • c. het bezwaar- of verzoekschrift in de gevallen dat het van toepassing is;

    • d. het origineel van de van het gerechtshof ontvangen uitspraak dan wel de kennisgeving waarin de beslissing op het bezwaar- of verzoekschrift wordt gemotiveerd (in de gevallen dat dit van toepassing is).

    • e. het door de griffier tijdens de zitting opgestelde verslag (in de gevallen dat dit van toepassing is).

    • f. het beroepschrift;

    • g. het verweerschrift;

    • h. een eventuele conclusie van repliek;

    • i. een eventuele conclusie van dupliek;

    • j. de eventueel met het gerechtshof gevoerde correspondentie in de zin van § 14b van dit besluit;

    • k. een eventuele pleitnota en andere ter zitting overgelegde stukken;

    • l. een eventueel proces-verbaal van de mondelinge uitspraak;

    • m. (in geval van vereenvoudigde behandeling van het beroep:) het origineel van de van het gerechtshof ontvangen uitspraak, het verzetschrift en de uitspraak op het verzetschrift.

    • n. (ingeval het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit), een afschrift van het besluit en de gevoerde correspondentie.

    • o. een eventueel (openbaar gedeelte van een) controlerapport;

    • p. de bijlagen bij voornoemde geschriften, voor zover in deze paragraaf nog niet genoemd.

    De inspecteur kan indien daartoe de noodzaak aanwezig is kopieën in plaats van de originele bescheiden inzenden.

  • 3 De inspecteur deelt mee of de procedure is aangemeld bij de Belastingdienst/CKC

  • 4 Indien de inspecteur afziet van een voorstel tot cassatie wordt de bijbehorende motivering schriftelijk vastgelegd en overeenkomstig § 2, tweede lid, geregistreerd.

Beroepschrift in cassatie van belanghebbenden

§ 20. (Inzending advies inspecteur)

  • 1 Beroepschriften in cassatie door belanghebbenden ingediend, welke door het Ministerie van Financiën om advies aan de inspecteur zijn toegezonden, dienen onverwijld te worden behandeld.

  • 2 De inspecteur zendt na ontvangst van het verzoek om bericht en raad zijn advies onder overlegging van alle terzake dienende bescheiden, waaronder in ieder geval het van de griffier ontvangen originele afschrift van de uitspraak van het gerechtshof en de in § 19, lid 2, genoemde stukken, rechtstreeks aan de directie RTB van het Ministerie van Financiën. De inspecteur deelt daarbij tevens mee of de procedure is aangemeld bij B/CKC.

  • 3 De inspecteur bevordert dat het gevraagde advies met de daarbij overgelegde stukken in ieder geval binnen veertien dagen na dagtekening van het verzoek om bericht en raad weer bij het Ministerie van Financiën wordt terugbezorgd. Op het terug te zenden beroepschrift in cassatie van belanghebbende worden geen aantekeningen geplaatst, noch worden (delen van) teksten met pen of stift gemarkeerd.

§ 21. (Inhoud advies)

  • 1 Naar aanleiding van een om advies gezonden beroepschrift in cassatie behoeven geen uitvoerige rapporten te worden uitgebracht. Er kan worden volstaan met verwijzing naar de overgelegde stukken en met een korte mededeling van de mening van de inspecteur.

  • 2 Indien eenmaal beroep in cassatie is ingesteld, kan niet zonder overleg met de directie RTB van het Ministerie van Financiën alsnog een compromis worden gesloten als gevolg waarvan het beroep in cassatie zou moeten worden ingetrokken.

§ 22. (conclusie van repliek en dupliek)

  • 1 Belanghebbende kan op het verweerschrift in cassatie reageren met een conclusie van repliek, waarop de staatssecretaris kan reageren met een conclusie van dupliek. In verband hiermee worden de door de inspecteur ingezonden processtukken door de directie RTB van het Ministerie van Financiën na het indienen van het verweerschrift in cassatie achtergehouden.

  • 2 Op het verweerschrift van belanghebbende kan de staatssecretaris reageren met een conclusie van repliek. Hiertoe worden de processtukken die bij het cassatievoorstel waren gevoegd achtergehouden.

  • 3 Indien geen conclusie meer volgt dan wel de conclusie door de staatssecretaris is ingediend, zendt de directie RTB van het Ministerie van Financiën de processtukken terug aan de inspecteur. Indien de inspecteur daaraan voorafgaande behoefte heeft aan de processtukken, kan hij deze opvragen bij deze directie.

§ 23. (conclusie Advocaat-Generaal)

De directie RTB van het Ministerie van Financiën zendt een afschrift van een ontvangen conclusie van de Advocaat-Generaal en een afschrift van de reactie hierop aan de inspecteur en aan B/CKC.

Uitspraak Hoge Raad

§ 24. (Toezending uitspraak)

  • 1 De directie RTB van het Ministerie van Financiën zendt het afschrift van de uitspraak direct na ontvangst aan de inspecteur. Indien dit wenselijk wordt geacht, zendt de directie ook een afschrift aan het betreffende domein van B/CPP. Indien de procedure was aangemeld bij B/CKC, zorgt genoemde directie voor toezending van de vervolgprocesstukken.

  • 2 Na ontvangst van het door het Ministerie van Financiën toegezonden afschrift van de uitspraak van de Hoge Raad, wordt de inhoud van de uitspraak in het kort vastgelegd in het in § 2 genoemde bestand.

§ 25. (Uitvoering van de uitspraak)

  • 1 De inspecteur draagt ten spoedigste zorg voor de uitvoering van de uitspraak van de Hoge Raad c.q. de door de Hoge Raad bekrachtigde uitspraak van het gerechtshof.

  • 2 De uitspraken waarbij vermindering of ontheffing van belasting is verleend worden behandeld volgens de Instructie Debiteurenadministratie 1995.

Prejudiciële vragen

§ 26. (In te zenden stukken/Overleg)

De inspecteur zendt na ontvangst van een uitspraak, waarin het gerechtshof prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, onverwijld een afschrift van deze uitspraak en de overige processtukken (§ 19, lid 2) aan de directie RTB van het Ministerie van Financiën.

Indien het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zich richt tot de inspecteur, zendt deze onverwijld afschriften van de brieven (met eventuele bijlagen) van dit Hof aan de desbetreffende directie van het Ministerie van Financiën. Eerst na overleg met deze directie reageert de inspecteur op de brieven van dit Hof.

Toezending aan de Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling

§ 27. (Aanwijzing van de in te zenden uitspraken/Mede te zenden stukken/Nieuwe rechtsoverwegingen/Terugzending stukken)

Indien het gaat om een zaak van meer dan incidenteel belang, zendt de inspecteur aan het betreffende domein van B/CPP afschriften van uitspraken, processen-verbaal, cassatievoorstellen en eventuele andere gedingstukken. De domeinmanager van het betreffende domein van B/CPP kan desgewenst zijn visie aan de directie RTB van het Ministerie van Financiën doen toekomen.

Griffierecht

§ 28a. (Te hanteren werkwijze)

Bij vergoeding van het griffierecht wordt door de inspecteur de volgende werkwijze gehanteerd. Nadat de uitspraak van het gerechtshof of van de Tariefcommissie of de uitspraak van de Hoge Raad, dan wel het bericht van intrekking van het beroepschrift is ontvangen, waarbij tevens melding wordt gemaakt van het door of namens de belanghebbende gestorte griffierecht, stelt de inspecteur de belanghebbende c.q. diens gemachtigde in kennis van de beslissing om het griffierecht te vergoeden. Deze kennisgeving is niet voor bezwaar en beroep vatbaar. Een kopie hiervan bewaart de inspecteur bij de stukken.

§ 28b. (Verrekening/vergoeding griffierecht)

  • 1 Het bedrag van de vergoeding kan met openstaande of oninbaar geleden aanslagen worden verrekend. De verrekening vindt plaats bij beschikking. Deze wordt belanghebbende bekend gemaakt in een kennisgeving als bedoeld in de Leidraad Invorderingwet 1990, artikel 24, paragraaf 1, lid 12. Zie tevens het Uitvoeringsbesluit Proceskosten Fiscale Procedures, § 5.1.3 (boekwerk Belastingen Algemeen nr. 5.12. 00).

  • 2 Een uit te betalen bedrag wordt afgewikkeld overeenkomstig de hoofdstukken 9 en 10 van de Instructie Kasbeheer. De vergoedingen van griffierechten worden ten laste gebracht van de werkbudgetregel 3841 `griffierechten' van het landelijk budgetprogramma BSB/FBS.

Proceskosten

§ 29a. (Veroordeling Belastingdienst)

Indien de inspecteur door het gerechtshof of door de Tariefcommissie in de proceskosten is veroordeeld, dan wel indien de staatssecretaris door de Hoge Raad in de proceskosten is veroordeeld, zorgt de inspecteur voor vergoeding van de kosten. Het bepaalde in § 5.1 van het Uitvoeringsbesluit Proceskosten Fiscale Procedures (boekwerk Belastingen Algemeen nr. 5.12.00).

§ 29b. (Veroordeling belanghebbende)

Indien belanghebbende in de kosten is veroordeeld door hetzij het gerechtshof, hetzij de Tariefcommissie, hetzij de Hoge Raad, handelt de inspecteur als bepaald in § 5.2 van de mededeling over het Uitvoeringsbesluit Proceskosten Fiscale Procedures (boekwerk Belastingen Algemeen, nr. 5.12.00).

§ 29c. (Schadevergoeding, kosten bezwaarfase)

Volgens de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechters kan een verzoek om schadevergoeding geen betrekking hebben op de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarschriftprocedure, behoudens in bijzondere gevallen. Deze worden omschreven als de gevallen waarin het primaire besluit een zo ernstig gebrek vertoont dat gezegd kan worden dat het bestuursorgaan tegen beter weten in een onjuist besluit heeft genomen. Volgens de jurisprudentie van de burgerlijke rechter (HR 17 december 1999, NJ 2000, 87) geldt dat indien een beschikking van de belastingdienst is te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de belastingplichtige die aan de belastingdienst kan worden toegerekend, de belastingdienst verplicht is de terzake door de belastingplichtige in de bezwaarfase gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Verzoeken van belastingplichtigen om de door hen in de bezwaarfase gemaakte kosten te vergoeden, worden behandeld met inachtneming van het besluit van 10 juni 1998, nr. AFZ98/1467M, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 mei 2000, nr. BOB 2000/658M (Infobuletin 2000, editie 16).

Overgangs- en slotbepalingen

§ 30. (Inwerkingtreding / Citeertitel)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en kan worden aangehaald als `Besluit Beroep in Belastingzaken 2000'.