Uitvoeringsbesluit Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs

[Regeling vervallen per 01-08-2006.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2004 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 20-12-2000 t/m 31-07-2006

Besluit van 12 oktober 2000, houdende vaststelling van voorschriften ter uitvoering van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs (Uitvoeringsbesluit Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 6 juli 2000, nr. WJZ/2000/24863 (3735), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J. Adelmund, en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 4, derde lid, onder b, 7, tweede lid, en 8, eerste en tweede lid, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 27 juli 2000, nr. WO5.00 0267/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 6 oktober 2000, nr. WJZ/2000/33431 (3735), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K.Y.I.J. Adelmund, en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Aanwijzing onderwijs in beroepsgerichte vakken

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 2. Aanwijzing onderwijs in beroepsgerichte vakken

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De beroepsgerichte vakken, bedoeld in artikel 4, derde lid, onder b, van de wet zijn de volgende in artikel 26h van het Inrichtingsbesluit W.V.O. genoemde vakken:

  • a. bouwtechniek,

  • b. metaaltechniek,

  • c. elektrotechniek,

  • d. voertuigentechniek,

  • e. installatietechniek, en

  • f. consumptieve techniek.

Paragraaf 3. Hoogte bijdragen t.b.v. geschiktheidsonderzoek, afgifte geschiktheidsverklaring en afgifte getuigschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 3. Hoogte bijdragen t.b.v. geschikheidsonderzoek, afgifte geschikheidsverklaring en afgifte getuigschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bijdrage die het instellingsbestuur ingevolge artikel 7, tweede lid, van de wet kan verlangen, bedraagt ten hoogste:

  • a. f 2500 voor zover het betreft het geschiktheidsonderzoek en de afgifte van de geschiktheidsverklaring;

  • b. f 250 voor zover het betreft de afgifte van het getuigschrift.

Paragraaf 4. Het geschiktheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 4. Aanvraag geschikheidsonderzoek en vaststelling geschiktheidsoordeel

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 Aanvragen voor het geschiktheidsonderzoek worden gericht aan het bestuur van een instelling. Tenzij het instellingsbestuur en de aanvrager anders overeenkomen, vangt het geschiktheidsonderzoek aan binnen 2 maanden na ontvangst van de aanvraag en vindt het assessment plaats binnen 3 maanden na ontvangst van de aanvraag. Het geschiktheidsoordeel wordt gegeven en de geschiktheidsverklaring wordt afgegeven binnen twee weken na afsluiting van het assessment.

  • 2 Het instellingsbestuur stelt degenen die bij een geschiktheidsonderzoek zijn betrokken, tijdig op de hoogte van de inhoudelijke criteria van het geschiktheidsonderzoek, en van de gang van zaken bij dat onderzoek.

Artikel 5. Beoordeling opleiding en maatschappelijke of beroepservaring

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 De beoordeling of de gevolgde opleiding en de maatschappelijke of beroepservaring in onderlinge samenhang bezien van voldoende belang zijn in verhouding tot de door betrokkene beoogde werkzaamheden aan een school, geschiedt:

    • a. aan de hand van door betrokkene overgelegde diploma's, getuigschriften en andere bewijsstukken van gevolgd onderwijs als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet, en van ander gevolgd onderwijs, alsmede aan de hand van een onderhoud met betrokkene,

    • b. aan de hand van door betrokkene overgelegde bewijsstukken omtrent maatschappelijke activiteiten of beroepservaring, en

    • c. voor zover van toepassing, door betrokkene overgelegde referenties.

  • 2 Betrokkene overlegt bij indiening van de aanvraag voor het geschiktheidsonderzoek de in het eerste lid bedoelde bescheiden en zet daarbij op een door het instellingsbestuur voor te schrijven wijze uiteen, op welke gronden de activiteiten waarop deze bescheiden betrekking hebben, naar zijn oordeel van voldoende belang zijn in verhouding tot de beoogde werkzaamheden.

  • 3 Indien betrokkene werkzaamheden in het voortgezet onderwijs beoogt, blijkt uit de aanvraag dat betrokkene over kennis, inzicht en vaardigheden beschikt in een vak dat relevant is in relatie tot die werkzaamheden.

Artikel 6. Criteria assessment

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 De vaststelling, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de wet, vindt plaats door beoordeling van die kennis, dat inzicht en die vaardigheden op het terrein van:

    • a. het handelen in het onderwijsleerproces,

    • b. het algemeen professioneel handelen, en

    • c. het werken binnen een organisatie.

    Tevens omvat deze vaststelling beoordeling van kennis van het onderwijs.

  • 2 Indien het betreft het geven van basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, omvat de in het eerste lid bedoelde vaststelling tevens beoordeling van de beroepshouding.

  • 3 De in het eerste lid, aanhef en onder a, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of betrokkene in voldoende mate beschikt over:

    • a. het vermogen tot het begeleiden van leerlingen in hun leerproces,

    • b. het vermogen tot het presenteren van informatie,

    • c. het vermogen tot omgaan met een groep, klassenorganisatie en groepsmanagement.

  • 4 De in het eerste lid, aanhef en onder b, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of betrokkene in voldoende mate beschikt over:

    • a. het vermogen tot reflectie en het nemen van initiatief,

    • b. het vermogen tot ontwikkeling van eigen professionele deskundigheid, en

    • c. vakdeskundigheid.

  • 5 De in het vierde lid onder c bedoelde vakdeskundigheid omvat in het bijzonder taal en rekenen/wiskunde voor zover het betreft het geven van basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.

  • 6 De in het eerste lid, aanhef en onder c, bedoelde beoordeling omvat de vaststelling of betrokkene in voldoende mate beschikt over het vermogen om met anderen samen te werken in een team of sectie.

  • 7 De vaststelling, bedoeld in het derde, vierde en zesde lid, omvat tevens vaststelling van de terreinen waarop scholing en begeleiding als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder c, van de wet moeten zijn gericht, alsmede van de mate van scholing en begeleiding.

Artikel 7. Wijze van uitvoering assessment

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Het assessment berust mede op bevindingen uit praktijkopdrachten, waaronder opdrachten waaruit het gedrag blijkt in authentieke situaties. Tevens omvat het assessment één of meer gestructureerde gesprekken met betrokkene, waaronder ten minste een gesprek over de in de eerste volzin bedoelde bevindingen.

Artikel 8. Kwaliteitswaarborging geschikheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Ter waarborging van de kwaliteit van het geschiktheidsonderzoek draagt het instellingsbestuur er in elk geval zorg voor dat de in artikel 4, vijfde lid, van de wet bedoelde personen die dit onderzoek afnemen, daarvoor voldoende geschikt zijn en onafhankelijk van hun eventuele overige werkzaamheden in dienst van of ten behoeve van die instelling, tot een professioneel oordeel kunnen komen. Het instellingsbestuur stelt de inrichting van het geschiktheidsonderzoek vast, draagt in dat verband zorg voor een duidelijke positie van de aanvrager in het geschiktheidsonderzoek en ziet toe op een zodanige verslaglegging over dat onderzoek dat daaruit in elk geval een deugdelijke motivering van het oordeel over de onderzoekresultaten blijkt.

Paragraaf 5. Scholing en begeleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 9. Waarborgen kwaliteit scholing en begeleiding

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 De noodzakelijk geoordeelde scholing geschiedt uitsluitend door of onder verantwoordelijkheid van personen die bevoegd zijn tot het verzorgen van onderwijs aan initiële lerarenopleidingen in het hoger onderwijs. Bij het verzorgen van de scholing wordt deze inhoudelijk steeds afgestemd op de vorderingen bij de werkzaamheden van betrokkene aan de school.

  • 2 Bij de noodzakelijk geoordeelde begeleiding is in elk geval betrokken een leraar die bevoegd is tot het verzorgen van de werkzaamheden die betrokkene aan de school verricht, met dien verstande dat indien het betreft het voortgezet onderwijs, de leraar bevoegd dient te zijn voor het vak dat betrokkene aan de school verzorgt.

Paragraaf 6. Bekwaamheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 10. Inrichting van bekwaamheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 Het bekwaamheidsonderzoek omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de betrokkene, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dit onderzoek. Het bekwaamheidsonderzoek richt zich in het bijzonder op kennis, inzicht en vaardigheden die betrokkene blijkens de beoordeling, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder c, van de wet, zoals uitgewerkt in de overeenkomst, bedoeld in artikel 5 van de wet, nog behoorde te verwerven.

  • 2 Het bekwaamheidsonderzoek is zodanig ingericht dat daarvan in ieder geval deel uitmaakt een, zonodig in tijd gespreide, beoordeling van het functioneren in de praktijk op die onderdelen waarop scholing en begeleiding noodzakelijk zijn geacht. Bij die beoordeling is in ieder geval personeel betrokken dat daartoe door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen.

Artikel 11. Waarborgen kwaliteit bekwaamheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Ter waarborging van de kwaliteit van het bekwaamheidsonderzoek draagt het instellingsbestuur er in elk geval zorg voor dat de personen die dit onderzoek afnemen, daarvoor voldoende geschikt zijn. Artikel 7.12, derde lid, tweede volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is van overeenkomstige toepassing. Het instellingsbestuur stelt de inrichting van het bekwaamheidsonderzoek vast, draagt in dat verband zorg voor een duidelijke positie van de aanvrager in het bekwaamheidsonderzoek en ziet toe op een zodanige verslaglegging over dat onderzoek dat daaruit in elk geval een deugdelijke motivering van het oordeel over de onderzoekresultaten blijkt.

Artikel 12. Procedure aanvraag bekwaamheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Degene die zich wil onderwerpen aan een bekwaamheidsonderzoek, dient daartoe een aanvraag in bij het instellingsbestuur.

Artikel 13. Herkansing bekwaamheidsonderzoek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De periode van scholing en begeleiding wordt zodanig ingericht dat daarin voor betrokkene in elk geval tweemaal de gelegenheid bestaat het bekwaamheidsonderzoek te ondergaan.

Artikel 14. Procedure afgifte getuigschrift

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Aan degene die met gunstig gevolg heeft deelgenomen aan het bekwaamheidsonderzoek, verstrekt de daarvoor in aanmerking komende examencommissie van de instelling voor hoger onderwijs binnen twee weken nadat het onderzoek is afgesloten het getuigschrift, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de wet.

Paragraaf 7. Zelfde werkzaamheden bij twee of meer bevoegde gezagsorganen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 15. Zelfde werkzaamheden bij twee of meer bevoegde gezagsorganen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Voor zover betrokkene de werkzaamheden ten aanzien waarvan hem een geschiktheidsverklaring is verstrekt, gelijktijdig verricht bij twee of meer bevoegde gezagsorganen, dragen deze bevoegde gezagsorganen er zorg voor dat de overeenkomsten, bedoeld in artikel 5 van de wet, waarbij zij ten aanzien van betrokkene partij zijn, op elkaar worden afgestemd. Zonodig wordt een al gesloten overeenkomst daartoe gewijzigd.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Artikel 16. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal en gedurende die termijn niet door of namens een van beide kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die artikelen geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Artikel 17. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 oktober 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven eenendertigste oktober 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals