Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en
enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de deelneming van de Staat
der Nederlanden en van de publieke omroepen in de naamloze vennootschap Nederlandsche
Omroep-Zender-Maatschappij, «NOZEMA», te beëindigen;
dat het mede uit dien hoofde wenselijk is dat de structuur van de naamloze vennootschap
Nederlandsche Omroep-Zender-Maatschappij, «NOZEMA» wordt omgevormd tot een naamloze
vennootschap als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
dat het derhalve wenselijk is de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: