2. De keuze om meer te werken
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Het ruilen van tijd en geld is een van de belangrijkste elementen van een model met
meer keuzevrijheid. De ambtenaar kan ervoor kiezen om meer uren te gaan werken dan
het aantal uren waarvoor hij is aangesteld in ruil voor een bepaalde vergoeding. Het
aantal extra te werken uren voor een voltijder is beperkt tot maximaal 100 uur per
kalenderjaar. Voor een deeltijder geldt een naar evenredigheid vastgesteld lager aantal
uren als maximum. Indien een ambtenaar in een bepaald kalenderjaar extra uren wenst
te werken dient hij daartoe een aanvraag in. Het bevoegd gezag beoordeelt vervolgens
of een zwaarwegend dienstbelang zich niet verzet tegen de toewijzing van de aanvraag.
Voor de beoordeling of zwaarwegende dienstbelangen zich tegen de toewijzing van de
aanvraag verzetten is aangesloten bij de criteria die in de Wet aanpassing arbeidsduur zijn neergelegd.
Dit houdt in dat er in ieder geval sprake is van een zwaarwegend dienstbelang als
het meer uren gaan werken leidt tot ernstige problemen:
-
• van financiële of organisatorische aard;
-
• wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk, of
-
• omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.
Het betreft hier overigens uitdrukkelijk een niet-limitatieve opsomming. Ook andere
economische, technische of operationele belangen die ernstig worden geschaad bij honorering
van de aanvraag, kunnen reden zijn het verzoek af te wijzen.
Als zwaarwegende dienstbelangen die zich verzetten tegen toewijzing van de aanvraag
kunnen eveneens worden aangemerkt:
-
• het feit dat het meer uren gaan werken voor de desbetreffende ambtenaar schadelijk
zou zijn voor zijn gezondheid;
-
• de situatie dat de ambtenaar onvoldoende functioneert. Van groot belang is dan dat
het bevoegd gezag de ambtenaar zeer tijdig van zijn ontevredenheid over het functioneren
op de hoogte heeft gesteld en een behoorlijk gedocumenteerd personeelsdossier heeft
bijgehouden. De ambtenaar kan niet pas bij de behandeling van zijn aanvraag van zijn
onvoldoende functioneren op de hoogte worden gebracht.
Voor de extra te werken uren wordt een vergoeding toegekend, berekend op basis van
het uursalaris van de ambtenaar op de door het bevoegde gezag bepaalde datum waarop
de aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend. Deze vergoeding wordt niet aangemerkt
als salaris of bezoldiging en telt derhalve niet mee voor zaken als de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering. Het bevoegd gezag bepaalt de wijze van uitbetaling, bijvoorbeeld
eenmalig of maandelijks.
Daarnaast blijft de formele arbeidsduur van de ambtenaar gehandhaafd. Dit brengt met
zich mee dat de rechtspositionele aanspraken die behoren bij de arbeidsduur van de
ambtenaar blijven gehandhaafd. Het betreft dan zaken als de berekeningsbasis voor
het aantal vakantie-uren, de berekeningsbasis voor het aantal uren ouderschapsverlof
en de tegemoetkoming in de ziektekosten.
De ambtenaar die gebruik maakt van de PAS, de ambtenaar die ouderschapsverlof geniet,
de ambtenaar die buitengewoon verlof van lange duur geniet en de ambtenaar die gedeeltelijk
met FPU is gegaan, zijn uitgesloten van de keuzemogelijkheid om meer uren te gaan
werken. De reden daarvoor is dat er in deze gevallen reeds bewust voor gekozen is
om minder te gaan werken en het dan ook niet past om de mogelijkheid te bieden om
meer te gaan werken. Daarnaast zou door het bieden van deze keuzemogelijkheid in bovengenoemde
situaties de doelstellingen van PAS, FPU, langdurig verlof en ouderschapsverlof al
te zeer worden ondergraven.
Verder zal in de praktijk de ambtenaar die volledig arbeidsongeschikt is uitgesloten
zijn van de keuze om meer te werken. Voor de ambtenaar die gedeeltelijk arbeidsongeschikt
is zal het meer uren werken gevolgen kunnen hebben voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
Indien hij een herplaatsingstoelage geniet zal het meer uren werken tevens gevolgen
hebben voor de hoogte van de herplaatsingstoelage.
Het tijdelijk meer uren gaan werken heeft geen negatieve gevolgen voor de sociale
zekerheid van de ambtenaar. De vergoeding voor de meer gewerkte uren wordt bij de
bepaling van het dagloon in het kader van de WAO en WW meegenomen. Het WAO- en WW-dagloon
wordt vastgesteld door het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen te berekenen dat de uitkeringsgerechtigde in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan
het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid i.c. de eerste ziektedag of zijn werkloosheid
heeft genoten in zijn beroep.
Daarnaast leidt het tot een verhoging van het premieloon en derhalve tot een hogere
premieheffing.
Verder heeft het tijdelijk meer uren gaan werken geen gevolgen voor het pensioen.
Zo wordt de vergoeding niet aangemerkt als salaris of bezoldiging. Daarnaast is er
sprake is van een tijdelijke situatie, verandert de omvang van het dienstverband niet
en zijn er aan het meer uren werken geen pensioengevolgen beoogd.
Voor de werkgever kan het tijdelijk meer uren werken gevolgen hebben in die situaties
waarin de werkgever op de aan de belastingdienst af te dragen loonbelasting en premies
volksverzekeringen een korting kan toepassen. Wanneer en onder welke voorwaarden deze
zogenaamde afdrachtkorting kan worden toegepast is geregeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen (Stb. 1995, 635). Deze gevolgen zullen zich vooral voordoen in het kader van de afdrachtkorting
lage lonen en de afdrachtkorting langdurig werklozen waarbij als voorwaarde een bepaalde
loongrens wordt gehanteerd. Het tijdelijk meer uren werken kan leiden tot een overschrijding
van deze grens met als gevolg dat geen afdrachtkorting kan worden toegepast.
Het tijdelijk meer uren werken heeft gevolgen voor de toegekende subsidie in het kader
van de regeling in- en doorstroombanen langdurig werklozen indien daardoor de geldende
maximale beloningsgrens wordt overschreden (zie Besluit in- en doorstroombanen, Stb. 1999, 591).