Meldingsbesluit Wbp

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2004 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-08-2002 t/m 20-04-2006

Besluit van 7 mei 2001, houdende nadere regels over de wijze waarop de melding, bedoeld in artikel 27 of 28 van de Wet bescherming persoonsgegevens, dient te geschieden (Meldingsbesluit Wbp)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 januari 2001, 5075636/01/6;

Gelet op artikel 28, vijfde lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens;

De Raad van State gehoord (advies van 22 maart 2001, nr. W03.01.0051/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 27 april 2001, nr. 5095179/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

De melding, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de wet, geschiedt door of namens de verantwoordelijke, dan wel door of namens elk van de betrokken verantwoordelijken.

Artikel 3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De melding, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de wet, die wordt gedaan bij het College, dient te geschieden door verstrekking van de vereiste inlichtingen:

  • a. op een daartoe bestemd formulier dat door Onze Minister is vastgesteld;

  • b. op een andere informatiedrager die voldoet aan door Onze Minister vastgestelde eisen, dan wel

  • c. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]

Terugwerkende kracht

Stb. 2006, 196, datum inwerkingtreding 21-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2002.

De melding, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de wet, die wordt gedaan bij het College, dient te geschieden door verstrekking van de vereiste inlichtingen:

  • a. op een daartoe bestemd formulier dat door Onze Minister is vastgesteld;

  • b. op een andere informatiedrager die voldoet aan door Onze Minister vastgestelde eisen, dan wel

  • c. op elektronische wijze met inachtneming van door Onze Minister vastgestelde regels.

Artikel 4

De melding, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de wet, die wordt gedaan bij een functionaris, kan geschieden met gebruikmaking van een formulier als bedoeld in artikel 3, onder a, dan wel op andere passende wijze.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet bescherming persoonsgegevens in werking treedt. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop onderdeel c van artikel 3 in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 mei 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de eenendertigste mei 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals