3. Het door de IB-Groep gevoerde beleid
[Regeling vervallen per 01-08-2005]
Uit het systeem van de WHW en met name uit het bepaalde in de artikelen 7.20 en 7.23 in onderlinge samenhang bezien, moet worden afgeleid dat van een op grond van een
examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs verkregen
titel slechts kan worden gesproken, ingeval die titel bij of krachtens enige wettelijke
bepaling van het betreffende land is verbonden aan (het met goed gevolg afleggen van)
een examen als hiervoor bedoeld.
Hier te lande is het slechts mogelijk de uit de WHW gebruikte academische titulatuur te voeren indien een opleiding is gevolgd die voldoet
aan de criteria zoals genoemd in de WHW. De opleiding dient m.a.w. gevolgd te zijn aan een in de WHW opgenomen dan wel op grond van de WHW aangewezen instelling van hoger onderwijs.
Op grond hiervan hanteert de IB-Groep als uitgangspunt dat slechts van een gelijkwaardige
opleiding sprake kan zijn, indien de desbetreffende buitenlandse opleiding aldaar
door de rijksoverheid is erkend. Een privaatrechtelijke erkenning kan in landen waar
deze overheidserkenning bestaat niet op één lijn worden gesteld met erkenning van
overheidswege. Daar waar sprake is van een federale staatsvorm, dient de opleiding
op federaal niveau erkend te zijn. In landen waar geen enkele vorm van overheidserkenning
van het onderwijs aanwezig is, kan de volgens de in dat land geëigende c.q. meest
gangbare wijze van erkenning gelijkwaardig geacht worden aan overheidserkenning.
Ter invulling van de beoordelings- en beleidsvrijheid die de IB-Groep op grond van
voornoemd artikel toekomt, wordt als vaste gedragslijn gehanteerd dat de gelijkwaardigheid
van een opleiding aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs
wordt vastgesteld aan de hand van het eindniveau van de opleiding, met als weegfactoren
de vooropleidingvereisten, de nominale studieduur en de nominale studieomvang. Of
er sprake is van een overeenkomstige opleiding wordt beantwoord aan de hand van de
vraag of voor de buitenlandse opleiding een soortgelijke Nederlandse opleiding bestaat,
blijkend uit de bestudeerde vakken, de aanwezigheid van een stage- en/of thesisverplichting,
het opleidingskarakter en de opleidingsdoelstelling.
Met betrekking tot een verzoek om Nederlandse academische titulatuur op grond van
een in het Angelsaksisch onderwijsstelsel behaalde Mastergraad hanteert de IB-Groep
bovendien als vast beleid dat – om te kunnen spreken van een gelijkwaardige en overeenkomstige
opleiding – de Mastergraad moet zijn behaald na een Bachelorgraad en de Bachelorgraad
en de Mastergraad beide het niveau en de inhoud moeten hebben van een wetenschappelijke
opleiding in Nederland en dat beide opleidingen in dezelfde discipline moeten zijn
gevolgd.