De norm voor de arbeidsduur blijft gehandhaafd op gemiddeld 36 uur per week bij een
volledige betrekking. Afgesproken is echter dat met ingang van 1 april 2002 op verzoek
van de ambtenaar diens individuele arbeidsduur structureel kan worden verhoogd in
hele uren tot maximaal gemiddeld 40 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen
verzet. Een en ander zal worden vormgegeven door de introductie van het begrip 'arbeidsduurfactor'.
Dit is een breuk waarvan de teller de individuele arbeidsduur is en de noemer 36 is.
Het aantal te werken uren op jaarbasis gebaseerd op een volledige betrekking van gemiddeld
36 uur per week wordt met de arbeidsduurfactor vermenigvuldigd, waarna zonodig afronding
op hele uren naar boven plaatsvindt.
Dit leidt voor de vier mogelijkheden tot de volgende arbeidsduurfactoren:
-
- bij 37 uur: 37/36,
-
- bij 38 uur: 38/36,
-
- bij 39 uur: 39/36,
-
- bij 40 uur: 40/36.
Deze mogelijkheid van structurele verhoging van de individuele arbeidsduur komt naast
de bestaande mogelijkheid om in het kader van IKAP voor de duur van een jaar de arbeidsduur
met maximaal 100 uur op jaarbasis te verhogen. Er geldt echter wel een maximum. Structurele
verhoging van de individuele arbeidsduur gecombineerd met het in enig jaar meer uren
werken op grond van IKAP mag er niet toe leiden dat er in dat jaar een werkweek ontstaat
van meer dan gemiddeld 40 uur.
Een voorbeeld ten aanzien van het kalenderjaar 2001:
Er zijn in dat jaar 254 werkdagen. Voor een voltijdwerker bedraagt de arbeidsduur
op jaarbasis derhalve 254 * 7,2 = (afgerond) 1829 uur.
Bij een structurele arbeidsduurverlenging tot 40 uur wordt het aantal te werken uren
op jaarbasis: 254 * 7,2 uur * 40/36 = 2032 uur. Er is geen ruimte voor een tijdelijke
uitbreiding van de arbeidsduur in het kader van IKAP.
Bij een structurele arbeidsduurverlenging tot 39 uur wordt het aantal te werken uren
op jaar basis: 254 * 7,2 uur * 39/36 = 1981,2 uur (afgerond 1982). In deze situatie
kan een tijdelijke uitbreiding van de arbeidsduur op grond van IKAP plaatsvinden van
maximaal 2032 minus 1982 = 50 uur.
Voor wat betreft een tijdelijke vermindering van de arbeidsduur op grond van IKAP
geldt dat een aanvraag daartoe niet kan worden ingediend door de ambtenaar van wie
de individuele arbeidsduur op meer dan gemiddeld 36 uur is vastgesteld. Evenmin kan
deze ambtenaar gebruik maken van de PAS-regeling. In beide gevallen zal eerst de structurele
individuele arbeidsduur op aanvraag van de desbetreffende ambtenaar moeten worden
teruggebracht tot ten hoogste gemiddeld 36 uur per week.
Geen aanvraag kan worden ingediend door de ambtenaar die gebruik maakt van de PAS-regeling,
buitengewoon verlof van lange duur geniet, gedeeltelijk ontslag is verleend in verband
met een flexibel vervroegd uittreden en indien de ambtenaar arbeidsgehandicapt is
in de zin van artikel 2 van de Wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten bij wie een verminderde arbeidsprestatie is vastgesteld.
Een structurele verhoging van de individuele arbeidsduur werkt door naar de overige
arbeidsduurgerelateerde aanspraken met uitzondering van de tegemoetkoming op grond
van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het nominaal deel van de eindejaarsuitkering. Eenzelfde doorwerking geldt ook
voor pensioenen en aanspraken (bovenwettelijke) sociale zekerheid. In voorbereiding
is een wijziging van het pensioen- en het fpu-reglement waarbij een deeltijdfactor
groter dan één mogelijk wordt gemaakt. Dit leidt dan in de systematiek van het pensioenreglement
tot een evenredige verhoging van het pensioen over de periode waarin de hogere deeltijdfactor
van toepassing is. Ook de verschuldigde premie en de franchise worden evenredig verhoogd.
In een afzonderlijke circulaire zal ik begin 2002 nader ingaan op een aantal overige
aspecten.